Об интеллектуальной собственности Обучение в области ИС Обеспечение уважения интеллектуальной собственности Информационно-просветительская работа в области ИС ИС для ИС и ИС в области Информация о патентах и технологиях Информация о товарных знаках Информация о промышленных образцах Информация о географических указаниях Информация о новых сортах растений (UPOV) Законы, договоры и судебные решения в области ИС Ресурсы в области ИС Отчеты в области ИС Патентная охрана Охрана товарных знаков Охрана промышленных образцов Охрана географических указаний Охрана новых сортов растений (UPOV) Разрешение споров в области ИС Деловые решения для ведомств ИС Оплата услуг в области ИС Органы по ведению переговоров и директивные органы Сотрудничество в целях развития Поддержка инновационной деятельности Государственно-частные партнерства Инструменты и сервисы на базе ИИ Организация Работа с ВОИС Подотчетность Патенты Товарные знаки Промышленные образцы Географические указания Авторское право Коммерческая тайна Академия ВОИС Практикумы и семинары Защита прав ИС WIPO ALERT Информационно-просветительская работа Международный день ИС Журнал ВОИС Тематические исследования и истории успеха Новости ИС Премии ВОИС Бизнеса Университетов Коренных народов Судебных органов Генетические ресурсы, традиционные знания и традиционные выражения культуры Экономика Гендерное равенство Глобальное здравоохранение Изменение климата Политика в области конкуренции Цели в области устойчивого развития Передовых технологий Мобильных приложений Спорта Туризма PATENTSCOPE Патентная аналитика Международная патентная классификация ARDI – исследования в интересах инноваций ASPI – специализированная патентная информация Глобальная база данных по брендам Madrid Monitor База данных Article 6ter Express Ниццкая классификация Венская классификация Глобальная база данных по образцам Бюллетень международных образцов База данных Hague Express Локарнская классификация База данных Lisbon Express Глобальная база данных по ГУ База данных о сортах растений PLUTO База данных GENIE Договоры, административные функции которых выполняет ВОИС WIPO Lex – законы, договоры и судебные решения в области ИС Стандарты ВОИС Статистика в области ИС WIPO Pearl (терминология) Публикации ВОИС Страновые справки по ИС Центр знаний ВОИС Серия публикаций ВОИС «Тенденции в области технологий» Глобальный инновационный индекс Доклад о положении в области интеллектуальной собственности в мире PCT – международная патентная система Портал ePCT Будапештская система – международная система депонирования микроорганизмов Мадридская система – международная система товарных знаков Портал eMadrid Cтатья 6ter (гербы, флаги, эмблемы) Гаагская система – система международной регистрации образцов Портал eHague Лиссабонская система – международная система географических указаний Портал eLisbon UPOV PRISMA UPOV e-PVP Administration UPOV e-PVP DUS Exchange Посредничество Арбитраж Вынесение экспертных заключений Споры по доменным именам Система централизованного доступа к результатам поиска и экспертизы (CASE) Служба цифрового доступа (DAS) WIPO Pay Текущий счет в ВОИС Ассамблеи ВОИС Постоянные комитеты График заседаний Официальные документы ВОИС Повестка дня в области развития Техническая помощь Учебные заведения в области ИС Поддержка в связи с COVID-19 Национальные стратегии в области ИС Помощь в вопросах политики и законодательной деятельности Центр сотрудничества Центры поддержки технологий и инноваций (ЦПТИ) Передача технологий Программа содействия изобретателям (IAP) WIPO GREEN PAT-INFORMED ВОИС Консорциум доступных книг Консорциум «ВОИС для авторов» WIPO ALERT WIPO Translate для перевода Система для распознавания речи Помощник по классификации Государства-члены Наблюдатели Генеральный директор Деятельность в разбивке по подразделениям Внешние бюро Вакансии Закупки Результаты и бюджет Финансовая отчетность Надзор
Arabic English Spanish French Russian Chinese
Законы Договоры Решения Просмотреть по юрисдикции

Бельгия

BE209

Назад

Gerechtelijk Wetboek van 10 Oktober 1967 (bijgewerkt van 31 december 2018 tot 14 augustus 2019)

 GERECHTELIJK WETBOEK - Deel III : BEVOEGDHEID. (art. 556 tot 663) (bijgewerkt op 14 augustus 2019)

Titel

10 OKTOBER 1967. - GERECHTELIJK WETBOEK - Deel III: BEVOEGDHEID. (art. 556 tot 663) (NOTA: art. 577,594,627,628 gewijzigd in de toekomst door W 2019-03-10/03,art. 4- 7;Inwerkingtreding: 01-01-2020) (NOTA: Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-02-1985 en tekstbijwerking tot 14-08-2019) Zie wijziging(en)_

Publicatie: 31-10-1967 nommer: 1967101054 bladzijde: 11360 Dossiernummer: 1967-10-10/03 Inwerkingtreding: 01-11-1970

Inhoudstafel Il Tekst Il Begin 1 EERSTE TITEL. Volstrekte bevoegdheid. EERSTE HOOFDSTUK. Voorafgaande bepalingen. Eerste Afdeling� Art. 556 Afdeling II. Waarde van de vordering. Art. 557-562 Afdeling III. Regels inzake tegenvorderingen en vorderingen tot tussenkomst,inzake aanhangigheid en samenhang. Art. 563-566 Afdeling IV. Machtiging om in rechte op te treden en aanwijzing van wettelijke vertegenwoordigers om in rechte op te treden. Art. 567 HOOFDSTUK II. Rechtbank van eerste aanleg,arbeidsrechtbank en [n1 ondernemingsrechtbank]n1 • Eerste Afdeling� Algemene bepalingen. Art. 568-569 Art. 569 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Art. 569 WAALS GEWEST Art. 569 VLAAMS GEWEST Art. 570-572 Art. 572 WAALS GEWEST Art. 572 VLAAMS GEWEST Art. 572bis Art. 572bis VLAAMS GEWEST Art. 572bis DUITSTALIGE GEMEENSCHAP Art. 573-578 Art. 578 WAALS GEWEST Art. 578 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Art. 578 VLAAMS GEWEST Art. 578bis,579-580 Art. 580 WAALS GEWEST Art. 580 VLAAMS GEWEST Art. 580 DUITSTALIGE GEMEENSCHAP Art. 580 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Art. 581 Art. 581 VLAAMS GEWEST Art. 582 Art. 582 VLAAMS GEWEST Art. 583 Art. 583 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

Afdeling II. Voorzitters van de rechtbanken. Art. 584,584bis,585 Art. 585 VLAAMS GEWEST Art. 585 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Art. 586-587,587bis Art. 587bis VLAAMS GEWEST Art. 587ter,587quater,587quinquies,587sexies,587septies,588 Art. 588 VLAAMS GEWEST Art. 588 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Art. 589,589bis HOOFDSTUK III. - Vrederechter. Art. 590-591 Art. 591 WAALS GEWEST Art. 591 VLAAMS GEWEST Art. 591 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Art. 592-594 Art. 594 VLAAMS GEWEST Art. 594 DUITSTALIGE GEMEENSCHAP Art. 595 Art. 595 WAALS GEWEST Art. 595 VLAAMS GEWEST Art. 596,596bis,597-601 HOOFDSTUK IIIbis. Politierechtbank. <ingevoegd bij W 1994-07-11/33,art. 36,Inwerkingtreding :1995-01-01> Art. 601bis,601ter Art. 601ter BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Art. 601ter VLAAMS GEWEST HOOFDSTUK IV. - Hof van beroep en arbeidshof. Art. 602-603 Art. 603 VLAAMS GEWEST Art. 604-605,605bis,605ter,605quater Art. 605quater BROSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Art. 605quater VLAAMS GEWEST Art. 605quinquies,606-607 HOOFDSTUK V. Hof van Cassatie. Art. 608-615 TITEL II. - Aanleg. Art. 616-621 TITEL III. - Territoriale bevoegdheid. Art. 622-626,626/1,627-628 Art. 628 VLAAMS GEWEST Art. 629 Art. 629 WAALS GEWEST Art. 629 VLAAMS GEWEST Art. 629bis,629ter,629quater,630-632,632bis,633,633bis,633ter,633quater,633quinquies, 633quinquies/l,633sexies,633septies,633octies,633novies,633decies,634-635,635bis,636-638,638bis TITEL IV. Regeling van geschillen van bevoegdheid. EERSTE HOOFDSTUK. Algemene bepalingen. Art. 639-644 HOOFDSTUK II. Regeling van rechtsgebied. Art. 645-647 HOOFDSTUK III. Onttrekking van de zaak aan de rechter. Art. 648-659

HOOFDSTUK IV. Bepalingen aan de vorige hoofdstukken gemeen. Art. 660-663

Tekst Il Inhoudstafel Il Begin EERSTE TITEL. _ Volstrekte bevoegdheid.

EERSTE HOOFDSTUK. _ Voorafgaande bepalingen.

Eerste Afdeling�

Art. 556. De hoven en rechtbanken nemen kennis van aile vorderingen, behalve van die welke de wet aan hun rechtsmacht onttrekt. Hun respectieve bevoegdheid wordt bepaald door deze titel, onverminderd de bijzondere wettelijke

bepalingen.

Afdeling II. _ Waarde van de vordering.

Art. 557. Wanneer het bedrag van de vordering de volstrekte bevoegdheid bepaalt, wordt er onder verstaan de som die in de inleidende akte wordt geëist, met uitsluiting van de gerechtelijke interest en van aile gerechtskosten, (alsook van de dwangsommen.) <W 31-01-1980a, art. 3>

Art. 558. Wanneer de vordering verschillende punten bevat, worden deze samengevoegd tot bepaling van de bevoegdheid.

Art. 559. Wanneer de gevorderde som deel uitmaakt van een betwiste schuldvordering van een hoger bedrag, wordt de bevoegdheid bepaald door het bedrag dat op de titel is vermeld of in voorkomend geval door het bedrag van het saldo van gemelde schuldvordering, zelfs indien de gevorderde som minder hoog is.

Art. 560. Wanneer een of meer eisers optreden tegen een of meer verweerders, wordt de bevoegdheid bepaald door de totale gevorderde som, ongeacht ieders aandeel daarin.

Art. 561. Wanneer de titel van een uitkering tot onderhoud, van een altijddurende rente of een lijfrente wordt betwist, wordt de waarde van de vordering bepaald door het bedrag van de annuiteit of van twaalf maandelijkse termijnen, met tien vermenigvuldigd.

Art. 562. Het bedrag van de vordering betreffende vreemd geld, waarden en openbare effecten ter beurs genoteerd, wordt bepaald op basis van de laatste officiële kontante koers, vastgesteld voor de dag van de vordering, overeenkomstig het reglement van de openbare fondsen- en wisselbeurs te Brussel. Wanneer een waardepapier niet genoteerd wordt op de beurs te Brussel, maar op slechts één andere

beurs in het Rijk, houdt men zich aan de koers die op deze beurs genoteerd is. Wanneer een waardepapier niet genoteerd wordt op de beurs te Brussel, maar wel op verscheidene

andere beurzen in het Rijk, houdt men zich aan de laatste koers vastgesteld voor de dag van de vordering of, indien de beursnoteringen dezelfde dag zijn vastgesteld, aan de hoogste koers.

Afdeling III. _ Regels inzake tegenvorderingen en vorderingen tot tussenkomst, inzake aanhangigheid en samenhang.

Art. 563.De rechtbank van eerste aanleg neemt kennis van de tegenvorderingen, ongeacht hun aard en hun bedrag. De arbeidsrechtbank, de [1 ondernemingsrechtbank]l en de vrederechter nemen kennis van de

tegenvorderingen die, ongeacht hun bedrag, onder hun volstrekte bevoegdheid vallen of die ontstaan

hetzij uit de overeenkomst, hetzij uit het feit dat ten grondslag ligt aan de oorspronkelijke vordering. Tegenvorderingen gegrond op het tergend of roekeloos karakter van een vordering, worden gebracht

voor de rechter voor wie deze vordering aanhangig is.

(l)<W 2018-04-15/14, art. 252,a291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Art. 564. De rechtbank waarvoor een vordering aanhangig is gemaakt, is bevoegd om kennis te nemen van de vordering tot tussenkomst.

Art. 565.In geval van aanhangigheid worden de vorderingen samengevoegd, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een der partijen.

[1 De verwijzing geschiedt naar de volgende voorrang: 1° de familierechtbank bedoeld in artikel 629bis, § 1, heeft altijd voorrang; 2° de vrederechter [1. bedoeld in de artikelen 628, 3°, en 629quater]1. heeft altijd voorrang; 3° de rechtbank die over de zaak een ander vonnis heeft gewezen dan een beschikking van inwendige

orde, heeft altijd voorrang; 4° de rechtbank van eerste aanleg heeft voorrang boven de andere rechtbanken; 5° de arbeidsrechtbank heeft voorrang boven de [J. ondernemingsrechtbank]J.; 6° de arbeidsrechtbank en de [J. ondernemingsrechtbank]J. hebben voorrang boven de vrederechter; 7° de vrederechter heeft voorrang boven de politierechtbank; 8° de rechtbank waartoe men zich het eerst wendt, heeft voorrang boven die waarvoor de zaak later

wordt aangebracht.]1 Wanneer evenwel een van de vorderingen uitsluitend tot de bevoegdheid van een bepaalde rechtbank

behoort, is alleen deze bevoegd om van de gezamenlijke vorderingen kennis te nemen. Wanneer twee of meer vorderingen uitsluitend tot de bevoegdheid van twee onderscheiden

rechtbanken behoren, kan de verwijzing geschieden naar de hierboven bepaalde voorrang. De bepalingen van de artikelen 661 en 662 zijn van toepassing in geval van verwijzing uit hoofde van

aanhangigheid.

(l)<W 2013-07-30/23, art. 125,a233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (2)<W 2014-05-08/02, art. 55, 002; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (3)<W 2018-04-15/14, art. 252,a291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Art. 566.Verschillende vorderingen of verschillende punten van een vordering tussen twee of meer partijen, welke, afzonderlijk ingesteld, voor verschillende rechtbanken zouden moeten worden gebracht, kunnen, indien zij samenhangend zijn, voor dezelfde rechtbank samengevoegd worden met inachtneming van de voorrang bepaald in artikel [1 565, tweede lid, 1° en 2° en 4° tot 8°]1, Wanneer de partijen evenwel niet dezelfde zijn in aile vorderingen en wanneer een van de rechtbanken

een vonnis gewezen heeft dat niet tot gevolg heeft dat het geschil aan haar kennisneming is onttrokken, mag de verwijzing naar die rechtbank niet worden uitgesproken indien degenen die in dat vonnis geen partij waren, zich ertegen verzetten. De bepalingen van de artikelen 661 en 662 zijn van toepassing in geval van verwijzing uit hoofde van

samenhang.

(l)<W 2013-07-30/23, art. 126, 233; Inwerkingtreding: 01-09-2014>

Afdeling IV. _ Machtiging om in rechte op te treden en aanwijzing van wettelijke vertegenwoordigers om in rechte op te treden.

Art. 567. (.....) <W 14-07-1976, (art. 4, §2) , art. 19, § 1> (De rechtbank waar bij een vordering aanhangig) is kan een voogd of een wettelijk bewindvoerder ad

hoc benoemen om bij afwezigheid of verhindering de voogd of de wettelijke bewindvoerder in het geding te vervangen. <W 14-07-1976, (art. 4, §2) , art. 19, § 2>

HOOFDSTUK II._ Rechtbank van eerste aanleg,arbeidsrechtbank en [l ondernemingsrechtbank]l.

(l)<W 2018-04-15/14,art. 252,291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Eerste Afdeling�_ Algemene bepalingen.

Art. 568. De rechtbank van eerste aanleg neemt kennis van aile vorderingen,behalve die welke rechtstreeks voor het bof van beroep en het Hof van Cassatie komen. Indien de verweerder de bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg betwist,kan de eiser,voor de

sluiting van de debatten,de verwijzing vorderen van de zaak naar de arrondissementsrechtbank,die uitspraak doet zoals bepaald is in de artikelen 641 en 642. Wanneer de verweerder de rechtsmacht van de rechtbank van eerste aanleg afwijst,ingevolge de

toewijzing van het geschil aan scheidsrechters,geeft de rechtbank de zaak uit handen,zo daartoe grond bestaat.

Art. 569.(Federaal) De rechtbank van eerste aanleg neemt kennis: 1° van vorderingen betreffende de staat van de personen alsmede van aile geschillen tussen echtgenoten

betreffende de uitoefening van hun rechten of betreffende hun goederen met uitzondering van de aangelegenheden waarvoor de vrederechter bijzonder bevoegd is [15 en onverminderd de door artikel 391octiesvan het Strafwetboek en artikel 79quater van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied,het verblijf,de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen aan de strafrechter toegekende bevoegdheid]n15 ;

[15 1°/1 van vorderingen betreffende de nietigverklaring van de wettelijke samenwoning,onverminderd de door artikel 391octies van het Strafwetboek en artikel 79quater van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied,het verblijf,de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen,aan de strafrechter toegekende bevoegdheid;] 15 2° van vorderingen tot inbezitstelling door onregelmatige erfopvolgers,van verzoeken tot aanwijzing

van een curator van een onbeheerde nalatenschap,van aanvragen tot verlenging van de termijnen bepaald in de artikelen 798 en 1458 van het Burgerlijk Wetboek;

3° [12 van vorderingen tot verklaring van erfrechtelijke onwaardigheid ais bedoeld in artikel 727,§ 1, 2°,van het Burgerlijk Wetboek;]n12 4° van vorderingen tot verdeling; 5° van geschillen over de tenuitvoerlegging van vonnissen en arresten; 6° van de vorderingen ingesteld hetzij krachtens het decreet van 26 juli-3 augustus 1791 betreffende het

opvorderen en het optreden van de openbare macht tegen samenscholingen,hetzij krachtens het decreet van 10 vendémiaire,jaar IV op de inwendige politie van de gemeenten; 7° [ ... ] <W 2007-05-10/33,art. 12,1°,147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 8° [...] <W 2007-05-10/33,art. 12,1°,147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 90 [21 •••]21 10° van vorderingen betreffende onteigeningen ten algemenen nutte,onverminderd de bevoegdheid die

krachtens artikel 595 aan de vrederechter is toegekend; 11° van vorderingen betreffende de bekendmaking en de aanwending van uitvindingen en

fabrieksgeheimen die belang hebben voor de verdediging van het grondgebied of de veiligheid van de Staat;

12° van de vorderingen ingesteld krachtens [de artikelen 1188 tot 1193] betreffende sommige openbare verkopingen van onroerende goederen; <W 2003-02-13/54,art. 7,112; Inwerkingtreding: 04-04-2003>

13° van geschillen betreffende door een scheepskapitein verschuldigde loodsgelden; 14° van vorderingen tot vervallenverklaring van een concessie inzake mijnen,groeven en graverijen; 15° van vorderingen tot regeling van het niet bij tarief vastgestelde ereloon van notarissen; 16° van de vorderingen tot schadevergoeding op grond van de wet van 29 maart 1962 houdende

organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw; 17° van de vorderingen ingesteld krachtens de [18 de wet van 22 juli 1985 betreffende de wettelijke

aansprakelijkheid op het gebied van kernenergie]a18 ; 18° van de vorderingen ingesteld krachtens de bepalingen van de wet van 9 augustus 1963 en de

internationale overeenkomsten tot vaststelling van de aansprakelijkheid van de exploitant van een atoomschip; 19° [...] <W 2001-03-27/39,art. 2,091; Inwerkingtreding: 01-08-2001> 20° [...] <W 2007-05-10/33,art. 12,1°,147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 21°) [13 van de vorderingen tot schadeloosstelling op grond van het lnternationaal Verdrag van 1992

inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie met inachtneming van de bepalingen van paragraaf 1 van artikel IX van dat verdrag; wanneer,ais gevolg van eenzelfde voorval schade door verontreiniging is veroorzaakt gedeeltelijk op het nationale grondgebied,de territoriale zee daaronder begrepen,of in de Belgische exclusieve economische zone en gedeeltelijk op het grondgebied van een andere Staat,de territoriale zee daaronder begrepen,of in een gebied van een andere Staat bedoeld door artikel II,a),il) van het bovenvermelde Verdrag,is de rechtbank bevoegd om kennis te nemen van vorderingen tot vergoeding van in deze laatste Staat door verontreiniging veroorzaakte schade op voorwaarde dat het beperkingsfonds,dat wordt ingeroepen tegen de schuldvorderingen welke het voorwerp van de vordering uitmaken,door de verweerder bij die rechtbank is ingesteld en de eiser ervan afziet tegen dezelfde verweerder een vordering tot vergoeding van door hetzelfde voorval veroorzaakte schade in te stellen voor een andere rechtsmacht van om het even welke andere Staat of afstand doet van deze vordering;]13

220 [19 ...]n19 23° [...] <W 2007-05-10/33,art. 12,1°,147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> [24° van de vorderingen tot het verkrijgen van betalingsfaciliteiten zoals geregeld in artikel 59 van de

wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet;] <W 1999-04-22/47,art. 52,083; Inwerkingtreding :20-07-1999>

[25° van de gedingen ingesteld krachtens artikel 49 van de wet op het politieambt;] <W 1999-04-22/47, art. 52,083; Inwerkingtreding: 20-07-1999>

[26° ...] <W 2007-05-10/33,art. 12,1°,147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> [27° van de gedingen ingesteld krachtens artikel 93 van de wet van 20 mei 1994 inzake de

rechtstoestanden van het militair personeel;] <W 1999-04-22/47,art. 52,083; Inwerkingtreding: 20-07- 1999>

[28° vorderingen gebaseerd op het Internationaal Verdrag ter oprichting van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie,opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, op de Protocollen bij dat Verdrag,opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003 en op de wetten houdende goedkeuring en uitvoering van dat Verdrag en deze Protocollen;] <W 2005-10-06/35, art. 10,134; Inwerkingtreding: 14-06-2006>

[29° van de vorderingen tot teruggave van cultuurgoederen ingesteld op grond van artikel 7 van de wet van 28 oktober 1996 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van bepaalde buitenlandse Staten zijn gebracht.] <W 1999-04-22/47,art. 52, 083;Inwerkingtreding: 20-07-1999>

[30° bij gebreke van andere bepalingen luidens welke bevoegdheid wordt toegekend,de vorderingen ingesteld krachtens de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee] <W 1999-04-22/47,art. 52,083; Inwerkingtreding: 20-07-1999>

[31° bij ontstentenis van andere bepalingen tot toekenning van bevoegdheid,van de vorderingen ingeleid krachtens de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België.] <W 1999-02-28/32,art. 2,069; Inwerkingtreding: 22-03-1999>

[32° van geschillen betreffende de toepassing van een belastingwet.] <W 1999-03-23/30,art. 4, 072;Inwerkingtreding: 06-04-1999>

[33° van vorderingen tot homologatie van akten van bekendheid opgesteld krachtens de artikelen 71 en 72 van het burgerlijk Wetboek en krachtens artikel 5 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit.] <W 2000-03-01/46,art. 2,086; Inwerkingtreding: 01-05-2000>

[34° van de vorderingen betreffende de afzetting van bestuurders,de ontbinding en de vereffening van

landsbonden van ziekenfondsen, ziekenfondsen en maatschappijen van onderlinge bijstand in de zin van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.] <W 2005-12-13/36, art. 4,a128; Inwerkingtreding: 31-12-2005>

[35° het beroep tegen de in artikel 47 van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart vermelde beslissing.] <W 2008-12-22/34, art. 6, 003; Inwerkingtreding: 08-01-2009>

[-2 35° ...]-2 [-2 35° ...]-2 [1 37° van de beroepen bedoeld in artikel 62decies van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de

ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.]1 [� 38° van de vorderingen bedoeld in artikel 26ter van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle

der verzekeringsondernemingen, in artikel 57ter van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, en in artikel 23/2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.]�

[-2 39° van de beroepen tegen de beslissing van het opleggen van een administratieve geldboete op grond van artikel 21octies, derde lid, van de wet van 4 juli 1962 betreffende de openbare statistiek;]-2

[-2 40° van de vorderingen tot schadeloosstelling op grond van het lnternationaal Verdrag van 2001 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor de schade door verontreiniging door bunkerolie en van de wetten houdende instemming en uitvoering van dat Verdrag;]-2

[-2 41° van geschillen tussen een patiënt of zijn rechtverkrijgenden, een zorgverlener of een verzekeraar en het Fonds voor medische ongevallen opgericht bij de wet van 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade ais gevolg van gezondheidszorg.]-2

[242° van de vorderingen tot schadeloosstelling op grond van beslissingen genomen door de bevoegde instantie voor de opvang van schepen die bijstand behoeven bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet van 27 juli 2011 betreffende de bevoegde instantie voor de opvang van schepen die bijstand behoeven overeenkomstig artikel 6, § 1, eerste lid, en artikel 8 van de wet van 27 juli 2011 betreffende de bevoegde instantie voor de opvang van schepen die bijstand behoeven.]2

[14 43° van de vorderingen ingeleid krachtens de wet van 17 augustus 2013 betreffende de prospectie, de exploratie en de exploitatie van rijkdommen van de zee- en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht;]14

[20 44° vorderingen ingesteld krachtens de artikelen 15/2sexies, § 4, tweede lid, 15/2septies, § 4, tweede lid, 15/2octies, § 3, tweede lid, en 15/2novies, § 4, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen;

45° vorderingen ingesteld krachtens de artikelen 14/1, § 4, tweede lid, 14/2, § 4, tweede lid, 14/3, § 3, tweede lid, et 14/4, § 4, tweede lid, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt.]20

[In de gevallen onder het eerste lid [.•.], 17°, 21°, 28° [1 , 29°, 34° [20 37°, 43°, 44° en 45°)2011, [10 zijn alleen de rechtbanken van eerste aanleg te Brussel]10 bevoegd en in het geval onder [2het eerste lid, 18°, 40° en 42°]2, die te Antwerpen.] <W 1999-04-22/47, art. 52,a083; Inwerkingtreding: 20-07-1999> <W 2007-05-10/33, art. 12, 2°, 147; Inwerkingtreding: 01-11-2007>

[19 •••]19

(2)<W 2009-07-12/26, art. 3, 169; Inwerkingtreding: 09-11-2009> (5)<W 2010-06-02/11, art. 6, 179; Inwerkingtreding: 24-06-2010> (6)<W 2010-06-02/40, art. 2, 182; Inwerkingtreding: 01-09-2012 (zie KB 2012-08-25/01, art. 1)> (7)<W 2010-06-02/39, art. 11, 183; Inwerkingtreding: 01-03-2010> (9)<W 2011-07-15/18, art. 2, 192; Inwerkingtreding: 30-11-2010> (lO)<W 2012-07-19/36, art. 39, 199; Inwerkingtreding: 31-03-2014, zie art. 61, Ll en L2> (ll)<W 2012-12-04/04, art. 27,a202; Inwerkingtreding: 01-01-2013>

4ofl7 1 .

(12)<hersteld door W 2012-12-10/14, art. 44,a203; Inwerkingtreding: 21-01-2013> (13)<W 2013-01-10/27, art. 2,a205; Inwerkingtreding: 06-05-2013> (14)<W 2013-07-30/21, art. 3,a213; Inwerkingtreding: 26-09-2013> (15)<W 2013-06-02/08, art. 17,a214; Inwerkingtreding: 03-10-2013> (16)<W 2014-04-24/95, art. 33, 232; Inwerkingtreding: 07-08-2014> (17)<W 2013-07-30/23, art. 127,a233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (18)<W 2014-06-29/14, art. 31,a242; Inwerkingtreding: onbepaald en uiterlijk op 01-01-2016> (19)<W 2017-07-06/24, art. 71, 260; Inwerkingtreding: 03-08-2017> (20)<W 2017-07-31/04, art. 16,a261; Inwerkingtreding: 19-08-2017> (21)<W 2018-04-15/14, art. 9,a291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Art. 569 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. De rechtbank van eerste aanleg neemt kennis: 1° {21 van de beroepen tegen de beslissingen tot oplegging van een administratieve geldboete

overeenkomstig de ordonnantie van 9juli 2015 houdende geharmoniseerde regels betreffende de administratieve geldboeten bepaald bij de wetgeving op het vlak van werkgelegenheid en economie,ais ze worden opgelegd in het kader van wetgeving en reglementering aangenomen of geldend krachtens artikel 6, § 1,VI, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen,die in een stelsel van administratieve geldboeten voorzien ;}21; 1011 {17 ...]17; 2of17 ... 117,,.• 3° {12 van vorderingen tot verklaring van erfrechtelijke onwaardigheid ais bedoeld in artikel 727,§ 1,2°,

van hetBurgerlijk Wetboek;}12 17

,...

°5 van geschillen over de tenuitvoerlegging van vonnissen en arresten; 6° van de vorderingen ingesteld hetzij krachtens het decreet van 26juli-3 augustus 1791 betreffende het

opvorderen en het optreden van de openbare macht tegen samenscholingen,hetzij krachtens het decreet van 10 vendémiaire,jaarIV op de inwendige politie van de gemeenten; [...] <W 2007-05-10/33, art. 12,1°,147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 8° [...] <W 2007-05-10/33, art. 12,1°,147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 9° van vorderingen betreffende de afzetting van beheerders van mutualiteitsverenigingen,[in de zin van de

wet van 23juni 1894 houdende herziening van de wet van 3 april 1851 op de mutualiteitsverenigingen] verenigingen zonder winstoogmerk en instellingen van openbaar nut; van vorderingen betreffende de ontbinding van de genoemde instellingen en verenigingen en de benoeming van vereffenaars in geval van ontbinding; <W 2005-12-13/36, art. 4,128; Inwerkingtreding: 31-12-2005> 10° van vorderingen betreffende onteigeningen ten algemenen nutte,onverminderd de bevoegdheid die

krachtens artikel 595 aan de vrederechter is toegekend; 11° van vorderingen betreffende de bekendmaking en de aanwending van uitvindingen en

abrieksgeheimen die belang hebben voor de verdediging van het grondgebied of de veiligheid van de Staat; 12° van de vorderingen ingesteld krachtens {17 artikel 1190117 betreffende sommige openbare verkopingen

van onroerende goederen; <W 2003-02-13/54, art. 7,112; Inwerkingtreding: 04-04-2003> 13° van geschillen betreffende door een scheepskapitein verschuldigde loodsgelden; 14° van vorderingen tot vervallenverklaring van een concessie inzake mijnen,groeven en graverijen; 15° van vorderingen tot regeling van het niet bij tarie/ vastgestelde ereloon van notarissen; 16° van de vorderingen tot schadevergoeding op grond van de wet van 29 maart 1962 houdende

organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw; 17° van de vorderingen ingesteld krachtens de wet van 18juli 1966 betreffende de burgerlijke

aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie; 18° van de vorderingen ingesteld krachtens de bepalingen van de wet van 9 augustus 1963 en de

internationale overeenkomsten tot vaststelling van de aansprakelijkheid van de exploitant van een atoomschip; 19° [...] <W 2001-03-27/39, art. 2,091; Inwerkingtreding: 01-08-2001>

20° [...] <W 2007-05-10/33, art. 12, 1°, 147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 21°) [13 van de vorderingen tot schadeloosstelling op grond van het Internationaal Verdrag van 1992

inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie met inachtneming van de bepalingen van paragraaf1 van artikel IXvan dat verdrag; wanneer, ais gevolg van eenzelfde voorval schade door verontreiniging is veroorzaakt gedeeltelijk op het nationale grondgebied, de territoriale zee daaronder begrepen, of in de Belgische exclusieve economische zone en gedeeltelijk op het grondgebied van een andere Staat, de territoriale zee daaronder begrepen, of in een gebied van een andere Staat bedoeld door artikel II, a), ii) van het bovenvermelde Verdrag, is de rechtbank bevoegd om kennis te nemen van vorderingen tot vergoeding van in deze laatste Staat door verontreiniging veroorzaakte schade op voorwaarde dat het beperkingsfonds, dat wordt ingeroepen tegen de schuldvorderingen welke het voorwerp van de vordering uitmaken, door de verweerder bij die rechtbank is ingesteld en de eiser ervan afziet tegen dezelfde verweerder een vordering tot vergoeding van door hetzelfde voorval veroorzaakte schade in te stellen voor een andere rechtsmacht van om het even welke andere Staat of a/stand doet van deze vordering;J13

22° [11 van de verklaringen ais bedoeld in de artikelen 11, § 2, en 12bis van het Wetboek van de Belgische nationaliteit en van verklaringen ofnverzoeken op grond van de artikelen 24, 26 en 28 van hetzelfde Wetboek;J11 23° [...] <W 2007-05-10/33, art. 12, 1°, 147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 124° van de vorderingen tot het verkrijgen van betalingsfaciliteiten zoals geregeld in artikel 59 van de wet

van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet;]] <W 1999-04-22/47, art. 52, 083; Inwerkingtreding: 20- 07-1999> 125° van de gedingen ingesteld krachtens artikel 49 van de wet op het politieambt;J <W 1999-04-22/47, art.

52, 083; Inwerkingtreding: 20-07-1999> 26° [...] <W 2007-05-10/33, art. 12, 1°, 147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 127° van de gedingen ingesteld krachtens artikel 93 van de wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden

van het militair personeel;] <W 1999-04-22/47, art. 52, 083; Inwerkingtreding: 20-07-1999> 28° lvorderingen gebaseerd op het Internationaal Verdrag ter oprichting van een Internationaal Fonds

voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, op de Protocollen bij dat Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003 en op de wetten houdende goedkeuring en uitvoering van dat Verdrag en deze Protocollen;] <W 2005-10-06/35, art. 10, 134;/nwerkingtreding: 14-06-2006>

129° van de vorderingen tot teruggave van cultuurgoederen ingesteld op grond van artikel 7 van de wet van 28 oktober 1996 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het

rondgebied van bepaalde buitenlandse Staten zijn gebracht.J <W 1999-04-22/47, art. 52, 083;/nwerkingtreding: 20-07-1999> 130° bij gebreke van andere bepalingen luidens welke bevoegdheid wordt toegekend, de vorderingen

ingesteld krachtens de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee] <W 1999-04-22/47, art. 52, 083; Inwerkingtreding: 20-07-1999>

131° bij ontstentenis van andere bepalingen tot toekenning van bevoegdheid, van de vorderingen ingeleid krachtens de wet van 20januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België.J <W 1999-02-28/32, art. 2, 069; Inwerkingtreding: 22-03-1999> 132° van geschillen betreffende de toepassing van een belastingwet.J <W 1999-03-23/30, art. 4,

072;/nwerkingtreding: 06-04-1999> 330 117 •••]17; 134° van de vorderingen betreffende de afzetting van bestuurders, de ontbinding en de vereffening van

landsbonden van ziekenfondsen, ziekenfondsen en maatschappijen van onderlinge bijstand in de zin van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.J <W 2005-12- 13/36, art. 4, 128; Inwerkingtreding: 31-12-2005> 135° het beroep tegen de in artikel 47 van de wet van 27juni 1937 houdende herziening van de wet van 16

november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart vermelde beslissing.J <W 2008-12-22/34, art. 6, 003;/nwerkingtreding: 08-01-2009> P 35° •••Jfr.

r- 35° ...]fr. [1 36° de beroepen tegen de beslissingen om een administratieve boete op te leggen krachtens artikel 23/1 2,

§ 6 van deBrusselseHuisvestingscode.Jl [Z 3van de beroepen bedoeld in artikel 62decies van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de

ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.JZ [1 38° van de vorderingen bedoeld in artikel 26ter van de wet van 9juli 1975 betreffende de controle der

verzekeringsondernemingen,in artikel 57ter van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezaicht op de kredietinstellingen,en in artikel 23/2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de inanciële sector en definanciële diensten.]1 P. 39° van de beroepen tegen de beslissing van het opleggen van een administratieve geldboete op grond

van artikel 21octies,derde lid,van de wet van 4juli 1962 betreffende de openbare statisatiek;]fr. P. 40° van de vorderingen tot schadeloosstelling op grond van hetInternationaal Verdrag van 2001 inzake

de burgerlijke aansprakelijkheid voor de schade door verontreiniging door bunkerolie en van de wetten houdende instemming en uitvoering van dat Verdrag;]fr. P. 41° van geschillen tussen een patiënt ofazijn rechtverkrijgenden,een zorgverlener of een verzekeraar en

het Fonds voor medische ongevallen opgericht bij de wet van 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade ais gevolg van gezondheidszorg.]fr. f- 42° van de vorderingen tot schadeloosstelling op grond van beslissingen genomen door de bevoegde

instantie voor de opvang van schepen die bijstand behoeven bedoeld in artikel 5, § 1,van de wet van 27juli 2011 betreffende de bevoegde instantie voor de opvang van schepen die bijstand behoeven overeenkomstig artikel 6,§ 1,eerste lid,en artikel 8 van de wet van 27juli 2011 betreffende de bevoegde instantie voor de opvang van schepen die bijstand behoeven.j2 [10 43° van de vorderingen ingeleid krachtens de wet van 17 augustus 2013 betreffende de prospectie,de

exploratie en de exploitatie van rijkdommen van de zee- en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de renzen van de nationale rechtsmacht;}1° [16 44° van de beroepen bedoeld in artikel 39 van de wet van 30juli 1926 tot instelling van een

onderzoeksraad voor de scheepvaart.}16

[In de gevallen onder het eerste lid [.••],17°,21°,28° [Z ,29°,34° [1°a,37° en 43°)1°11,[10 zijn alleen de rechtbanken van eerste aanleg teBrusse1}1° bevoegd en in het geval onderf- het eerste lid,18°,40° en 42°]2,die teA ntwerpen.] <W 1999-04-22/47, art 52,083; Inwerkingtreding: 20-07-1999> <W 2007-05- 10/33, art 12,2°,147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> [In de gevallen onder het eerste lid,22°,[10 zijn alleen de rechtbanken van eerste aanleg te

Brussel]10bevoegd wanneer de belanghebbende zijn hoofdverblijfaniet ofaniet meer in Belgïe heeft.J <W 28- 06-1984,art 20,§1,4°>

(l)<ORD 2009-04-30/04,art. 1,167; Inwerkingtreding: 01-01-2010> (2)<W 2009-07-12/26,art. 3,169; Inwerkingtreding: 09-11-2009> (5)<W 2010-06-02/11,art. 6,179; Inwerkingtreding: 24-06-2010> (6)<W 2010-06-02/40,art. 2,182; Inwerkingtreding: 01-09-2012 (zie KB 2012-08-25/01,art. l)> (7)<W 2010-06-02/39,art. 11,183; Inwerkingtreding: 01-03-2010> (9)<W 2011-07-15/18,art. 2,192; Inwerkingtreding: 30-11-2010> (l0)<W 2012-07-19/36,art. 39,199; Inwerkingtreding: 31-03-2014,zie art. 61,Ll en L2> (ll)<W 2012-12-04/04,art. 27,202; Inwerkingtreding: 01-01-2013> (12)<hersteld door W 2012-12-10/14,art. 44,203; Inwerkingtreding: 21-01-2013> (13)<W 2013-01-10/27,art. 2,205; Inwerkingtreding: 06-05-2013> (14)<W 2013-07-30/21,art. 3,213; Inwerkingtreding: 26-09-2013> (15)<W 2013-06-02/08,art. 17,214; Inwerkingtreding: 03-10-2013> (16)<W 2014-04-24/95,art. 33,232; Inwerkingtreding: 07-08-2014> (17)<W 2013-07-30/23,art. 127,233; Inwerkingtreding: 01-09-2014>

.

.

vordering;l13

(18)<W 2014-06-29/14,art. 31,242; Inwerkingtreding: onbepaald en uiterlijk op 01-01-2016> (19)<W 2017-07-06/24,art. 71,260; Inwerkingtreding: 03-08-2017> (20)<W 2017-07-31/04,art. 16,261; Inwerkingtreding: 19-08-2017> (2l)<ORD 2018-06-14/01,art. 4,289; Inwerkingtreding: 01-06-2018>

Art. 569 WAALS GEWEST. De rechtbank van eerste aanleg neemt kennis: lo f1 7 . . .117' 1011 117 ...)17; 2o fl 7 . . .117,

°3° 112 van vorderingen tot verklaring van erfrechtelijke onwaardigheid ais bedoeld in artikel 727, § 1, 2 , van het Burgerlijk Wetboek;l12

4o fl 7 . . .117,van geschillen over de tenuitvoerlegging van vonnissen en arresten; 6° van de vorderingen ingesteld hetzij krachtens het decreet van 26juli-3 augustus 1791 betreffende het

opvorderen en het optreden van de openbare macht tegen samenscholingen, hetzij krachtens het decreet van 10 vendémiaire, jaar I V op de inwendige politie van de gemeenten;

[...] <W 2007-05-10/33, art 12, 1°, 147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 8° [...] <W 2007-05-10/33, art 12, 1°, 147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 9° van vorderingen betreffende de afzetting van beheerders van mutualiteitsverenigingen, verenigingen

zonder winstoogmerk en instellingen van openbaar nut; van vorderingen betreffende de ontbinding van de enoemde instellingen en verenigingen en de benoeming van vereffenaars in geval van ontbinding; 10° van vorderingen betreffende onteigeningen ten algemenen nutte 121 •••)21; 11° van vorderingen betreffende de bekendmaking en de aanwending van uitvindingen en abrieksgeheimen die belang hebben voor de verdediging van het grondgebied of de veiligheid van de Staat; 12° van de vorderingen ingesteld krachtens 117 artikel 1190117 betreffende sommige openbare verkopingen

van onroerende goederen; <W 2003-02-13/54, art 7,n112; Inwerkingtreding: 04-04-2003> 13° van geschillen betreffende door een scheepskapitein verschuldigde loodsgelden; 14° van vorderingen tot vervallenverklaring van een concessie inzake mijnen, groeven en graverijen; 15° van vorderingen tot regeling van het niet bij tarie/vastgestelde ereloon van notarissen; 16° van de vorderingen tot schadevergoeding op grond van de wet van 29 maart 1962 houdende

organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw; 17° van de vorderingen ingesteld krachtens de wet van 18juli 1966 betreffende de burgerlijke

aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie; 18° van de vorderingen ingesteld krachtens de bepalingen van de wet van 9 augustus 1963 en de

internationale overeenkomsten tot vaststelling van de aansprakelijkheid van de exploitant van een atoomschip; 19° [...] <W 2001-03-2 7/39, art 2, 091; Inwerkingtreding: 01-08-2001> 20° [...] <W 2007-05-10/33, art 12, 1°, 147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 21°) 113 van de vorderingen tot schadeloosstelling op grond van het Internationaal Verdrag van 1992

inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie met inachtneming van de bepalingen van paragraaf1 van artikel IX van dat verdrag; wanneer, als gevolg van eenze/fde voorval schade door verontreiniging is veroorzaakt gedeeltelijk op het nationale grondgebied, de territoriale zee daaronder begrepen, of in de Belgische exclusieve economische zone en gedeeltelijk op het grondgebied van een andere Staat, de territoriale zee daaronder begrepen, of in een gebied van een andere Staat bedoeld door artikel II, a), ii) van het bovenvermelde Verdrag, is de rechtbank bevoegd om kennis te nemen van vorderingen tot vergoeding van in deze laatste Staat door verontreiniging veroorzaakte schade op voorwaarde dat het beperkingsfonds, dat wordt ingeroepen tegen de schuldvorderingen welke het voorwerp van de vordering uitmaken, door de verweerder bij die rechtbank is ingesteld en de eiser ervan afziet tegen deze/fde verweerder een vordering tot vergoeding van door hetze/fde voorval veroorzaakte schade in te stellen voor een andere rechtsmacht van om het even welke andere Staat of a/stand doet van deze

22° [11 van de verklarinagen ais bedoeld in de artikelen 11,§ 2,en 12bis van het Wetboek van deBelgische natioanaliteit en van verklarinagen ofaverzoeken op grond van de artikelen 24,26 en 28 van hetzelfde Wetboek;J11

23° [...] <W 2007-05-10/33, art 12,1°,147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 124° van de vorderingen tot het verkrijgen van betalingsfaciliteiten zoals geregeld in artikel 59 van de wet

van 4 augustus 1992 op het hypoth ecair krediet;] <W 1999-04-22/47, art 52,083; Inwerkingtreding: 20-07- 1999> 125° van de gedingen ingesteld krachtens artikel 49 van de wet op het politieambt;J <W 1999-04-22/47, art.

52,083; Inwerkingtreding: 20-07-1999> 126° ...] <W 2007-05-10/33, art 12,1°,147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 127° van de gedin gen ingesteld krachtens artikel 93 van de wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden

van het militair personeel;] <W 1999-04-22/47, art 52,083; Inwerkingtreding: 20-07-1999> 128° vorderingen gebaseerd op hetInternationaal Verdrag ter oprichting van eenInternationaal Fonds

voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie,opgemaakt teBrussel op 18 december 1971,op deProtocollen bij dat Verdrag,opgemaakt teLonden op 27 november 1992 en 16 mei 2003 en op de wetten houdende goedkeuring en uitvoering van dat Verdrag en dezeProtocollen;J <W 2005-10-06/35a, art 10, 134;/nwerkingtreding: 14-06-2006> 129° van de vorderingen tot teruggave van cultuurgoederen ingesteld op grond van artikel 7 van de wet van

28 oktober 1996 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtm atige wijze buiten het rondgebied van bepaalde buitenlandse Staten zijn gebracht] <W 1999-04-22/47, art. 52,

083;/nwerkingtreding: 20-07-1999> 130° bij gebreke van andere bepalingen luidens welke bevoegdheid wordt toegekend,de vorderingen

ingesteld krachtens de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone vanBelgië in de Noordzee] <W 1999-04-22/47, art. 52,083; Inwerkingtreding: 20-07-1999> 131° bij ontstentenis van andere bepalingen tot toekenning van bevoegdheid,van de vorderingen ingeleid

krachtens de wet van 20januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid vanBelgië.J <W 1999-02-28/32, art. 2,069; Inwerkingtreding: 22-03-1999> 132° van geschillen betreffende de toepassing van een belastinagwet.J <W 1999-03-23/30, art. 4,

072;/nwerkingtreding: 06-04-1999> 330 [17 •••]17;

f- 33° het beroep tegen de beslissing om adminisatratieve boetes op te leggen krachtens artikel 53,§§ 1 en 2, van het decreet van de 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt;Jl 134° van de vorderingen betreffende de afzetting van bestuurders,de ontbinding en de vereffening van

landsbonden van ziekenfondsen,ziekenfondsen en maatschappijen van onderlinge bijstand in de zin van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfoandsen en de landsbonden van ziekenfoandsen.J <W 2005-12- 13/36, art. 4,128; Inwerkingtreding: 31-12-2005> 135° het beroep tegen de in artikel 47 van de wet van 27juni 1937 houdende herziening van de wet van 16

november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart vermelde beslissing.J <W 2008-12-22/34a, art 6, 003;/nwerkingtreding: 08-01-2009> P. 35° ...]fl P. 35° ...]fl f1a37° van de beroepen bedoeld in artikel 62decies van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de

ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.JZ l- 38° van de vorderingen bedoeld in artikel 26ter van de wet van 9juli 1975 betreffende de controle der

verzekeringsondernemingen,in artikel 57ter van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezaicht op de kredietinstellingen,en in artikel 23/2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de manciële sector en definanciële diensten.JÎ P. 39° van de beroepen tegen de beslissing van het opleggen van een administratieve geldboete op grond

van artikel 21octies,derde /id,van de wet van 4juli 1962 betreffende de openbare statistiek;]fl P. 40° van de vorderingen tot schadeloosstelling op grond van hetInternationaal Verdrag van 2001 inzake

de burgerlijke aansprakelijkheid voor de schade door verontreiniging door bunkerolie en van de wetten

houdende instemming en uitvoerin g van dat Verdrag;].i. f- 41° van geschillen tussen een patiënt ofazijn rechtverkrijgenden,een zorgverlener of een verzekeraar en

het Fonds voor medische ongevallen opgericht bij de wet van 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade ais gevolg van gezondheidszorg.].i. f- 42° van de vorderingen tot schadeloosstelling op grond van beslissingen genomen door de bevoegde

instantie voor de opvang van schepen die bijstand behoeven bedoeld in artikel 5, § 1,van de wet van 27juli 2011 betreffende de bevoegde instantie voor de opvang van schepen die bijstand behoeven overeenkomstig artikel 6,§ 1,eerste /id,en artikel 8 van de wet van 27juli 2011 betreffende de bevoegde instantie voor de opvang van schepen die bijstand behoeven.}2- [10 43° van de vorderingen ingeleid krachtens de wet van 17 augustus 2013 betreffende de prospectie,de

exploratie en de exploitatie van rijkdommen van de zee- en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de renzen van de nationale rechtsmacht.}1° [In de gevallen onder het eerste /id [.••],17°,21°,28° [Z ,29°,34° [1°a,37° en 43°}1°JZ,[1° zijn alleen de

rechtbanken van eerste aanleg te Brusse1]1° bevoegd en in het geval onderf- het eerste /id,18°,40° en 42°]2,die teA ntwerpen.] <W 1999-04-22/47, art. 52,083; Inwerkingtreding: 20-07-1999> <W 2007-05-

°10/33, art. 12,2 , 147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> °[In de gevallen onder het eerste /id,22 , [10 zijn alleen de rechtbanken van eerste aanleg te

Brusse1]1°bevoegd wanneer de belanghebbende zijn hoofdverblijfaniet ofaniet meer in Belgïe heeft.J <W 28- 06-1984,art. 20,§1,4°>

(2)<W 2009-07-12/26,art. 3,169; Inwerkingtreding: 09-11-2009> (3)<DWG 2008-07-17/53,art. 81,171; Inwerkingtreding: 07-08-2008> (4)<DWG 2008-07-17/52,art. 58,175; Inwerkingtreding: 07-08-2008> (5)<W 2010-06-02/11,art. 6,179; Inwerkingtreding: 24-06-2010> (6)<W 2010-06-02/40,art. 2,182; Inwerkingtreding: 01-09-2012 (zie KB 2012-08-25/01,art. 1)> (7)<W 2010-06-02/39,art. 11,183; Inwerkingtreding: 01-03-2010> (9)<W 2011-07-15/18,art. 2,192; Inwerkingtreding: 30-11-2010> (lO)<W 2012-07-19/36,art. 39,199; Inwerkingtreding: 31-03-2014,zie art. 61,Ll en L2> (ll)<W 2012-12-04/04,art. 27,202; Inwerkingtreding: 01-01-2013> (12)<hersteld door W 2012-12-10/14,art. 44,203; Inwerkingtreding: 21-01-2013> (13)<W 2013-01-10/27,art. 2,205; Inwerkingtreding: 06-05-2013> (14)<W 2013-07-30/21,art. 3,213; Inwerkingtreding: 26-09-2013> (15)<W 2013-06-02/08,art. 17,214; Inwerkingtreding: 03-10-2013> (16)<W 2014-04-24/95,art. 33,232; Inwerkingtreding: 07-08-2014> (17)<W 2013-07-30/23,art. 127,233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (18)<W 2014-06-29/14,art. 31,242; Inwerkingtreding: onbepaald en uiterlijk op 01-01-2016> (19)<W 2017-07-06/24,art. 71,260; Inwerkingtreding: 03-08-2017> (20)<W 2017-07-31/04,art. 16,261; Inwerkingtreding: 19-08-2017> (21)<DWG 2018-11-22/12,art. 67,305; Inwerkingtreding: 01-07-2019>

Art. 569 VLAAMS GEWEST. De rechtbank van eerste aanleg neemt kennis: J O [l7 •••ll7; 1011 [17 •••)17;

117.2of17 . . . ' °3° [12 van vorderingen tot verklaring van erfrechtelijke onwaardigheid ais bedoeld in artikel 727,§ 1,2 ,

van hetBurgerlijk Wetboek;J12

4of17 . . . 11 7,. van geschillen over de tenuitvoerlegging van vonnissen en arresten; 6° van de vorderingen ingesteld hetzij krachtens het decreet van 26juli-3 augustus 1791 betreffende het

opvorderen en het optreden van de openbare macht tegen samenscholingen,hetzij krachtens het decreet van 10 vendémiaire,jaarIV op de inwendige politie van de gemeenten;

[...] <W 2007-05-10/33, art. 12,1°,147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 8° [...] <W 2007-05-10/33, art. 12,1°,147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 9° van vorderingen betreffende de afzetting van beheerders van mutualiteitsverenigingen,vereniginagen

zonder winstoogmerk en instellingen van openbaar nut; van vorderingen betreffende de ontbinding van de enoemde instellingen en verenigingen en de benoeming van vereffenaars in geval van ontbinding; 100 {21 ...)21

11° van vorderingen betreffende de bekendmaking en de aanwending van uitvindingen en abrieksgeheimen die belang hebben voor de verdediging van het grondgebied of de veiligheid van de Staat; 12° van de vorderingen ingesteld krachtens [de artikelen 1188 tot 1193] betreffende sommige openbare

verkopingen van onroerende goederen; <W 2003-02-13/54, art. 7,112; Inwerkingtreding: 04-04-2003> 13° [opgeheven wat het Vlaamse Gewest betreft] <DVR 1995-04-19/49, art. 23,049; Inwerkingtreding: 15-

09-1995> 14° van vorderingen tot vervallenverklaring van een concessie inzake mijnen,groeven en graverijen; 15° van vorderingen tot regeling van het niet bij tarie/ vastgestelde ereloon van notarissen; 16° van de vorderingen tot schadevergoeding op grond van de wet van 29 maart 1962 houdende

organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw; 17° van de vorderingen ingesteld krachtens de wet van 18juli 1966 betreffende de burgerlijke

aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie; 18° van de vorderingen ingesteld krachtens de bepalingen van de wet van 9 augustus 1963 en de

internationale overeenkomsten tot vaststelling van de aansprakelijkheid van de exploitant van een atoomschip; 19° [...] <W 2001-03-27/39, art. 2,091; Inwerkingtreding: 01-08-2001> 20° [...] <W 2007-05-10/33, art. 12,1°,147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 21°) {13 van de vorderinagen tot schadeloosstelling op grond van hetInternationaal Verdrag van 1992

inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie met inachtn eming van de bepalingen van paragraaf 1 van artikelIX van dat verdrag; wanneer,ais gevolg van eenze/fde voorval schade door verontreiniging is veroorzaakt gedeeltelijk op het nationale grondgebied,de territoriale zee daaronder begrepen,of in deBelgische exclusieve economische zone en gedeeltelijk op het grondgebied van een andereStaat,de territoariale zee daaronder begrepen,of in een gebied van een andere Staat bedoeld door artikelII,a),ii) van het bovenvermelde Verdrag, is de rechtbank bevoegd om kennis te nemen van vorderingen tot vergoeding van in deze laatste Staat door verontreiniging veroorzaakte schade op voorwaarde dat het beperkingsfonds,dat wordt ingeroepen tegen de schuldvorderingen welke het voorwerp van de vordering uitmaken,door de verweerder bij die rechtbank is ingesteld en de eiser ervan afziet tegen deze/fde verweerder een vordering tot vergoeding van door hetze/fde voorval veroorzaakte schade in te stellen voor een andere rechtsmacht van om het even welke andereStaat of a/stand doet van deze vordering;J13

22° {11 van de verklarin gen ais bedoeld in de artikelen 11,§ 2,en 12bis van het Wetboek van de Belgische nationaliteit en van verklarin gen of verzoeken op grond van de artikelen 24,26 en 28 van hetze/fde Wetboek;J11

23° [...] <W 2007-05-10/33, art. 12,1°,147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> {24° van de vorderingen tot het verkrijgen van betalingsfaciliteiten zoals geregeld in artikel 59 van de wet

van 4 augustus 1992 op het hypoth ecair krediet;] <W 1999-04-22/47, art. 52,083; Inwerkingtreding: 20-07- 1999> [25° van de gedingen ingesteld krachtens artikel 49 van de wet op het politieambt;J <W 1999-04-22/47, art.

52,083; Inwerkingtreding: 20-07-1999> [26° ...] <W 2007-05-10/33, art. 12,1°,147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> [27° van de gedingen ingesteld krachtens artikel 93 van de wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden

van het militair personeel;] <W 1999-04-22/47, art. 52,083; Inwerkingtreding: 20-07-1999> [28° vorderingen gebaseerd op hetInternationaal Verdrag ter oprichting van eenInternationaal Fonds

voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie,opgemaakt teBrussel op 18 december 1971,op deProtocollen bij dat Verdrag,opgemaakt teLonden op 27 november 1992 en 16 mei 2003 en op de wetten

houdende goedkeuring en uitvoering van dat Verdrag en dezeProtocollen;J <W 2005-10-06/35, art. 10, 134;/nwerkingtreding: 14-06-2006> [29° van de vorderingen tot teruggave van cultuurgoederen ingesteld op grond van artikel 7 van de wet van

28 oktober 1996 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtm atige wijze buiten het rondgebied van bepaalde buitenlandseStaten zijn gebracht.J <W 1999-04-22/47. art. 52,

083;/nwerkingtreding: 20-07-1999> [30° bij gebreke van andere bepalingen luidens welke bevoegdheid wordt toegekend,de vorderingen

ingesteld krachtens de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone vanBelgië in de Noordzee] <W 1999-04-22/47. art. 52,083; Inwerkingtreding: 20-07-1999> [31° bij ontstentenis van andere bepalingen tot toekenning van bevoegdheid,van de vorderingen ingeleid

krachtens de wet van 20januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid vanBelgië.J <W 1999-02-28/32, art. 2,069; Inwerkingtreding: 22-03-1999> [32° van geschillen betreffende de toepassing van een belastinagwet.J <W 1999-03-23/30, art. 4,

072;/nwerkingtreding: 06-04-1999> 330117 •••}17; [33°[22 ...)22} <DCFL 2007-05-25/52, art. 24,160; Inwerkingtreding: 01-07-2007> [34° van de vorderingen betreffende de afzetting van bestuurders,de ontbinding en de vereffening van

landsbonden van ziekenfondsen,ziekenfondsen en maatschappijen van onderlinge bijstand in de zin van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfoandsen.J <W 2005-12- 13/36, art. 4,128; Inwerkingtreding: 31-12-2005> [35° het beroep tegen de in artikel 47 van de wet van 27juni 1937 houdende herziening van de wet van 16

november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart vermelde beslissing.J <W 2008-12-22/34a, art. 6, 003;/nwerkingtreding: 08-01-2009> P. 35° •••]fr. P. 35° •••]fr. [Z 37° van de beroepen bedoeld in artikel 62decies van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de

ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.JZ [S. 38° van de vorderingen bedoeld in artikel 26ter van de wet van 9juli 1975 betreffende de controle der

verzekeringsondernemingen,in artikel 57ter van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen,en in artikel 23/2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de manciële sector en definanciële diensten.JS. P. 39° van de beroepen tegen de beslissing van het opleggen van een administratieve geldboete op grond

van artikel 21octies,derde /id,van de wet van 4juli 1962 betreffende de openbare statisatiek;]§. P. 40° van de vorderingen tot schadeloosstelling op grond van hetInternationaal Verdrag van 2001 inzake

de burgerlijke aansprakelijkheid voor de schade door verontreiniging door bunkerolie en van de wetten houdende instemming en uitvoerin g van dat Verdrag;]fr. P. 41° van geschillen tussen een patiënt ofazijn rechtverkrijgenden,een zorgverlener of een verazekeraar en

het Fonds voor medische ongevallen opgericht bij de wet van 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade ais gevolg van gezondheidsazorg.]fr. f- 42° van de vorderingen tot schadeloosstelling op grond van beslissingen genomen door de bevoegde

instantie voor de opvang van schepen die bijstand behoeven bedoeld in artikel 5,§ 1,van de wet van 27juli 2011 betreffende de bevoegde instantie voor de opvang van schepen die bijstand behoeven overeenkomstig artikel 6,§ 1,eerste /id,en artikel 8 van de wet van 27juli 2011 betreffende de bevoegde instantie voor de opvang van schepen die bijstand behoeven.J2· [1° 43° van de vorderingen ingeleid krachtens de wet van 17 augustus 2013 betreffende de prospectie,de

exploratie en de exploitatie van rijkdommen van de zee- en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de renzen van de nationale rechtsmacht.}1° [In de gevallen onder het eerste /id [.••],17°,21°,28° [Z, 29°,34° [1°a,37° en 43°]1°JZ,[1° zijn alleen de

rechtbanken van eerste aanleg teBrusse1]1° bevoegd en in het geval onderf- het eerste /id,18°,40° en

42°]2, die te Antwerpen.] <W 1999-04-22/47, art. 52, 083; Inwerkingtreding: 20-07-1999> <W 2007-05- 10/33, art. 12, 2°, 147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> [In de gevallen onder het eerste /id, 22°, [10 zijn alleen de rechtbanken van eerste aanleg te

Brussel]10bevoegd wanneer de belanghebbende zijn hoofdverblijfniet ofnniet meer in Belgi"e heeft.J <W 28- 06-1984, art. 20, §1,4n°> {---------- (2)<W 2009-07-12/26,art. 3,169; Inwerkingtreding: 09-11-2009> (5)<W 2010-06-02/11,art. 6,179; Inwerkingtreding: 24-06-2010> (6)<W 2010-06-02/40,art. 2,182; Inwerkingtreding: 01-09-2012 (zie KB 2012-08-25/01,art. 1)> (7)<W 2010-06-02/39,art. 11,183; Inwerkingtreding: 01-03-2010> (8)<DVR 2009-05-08/27,art. 15.1.1,185; Inwerkingtreding: 01-01-2011> (9)<W 2011-07-15/18,art. 2,192; Inwerkingtreding: 30-11-2010> (lO)<W 2012-07-19/36,art. 39,199; Inwerkingtreding: 31-03-2014,zie art. 61,Ll en L2> (ll)<W 2012-12-04/04,art. 27,202; Inwerkingtreding: 01-01-2013> (12)<hersteld door W 2012-12-10/14,art. 44,203; Inwerkingtreding: 21-01-2013> (13)<W 2013-01-10/27,art. 2,205; Inwerkingtreding: 06-05-2013> (14)<W 2013-07-30/21,art. 3,213; Inwerkingtreding: 26-09-2013> (15)<W 2013-06-02/08,art. 17,214; Inwerkingtreding: 03-10-2013> (16)<W 2014-04-24/95,art. 33,232; Inwerkingtreding: 07-08-2014> (17)<W 2013-07-30/23,art. 127,233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (18)<W 2014-06-29/14,art. 31,242; Inwerkingtreding: onbepaald en uiterlijk op 01-01-2016> (19)<W 2017-07-06/24,art. 71,260; Inwerkingtreding: 03-08-2017> (20)<W 2017-07-31/04,art. 16,261; Inwerkingtreding: 19-08-2017> (2l)<DVR 2017-02-24/22,art. 80,275; Inwerkingtreding: 01-01-2018> (22)<DVR 2018-11-16/09,art. 63,297; Inwerkingtreding: 24-12-2018>

Art. 570. [1 § 1. De rechtbank van eerste aanleg doet uitspraak,ongeacht de waarde van het geschil, over de vorderingen bedoeld in de artikelen 23,§ 1,eerste lid,en 27,§ 1,vierde lid,eerste zin,en § 2, eerste zin,van het Wetboek van internationaal privaatrecht.

De familierechtbank doet uitspraak over de vorderingen bedoeld in artikel 31,§ 1,derde lid,van het Wetboek van internationaal privaatrecht. De familierechtbank doet eveneens uitspraak over de vorderingen bedoeld in de artikelen 23,§ 1,tweede lid,en 27,§ 1,vierde lid,tweede zin,en § 2,tweede zin,van hetzelfde Wetboek.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1,eerste lid,doet de [l ondernemingsrechtbank]l uitspraak over de vorderingen bedoeld in artikel 121 van het Wetboek van internationaal privaatrecht.]n1

(l)<W 2017-07-06/24,art. 72,260; Inwerkingtreding: 03-08-2017> (2)<W 2018-04-15/14,art. 252,291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Art. 571.<W 1999-05-04/03,art. 45,085; Inwerkingtreding: 01-11-1999> [1 De rechtbank van eerste aanleg neemt overeenkomstig artikel 544 in hoger beroep kennis van de beroepen ingesteld tegen de beslissingen van de tuchtcommissie van gerechtsdeurwaarders [l ...]nl en spreekt in eerste aanleg de hogere tuchtstraffen tegen de gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders uit.]n1

Zij neemt in hoger beroep,overeenkomstig de artikelen 107 en 110 van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt,kennis van het beroep ingesteld tegen de beslissingen van de Kamer van notarissen die een tuchtstraf van eigen rechtsmacht heeft uitgesproken,en spreekt in eerste aanleg de hogere tuchtstraffen tegen notarissen uit.

(l)<W 2014-01-07/06,art. 3,216; Inwerkingtreding: 01-02-2014> (2)<W 2014-05-08/02,art. 27,236; Inwerkingtreding: 01-02-2014>

Art. 572.Behalve de installatie van de magistraten en griffiers,waarvan sprake is in artikel 288,vijfde

lid, beëdigt de rechtbank van eerste aanleg eveneens: 1° de notarissen; 2° de gerechtsdeurwaarders; 3° de ambtenaren en aangestelden bij het bosbeheer; 4° de wegenopzichters, de inspecteurs en hoofdinspecteurs van politie belast met de vaststelling van de

overtreding van wetten en verordeningen betreffende de spoorwegen, hun exploitatie en politie; 5° de ambtenaren en beambten belast met de vaststelling van de overtreding van de wet en de

verordeningen betreffende het vervoer van uitwijkelingen; 6° de douanebeambten belast met de vaststelling van de misdrijven gepleegd binnen de omheining van

vrije stapelplaatsen; 7° de directeur en de beambten van de proefbank voor vuurwapens die ais officier van gerechtelijke

politie zijn aangesteld; 8° de havenmeesters en de adjunct-havenmeesters; 9° de hoofdinspecteurs en de inspecteurs van de luchtvaartpolitie; 10° de beambten van het Hoog Comité van toezicht die de hoedanigheid hebben van officier van

gerechtelijke politie. (11° de personen die door vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en van naburige

rechten worden aangewezen teneinde aile mogelijke exploitatievormen van een werk of van een prestatie, evenals enige onjuiste verklaring in verband met een dergelijke exploitatie vast te stellen). <W 1994-06-30/35, art. 91, 045; Inwerkingtreding: 1994-07-27>

[l In het gerechtelijk arrondissement Brussel beëdigt de Belgo-néerlandaise rechtbank van eerste aanleg of de Franstalige rechtbank van eerste aanleg, naargelang de taal van het benoemingsbesluit. Indien het benoemingsbesluit opgesteld is in het Nederlands en het Frans, geldt de taal van het diploma.]l

(l)<W 2012-07-19/36, art. 40, 199; Inwerkingtreding: 31-03-2014, zie art. 61, Ll en L2>

Art. 572 WAALS GEWEST. Behalve de installatie van de magistraten en griffiers, waarvan sprake is in artikel 288, vijfde lid, beëdigt

de rechtbank van eerste aanleg eveneens: 1° de notarissen; de gerechtsdeurwaarders; 3° [l de personeelsleden in de zin van het Boswetboekjl; 4° de wegenopzichters, de inspecteurs en hoofdinspecteurs van politie belast met de vaststelling van de

overtreding van wetten en verordeningen betreffende de spoorwegen, hun exploitatie en politie; de ambtenaren en beambten belast met de vaststelling van de overtreding van de wet en de

verordeningen betreffende het vervoer van uitwijkelingen; 6° de douanebeambten belast met de vaststelling van de misdrijven gepleegd binnen de omheining van vrije

stapelplaatsen; de directeur en de beambten van de proejbank voor vuurwapens die ais officier van gerechtelijke politie

zijn aangesteld; 8° de havenmeesters en de adjunct-havenmeesters; 9° de hoofdinspecteurs en de inspecteurs van de luchtvaartpolitie; 10° de beambten van het Hoog Comité van toezicht die de hoedanigheid hebben van officier van erechtelijke politie. (11° de personen die door vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en van naburige rechten

worden aangewezen teneinde aile mogelijke exploitatievormen van een werk of van een prestatie, evenals enige onjuiste verklaring in verband met een dergelijke exploitatie vast te stellen). <W 1994-06-30/35, art. 91, 045; Inwerkingtreding: 1994-07-27> [2. In het gerechtelijk arrondissement Brussel beëdigt de Belgo-néerlandaise rechtbank van eerste aanleg o

de Franstalige rechtbank van eerste aanleg, naargelang de taal van het benoemingsbesluit. Indien het benoemingsbesluit opgesteld is in het Nederlands en het Frans, geldt de taal van het diploma.]2.

(l)<DWG 2008-07-15/44, art. 120, 170; Inwerkingtreding: 14-09-2009> (2)<W 2012-07-19/36, art. 40, 199; Inwerkingtreding: 31-03-2014, zie art. 61, Ll en L2>

Art. 572 VLAAMS GEWEST. Behalve de installatie van de magistraten en griffiers, waarvan sprake is in artikel 288, vijfde lid, beëdigt

de rechtbank van eerste aanleg eveneens: 1° de notarissen; 2° de gerechtsdeurwaarders; 3° (de personeelsleden van het Agentschap voor Natuur en Bos die belast zijn met handhaving);

<DCFL 2007-12-07/51, art. 10, 157; Inwerkingtreding: 14-01-2008> 4° de wegenopzichters, de inspecteurs en hoofdinspecteurs van politie belast met de vaststelling van de

overtreding van wetten en verordeningen betreffende de spoorwegen, hun exploitatie en politie; de ambtenaren en beambten belast met de vaststelling van de overtreding van de wet en de

verordeningen betreffende het vervoer van uitwijkelingen; 6° de douanebeambten belast met de vaststelling van de misdrijven gepleegd binnen de omheining van vrije

stapelplaatsen; de directeur en de beambten van de proejbank voor vuurwapens die ais officier van gerechtelijke politie

zijn aangesteld; 8° de havenmeesters en de adjunct-havenmeesters; 9° de hoofdinspecteurs en de inspecteurs van de luchtvaartpolitie; 10° de beambten van het Hoog Comité van toezicht die de hoedanigheid hebben van officier van erechtelijke politie. (11° de personen die door vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en van naburige rechten

worden aangewezen teneinde aile mogelijke exploitatievormen van een werk of van een prestatie, evenals enige onjuiste verklaring in verband met een dergelijke exploitatie vast te stellen). <W 1994-06-30/35, art. 91, 045; Inwerkingtreding: 1994-07-27> [1 In het gerechtelijk arrondissement Brussel beëdigt de Be/go-néerlandaise rechtbank van eerste aanleg o

de Franstalige rechtbank van eerste aanleg, naargelang de taal van het benoemingsbesluit. Indien het benoemingsbesluit opgesteld is in het Nederlands en het Frans, geldt de taal van het diploma.Jl

(l)<W 2012-07-19/36, art. 40, 199; Inwerkingtreding: 31-03-2014, zie art. 61, Ll en L2>

Art. 572bis.[1 Onverminderd de bijzondere bevoegdheden die zijn toegekend aan de vrederechter [1 de jeugdrechtbank, in het kader van de jeugdbeschermingsmaatregelen]1 en de bijzondere wetgevingen, neemt de familierechtbank kennis van:

1° [J vorderingen betreffende de staat van personen, met inbegrip van vorderingen betreffende de Belgische nationaliteit en met betrekking tot de erkenning van de status van staatloze [� , onverminderd de door artikel 391octies van het Strafwetboek en artikel 79quater van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen aan de strafrechter toegekende bevoegdheid]�;]J

2° vorderingen tot nietigverklaring van de wettelijke samenwoning [i en de beroepen tegen de weigering van de ambtenaar van de burgerlijke stand om de akte van verklaring van wettelijke samenwoning op te maken]i, onverminderd de bevoegdheid die aan de strafrechter wordt toegekend bij artikel 391octies van het Strafwetboek en artikel 79quater van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;

3° vorderingen tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden betreffende de uitoefening van hun rechten of betreffende hun goederen, alsook de voorlopige maatregelen die daarop betrekking hebben;

4° [i vorderingen betreffende de uitoefening van het ouderlijk gezag, de verblijfsregeling of het recht op persoonlijk contact ten aanzien van minderjarige kinderen;]i

5° de vaststelling van de voortdurende onmogelijkheid om het ouderlijk gezag uit te oefenen bedoeld in artikel 389 van het Burgerlijk Wetboek;

6° vorderingen bedoeld in de artikelen 1322bis en 1322decies;

7° vorderingen met betrekking tot onderhoudsverplichtingen [l •.•1l; 8° geschillen met betrekking tot het aanwijzen van de [i bijslagtrekkende(n)1i van de kinderbijslag

voor de kinderen indien de ouders niet meer samenwonen, en het verzoek tegen de uitbetaling aan de rechthebbende;

9° vorderingen met betrekking tot het huwelijksvermogensrecht, de erfopvolging, schenkingen onder levenden of testamenten;

10° vorderingen tot verdeling; 11° vorderingen tot tijdelijk huisverbod ais bedoeld in de wet van 15 mei 2012 betreffende het tijdelijk

huisverbod in geval van huiselijk geweld; 12° het verzet van de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent tegen de uitoefening van de rechten van

de niet-ontvoogde minderjarige om de op diens spaarboekje ingeschreven sommen op te vragen; 13° de vorderingen ingesteld met toepassing van artikel 220, § 3, van het Burgerlijk Wetboek; 14° [i het verzet tegen de uitbetaling van de gezinsbijslag aan de bijslagtrekkende bedoeld in artikel

69, § 3, van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders gecoordineerd op 19 december 1939, tenzij een vordering bij de jeugdrechtbank aanhangig werd gemaakt op grond van artikel 29 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een ais misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, en tenzij de vrederechter bevoegd is krachtens artikel 594, 8° ;11

15° [1 het verzet tegen de uitbetaling aan de bijslagtrekkende van de gezinsbijslag voor zelfstandigen, bedoeld in artikel 31, § 3, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, tenzij een vordering bij de jeugdrechtbank aanhangig werd gemaakt op grond van artikel 29 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een ais misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, en tenzij de vrederechter bevoegd is krachtens artikel 594, 90.1111

(l)<lngevoegd bij W 2013-07-30/23, art. 128, 233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (2)<W 2014-05-08/02, art. 56,a002; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (3)<W 2017-07-06/24, art. 73, 260; Inwerkingtreding: 03-08-2017> (4)<W 2017-03-19/08, art. 17,a262; Inwerkingtreding: 01-09-2017> (5)<W 2017-09-19/06, art. 13, 272; Inwerkingtreding: 01-04-2018>

Art. 572bis VLAAMS GEWEST. Il Onverminderd de bijzondere bevoegdheden die zijn toegekend aan de vrederechter11. de

·eugdrechtbank,in het kader van dejeugdbaeschermingsmaatregelen]1- en de bijzondere wetgevingen,neemt de familierechtbank kennis van:

1°f- vorderingen betreffende de staat van personen,met inbegrip van vorderingen betreffende de Belgisache nationaliteit en met betrekking tot de erkenning van de status van staatlozefS- , onverminderd de door artikel 391octies van het Strafwetboek en artikel 79quater van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied,het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen aan de strafrechter toegekende bevoegdheid]i;J1

2° vorderingen tot nietigverklaring van de wettelijke samenwonin g12. en de beroepen tegen de weigering van de ambtenaar van de burgerlijke stand om de akte van verklaring van wettelijke samenwoning op te maken]2.,onverminderd de bevoegdheid die aan de strafreachter wordt toegekend bij artikel 391octies van het Strafwetboek en artikel 79quater van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het

rondgebied,het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen; 3° vorderingen tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden betreffende de uitoefening van hun

rechten of betreffende hun goederen,alsook de voorlopige maatregelen die daarop betrekking hebben; 4° 12. vorderingen betreffende de uitoefening van het ouderlijk gezag,de verblijfsregeling of het recht op ersoonlijk contact ten aanzien van minderjarige kinderen;]2. 5° de vaststelling van de voortdurende onmogelijkheid om het ouderlijk gezag uit te oefenen bedoeld in

artikel 389 van hetBurgerlijk Wetboek; 6° vorderingen bedoeld in de artikelen 1322bis en 1322decies; vorderingen met betrekking tot onderhoudsverplichtin genIJ. ••.JJ..; 8° P. geschillen over de aanwijzing van de begunstigden van toelagen in het kader van het gezinsbeleid,

zoals gedefinieerd in artikel 3, § 3, 1°, van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, tenzij een vordering bij dejeugdraechtbank aanhangig is gemaakt op grond van artikel 29 van de wet van 8 april 1965 betreffende dejeugdbaescherming, het ten taste nemen van minderjarigen die een ais misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dat feit veroorzaakte schade, tenzij de vrederechter bevoegd is krachtens artikel 594, 8° ;].i.

9° vorderingen met betrekking tot het huwelijksvermogensrecht, de erfopvolging, schenkingen onder levenden of testamenten;

10° vorderingen tot verdeling; 11° vorderingen tot tijdelijk huisverbod ais bedoeld in de wet van 15 mei 2012 betreffende het tijdelijk

huisverbod in geval van huiselijk geweld; 12° het verzet van de persoon die het ouderlijk gezag uitoaefent tegen de uitoaefening van de rechten van de

niet-ontvoogde minderjarige om de op diens spaarboekje ingeschreven sommen op te vragen; 13° de vorderingen ingesteld met toepassing van artikel 220, § 3, van het Burgerlijk Wetboek; 14° 11 t- ...].i-]2- 150 11 t- ...].i-)2-jl

(l)<Ingevoegd bij W 2013-07-30/23,art. 128,233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (2)<W 2014-05-08/02,art. 56,002; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (3)<W 2017-07-06/24,art. 73,260; Inwerkingtreding: 03-08-2017> (4)<W 2017-03-19/08,art. 17,262; Inwerkingtreding: 01-09-2017> (5)<W 2017-09-19/06,art. 13,272; Inwerkingtreding: 01-04-2018> (6)<DVR 2018-04-27/27,art. 194,299; Inwerkingtreding: 01-01-2019>

Art. 572bis DUITSTALIGE GEMEENSCHAP. Il Onverminderd de bijzondere bevoegdheden die zijn toegekend aan de vrederechter11. de

·eugdrechtbank, in het kader van dejeugdbeschermingsmaatregelen]1- en de bijzondere wetgevingen, neemt de familierechtbank kennis van:

1°f- vorderingen betrejfeande de staat van personen, met inbegrip van vorderingen betreffende de Belgische nationaliteit en met betrekking tot de erkenning van de status van staatloze IS. , onverminderd de door artikel 391octies van het Strafwetboek en artikel 79quater van de wet van 15 december 1980 betrejfende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen aan de strafrechter toegekende bevoegdheid]S.;JJ..

2° vorderingen tot nietigverklaring van de wettelijke samenwoning12. en de beroepen tegen de weigering van de ambtenaar van de burgerlijke stand om de akte van verklaring van wettelijke samenwoning op te maken]2-, onverminderd de bevoegdheid die aan de strafreachter wordt toegekend bij artikel 391octies van het Strafwetboek en artikel 79quater van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het

rondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen; 3° vorderingen tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden betreffende de uitoefening van hun

rechten of betrejfende hun goederen, alsook de voorlopige maatregelen die daarop betrekking hebben; 4° 12. vorderingen betrejfende de uitoefening van het ouderlijk gezag, de verblijfsregeling of het recht op ersoonlijk contact ten aanzien van minderjarige kinderen;]2. 5° de vaststelling van de voortdurende onmogelijkheid om het ouderlijk gezag uit te oefenen bedoeld in

artikel 389 van het Burgerlijk Wetboek; 6° vorderingen bedoeld in de artikelen 1322bis en 1322decies; vorderingen met betrekking tot onderhoudsverplichtin genIJ. ••.JJ..;

P. geschillen met betrekking tot het aanwijzen van de bijslagtrekkende(n) van de gezinsbijslagen,en verzet tegen de uitbetaling van gezinsbijslagen aan de bijslagtrekkende,tenzij een vordering bij de 'eugdrechtbank aanhangig werd gemaakt op grond van artikel 29 van de wet van 8 april 1965 betreffende de ·eugdbescherming,het ten laste nemen van minderjarigen die een ais misdrijf omschreven feit hebben epleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade;].i.; 9° vorderingen met betrekkin g tot het huwelijksvermogensrecht,de erfopvolging,schenkingen onder

levenden of testamenten; 10° vorderingen tot verdeling; 11° vorderingen tot tijdelijk huisverbod ais bedoeld in de wet van 15 mei 2012 betreffende het tijdelijk

huisverbod in geval van huiselijk geweld; 12° het verzet van de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent tegen de uitoefenin g van de rechten van de

niet-ontvoogde minderjarige om de op diens spaarboekje ingeschreven sommen op te vragen; 13° de vorderingen ingesteld met toepassing van artikel 220,§ 3,van het Burgerlijk Wetboek; 14° 1J.r- ...].ii 15° 1J.r- ...].iil1

(l)<lngevoegd bij W 2013-07-30/23,art. 128,233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (2)<W 2014-05-08/02,art. 56,002; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (3)<W 2017-07-06/24,art. 73,260; Inwerkingtreding: 03-08-2017> (4)<W 2017-03-19/08,art. 17,262; Inwerkingtreding: 01-09-2017> (5)<W 2017-09-19/06,art. 13,272; Inwerkingtreding: 01-04-2018> (6)<DDG 2018-04-23/18,art. 95,296; Inwerkingtreding: 01-01-2019>

Art. 573. [1 [1 De ondernemingsrechtbank neemt in eerste aanleg kennis van de geschillen tussen ondernemingen ais bedoeld in artikel 1.1,1°,van het Wetboek van economisch recht,die niet vallen onder de bijzondere bevoegdheid van andere rechtscolleges en die,wat betreft natuurlijke personen, betrekking hebben op een handeling die niet kennelijk vreemd is aan de onderneming.]nZ

De vordering gericht tegen een onderneming kan onder de in het [Z eerste lid]nZ,bepaalde voorwaarden eveneens voor de [J ondernemingsrechtbank]J worden gebracht,zelfs indien de eiser geen onderneming is. Elk beding tot aanwijzing van een bevoegde rechter dat is gemaakt voor het ontstaan van het geschil is,in dat opzicht,nietig.]1

(l)<W 2014-03-26/33,art. 2,230; Inwerkingtreding: 01-07-2014> (2)<W 2018-04-15/14,art. 10,291; Inwerkingtreding: 01-11-2018> (3)<W 2018-04-15/14,art. 252,291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Art. 574.De [1 ondernemingsrechtbank]1 neemt [Z ... ]nZ kennis: 1° [� van geschillen ter zake van een vereniging met rechtspersoonlijkheid,stichting of vennootschap,

met uitzondering van een vereniging van mede-eigenaars,evenals van geschillen die ontstaan tussen hun voormalige,actuele of toekomstige vennoten of leden met betrekking tot de betrokken vennootschap, stichting of vereniging;]n�

2° [J van vorderingen en geschillen rechtstreeks ontstaan uit een insolventieprocedure bedoeld in boek XX van het Wetboek van economisch recht,waarvan de gegevens voor de oplossing zich bevinden in het bijzonder recht dat van toepassing is op het stelsel van de insolventie;]J

3° van vorderingen betreffende de benamingen van oorsprong [en de geografische aanduidingen]; <W 2007-05-10/33,art. 13,1°,147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 4° van vorderingen betreffende de aan de post toevertrouwde diensten; 5° [Z van vorderingen tot verbetering en doorhaling van inschrijvingen van ondernemingen in de zin

van artikel 2,3°,van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen,tot modernisering van het handelsregister,tot oprichting van erkende

ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, in de Kruispuntbank van Ondernemingen;]1 60 [� •••]� 7° van vorderingen inzake zee- en binnenvaart, en inzonderheid van het onderzoek van de

schuldvorderingen bij verdeling van de gelden voortkomend van de toewijzing van een in beslag genomen vaartuig.

[8° opgeheven] <W 2003-03-24/40, art. 76, 115; En vigueur: 01-01-2004> [9° van geschillen inzake de handelingen van de Nationale Loterij [2 ...]2.] <W 1991-07-22/33, art. 25,

028; En vigueur: 01-09-1991> [100 [� •••]� [11° de vorderingen bedoeld in artikel 92 van Verordening nr. 40/94 van de Raad van de Europese Unie

van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk.] <W 1998-02-10/56, art. 2,a060; Inwerkingtreding : 10-07-1998>

[12° van geschillen tussen emittenten en houders, of tussen houders, van certificaten die betrekking hebben op effecten en zijn uitgegeven overeenkomstig de artikelen [� 5:28, 5:49, 6:27, 7:33 en 7:61 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]�.] <W 1999-02-10/41, art. 2,a073; Inwerkingtreding :08-06-1999>

[13° van de vorderingen bedoeld in de artikelen 92, § 7, 159, § 7 en 197, § 8, van de wet van... betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles.] <W 2004-07-22/40, art. 13, 130; Inwerkingtreding: 09-03-2005>

[14° van de vorderingen bedoeld in artikel 81 van Verordening (EG) Nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen.] <W 2005-12-20/36, art. 11, 136; Inwerkingtreding :01-01-2006>

[15° [van de in artikel 73 van de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien bedoelde vorderingen;] <W 2008-07-24/36, art. 10, 161; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 16° van vorderingen bedoeld in artikel 38 van de wet van 20 mei 1975 tot bescherming van

kweekproducten; 17° van vorderingen bedoeld in artikel 16 van de wet van 10 januari 1990 betreffende de

rechtsbescherming van topografieën van halfgeleiderproducten; 18° van vorderingen betreffende merken, met inbegrip van vorderingen betreffende de doorhaling van

een collectief merk, en van vorderingen betreffende tekeningen of modellen, bedoeld door het Benelux­ Verdrag inzake de intellectuele eigendom [merken en tekeningen of modellen] van 25 februari 2005 goedgekeurd door de wet van 22 maart 2006, behalve deze die door dit verdrag worden voorbehouden aan de bevoegdheid van een ander rechtscollege.] <W 2007-05-10/33, art. 13, 2°, 147; Inwerkingtreding :01-11-2007>

[19° de vordering om te laten vaststellen dat er een cumulatie is van verworven beschermingen voor éénzelfde uitvinding door het Belgische octrooi en door het Europese octrooi, ingesteld bij toepassing van artikel 5 van de wet van 21 april 2007 houdende diverse bepalingen betreffende de procedure voor het indienen van Europese octrooiaanvragen en de gevolgen van deze aanvragen en van de Europese octrooien in België;] <W 2008-07-24/36, art. 10, 161; Inwerkingtreding: 13-12-2007>

[� 20° van geschillen betreffende wisselbrieven en orderbriefjes;]� [.4 21° uitsluitend, van de vorderingen tot collectief herstel bedoeld in artikel XVII.42 van het Wetboek

van economisch recht;].4 [� 22° van vorderingen betreffende het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van

bedrijfsgeheimen, onverminderd de bevoegdheden van de arbeidsrechtbank.]�

(l)<W 2012-04-22/02, art. 2, 197; Inwerkingtreding: 17-05-2012> (2)<W 2014-03-26/33, art. 3,a230; Inwerkingtreding: 01-07-2014> (3)<W 2017-08-11/14, art.a17, 276; Inwerkingtreding: 01-05-2018> (4)<W 2018-03-30/35, art. 13,a278; Inwerkingtreding: 01-06-2018> (5)<W 2018-07-30/18, art. 30, 284; Inwerkingtreding: 24-08-2018> (6)<W 2018-04-15/14, art. 11, 291; Inwerkingtreding: 01-11-2018> (7)<W 2018-04-15/14, art. 252,a291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

(8)<W 2019-03-23/06, art. 3,a298; Inwerkingtreding: 01-05-2019>

Art. 575.<Hersteld bij W 2007-05-10/33, art. 14, 147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> § 1. [l De [Zondernemingsrechtbank]Z is bevoegd voor de vorderingen tussen ondernemingen, ais bedoeld in artikel 573, eerste lid, 1°, met betrekking tot het auteursrecht, de naburige rechten en het recht van de producenten van databanken.

De vordering die is gericht tegen een onderneming door een persoon die zelf niet in die hoedanigheid handelt, kan eveneens voor de [Z ondernemingsrechtbank]Z worden gebracht.]l

§ 2. De op grond van § 1 bevoegde rechtbanken zijn onder dezelfde voorwaarden bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen met betrekking tot de rechtsbescherming van technische maatregelen en van de informatie betreffende het beheer van rechten bedoeld in de artikelen 79bis en 79ter van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, en in de artikelen 12bis en 12ter van de wet van 31 augustus 1998 tot omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken. § 3. [l ...]l.

(l)<W 2014-03-26/33, art. 4,a230; Inwerkingtreding: 01-07-2014> (2)<W 2018-04-15/14, art. 252,a291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Art. 576.De [l ondernemingsrechtbank]l wijst de beëdigde wegers, scheepsmeters of meters voor zee­ binnenschepen aan en neemt hun eed af. Zij neemt ook de eed af van: (1° de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren;) <W 1999-05-03/30, art. 56,

077;Inwerkingtreding: 01-04-1999> 2° de bedrijfsrevisoren.

(l)<W 2018-04-15/14, art. 252,a291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Art. 577.De rechtbank van eerste aanleg neemt in hoger beroep kennis van de vonnissen (in eerste aanleg gewezen door de vrederechter en, in de gevallen bepaald bij artikel 601bis, door de politierechtbank). <W 1994-07-11/33, art. 35,a048; Inwerkingtreding: 1995-01-01>

[l ...]l. [Z In afwijking van het eerste lid, wordt het hoger beroep tegen de beslissingen door de vrederechter in

eerste aanleg gewezen in de gevallen bedoeld in de artikelen 594, 2°, 3°, 6°, 8°, 9°, 15° tot 16° /2 en 19°, en 596 tot 597, binnen de rechtbank van eerste aanleg behandeld door de familierechtbank.]Z

(l)<W 2014-03-26/33, art. 5,a230; Inwerkingtreding: 01-07-2014> (2)<W 2014-05-08/02, art. 28, 236; Inwerkingtreding: 01-09-2014>

Art. 578.De arbeidsrechtbank neemt kennis: 1° van geschillen inzake arbeidsovereenkomsten met inbegrip van die welke betrekking hebben op

schending van [.B. een bedrijfsgeheim].B. gedurende die overeenkomst; 2° van geschillen inzake leerovereenkomsten; 3° (van de individuele geschillen betreffende de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomsten;)

<W 5-12-1968, art. 67> 4° van geschillen tussen werknemers naar aanleiding van het werk; 5° van geschillen betreffende de overeenkomst voor versnelde beroepsopleiding; 6° van geschillen tussen de personen die samen een beroep uitoefenen waarbij hoofdzakelijk

handenarbeid wordt verricht, en inzonderheid tussen een schipper ter visserij en de schepelingen die zijn vennoten zijn; 7° van geschillen van burgerlijke aard die het gevolg zijn van een overtreding van de wetten en

besluiten betreffende de arbeidsreglementering en de aangelegenheden onder de bevoegdheid van de

arbeidsrechtbank, onverminderd de toepassing van de wetsbepalingen die deze bevoegdheid verlenen aan de strafgerechten wanneer een strafvordering voor ben aanhangig is. 8° (de geschillen die hun oorzaak vinden: a) in titel V betreffende gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van

arbeidsvoorwaarden en de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de toegang tot een zelfstandig beroep van de wet van 4 augustus 1978 tot economisch heroriëntering en in haar uitvoeringsbesluiten, met uitzondering van die bedoeld in artikel 581, 3°, a), en van die welke betrekking hebben op de toegang tot het onderwijs in de beroepsopleiding verstrekt door het openbaar of privaat onderwijs; b) in het decreet van 8 mei 2002 van het Vlaams Parlement houdende evenredige participatie op de

arbeidsmarkt en zijn uitvoeringsbesluiten, met uitzondering van die bedoeld in artikel 581, 3°, b).) <W 2003-04-08/33, art. 139,a098; Inwerkingtreding: 01-10-2002>

(9° van de geschillen betreffende de hoedanigheid van de werknemers en het behoud van hun rechten ingevolge de overdracht van de onderneming of van een gedeelte ervan, (bedoeld in de artikelen 59 tot 70 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen).) <W 1997-07- 17/65, art. 52,a055; Inwerkingtreding: 01-01-1998> <W 2009-01-26/31, art. 3, a) 166; Inwerkingtreding :01-04-2009>

10° (van de geschillen op basis van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van de discriminatie tussen mannen en vrouwen en die betrekking hebben op de arbeidsbetrekkingen en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid, in de zin van artikel 6, § 1, 4° en 5°, van voormelde wet, met uitzondering van de geschillen bedoeld in artikel 581, 9°, en onder voorbehoud van de bevoegdheden van de Raad van State, zoals bepaald door de gecoordineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State;) <W 2007-05- 10/37, art. 2, 148; Inwerkingtreding: 09-06-2007> (11° van de geschillen betreffende [J. psychosociale risico's op het werk, waaronder geweld, pesterijen

en ongewenst seksueel gedrag op het werk]J.,die hun oorzaak vinden in hoofdstuk Vbis van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk..) <W 2002- 06-17/35, art. 5, 096; Inwerkingtreding: 01-07-2002> (12° van de geschillen die hun oorzaak vinden in de wet van... betreffende de bescherming van de

preventieadviseurs en die betrekking hebben op: a) werknemers; b) zelfstandigen.) <W 2002-12-20/52, art. 4, 107; Inwerkingtreding: 01-02-2003> 13° (van de geschillen op basis van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van

discriminatie en die betrekking hebben op de arbeidsbetrekkingen en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid, in de zin van artikel 5, § 1, 4° en 5° van voormelde wet, met uitzondering van de geschillen bedoeld in artikel 581, 10°, en onder voorbehoud van de bevoegdheden van de Raad van State, zoals bepaald door de gecoordineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State.) <W 2007-05- 10/37, art. 3, 148; Inwerkingtreding: 09-06-2007> (14° van vorderingen betreffende de collectieve schuldenregeling;) <L 2005-12-13/36, art. 5,

128;Inwerkingtreding: 01-09-2007> 15° (van de geschillen op basis van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of

xenofobie ingegeven daden en die betrekking hebben op de arbeidsbetrekkingen en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid, in de zin van artikel 5, § 1, 4° en 5°, van voormelde wet, met uitzondering van de geschillen bedoeld in artikel 581, 11°, en onder voorbehoud van de bevoegdheden van de Raad van State, zoals bepaald door de gecoordineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State;) <W 2007-05-10/37, art. 4, 148; Inwerkingtreding: 09-06-2007> ((16°) (oude tweede 10°) van betwistingen op grond van de wet van 28 januari 2003 betreffende de

medische onderzoeken die binnen het kader van de arbeidsverhoudingen worden uitgevoerd.) <W 2003- 01-28/42, art. 16, 114; Inwerkingtreding: 19-04-2003> <W 2005-12-13/36, art. 5, 128; Inwerkingtreding

:31-12-2005> (17° van de in artikel 138bis, § 2, eerste lid, bedoelde rechtsvordering.) <W 2006-12-03/41, art. 13,

142;Inwerkingtreding: 28-12-2006> (18° [� ...]�; 19° van de verzoeken tot homologatie zoals bedoeld in artikel 61, § 5, van de wet van 31 januari 2009

betreffende de continuïteit van de ondernemingen.) <W 2009-01-26/31, art. 3, b), 166; Inwerkingtreding : 01-04-2009>

[i 21° van de geschillen tussen de werknemer en degene die hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van het loon met toepassing van hoofdstuk Vl/1 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.]i

[� 22° van de geschillen tussen een werknemer, een aangeslotene of een begunstigde, enerzijds, en een inrichter en/of een pensioeninstelling, anderzijds, inzake aanvullende pensioenen in de zin van artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid;

[222° bis van de geschillen tussen een werknemer, een aangeslotene of een begunstigde, enerzijds, en een pensioeninstelling en/of een werkgever, anderzijds, inzake aanvullende pensioenen bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen;]2

23° van de geschillen tussen een werknemer, een aangeslotene of een begunstigde, enerzijds, en een inrichter en/of een pensioeninstelling, anderzijds, inzake aanvullende pensioenen die niet bedoeld zijn in de bepaling onder 22° [2of in 22° bis]2;

24° van de geschillen tussen een werknemer of een begunstigde, enerzijds, en een werkgever en/of een verzekeringsonderneming of een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening, anderzijds, inzake een aanvulling van de voordelen toegekend voor de verschillende takken van de sociale zekerheid die niet bedoeld zijn in de bepalingen onder 22° en 23°;]�

[� 25° van de geschillen betreffende vergelding, discriminatie of andere soorten van onbillijke behandeling of nadelige maatregel ten gevolge van of in verband met de melding van een inbreuk in de zin van artikel 69bis van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, met uitzondering van de geschillen bedoeld in artikel 581, 14°, en onder voorbehoud van de bevoegdheden van de Raad van State, zoals bepaald door de gecoordineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State, voor wat betreft de statutaire personeelsleden;]�

[1 25° beroepen overeenkomstig artikel 136, tweede lid, van de Spoorcodex;]1 [10 27° van de geschillen betreffende vergelding, discriminatie en andere vormen van nadelige

behandeling of nadelige maatregelen, die verband houden met de melding van een inbreuk in de zin van artikel 36/7/1 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, onder voorbehoud van de bevoegdheden van de Raad van State, zoals bepaald door de gecoordineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State, voor wat betreft de statutaire personeelsleden.]10

(2)<W 2012-03-29/09, art. 2, 195; Inwerkingtreding: 16-04-2012> (3)<W 2014-03-28/21, art. 6, 221; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (4)<W 2014-03-26/33, art. 13,a230; Inwerkingtreding: 01-07-2014> (5)<W 2014-05-08/17, art. 2,a237; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (6)<W 2017-07-31/10, art. 35, 263; Inwerkingtreding: 21-08-2017> (7)<W 2017-11-23/15, art. 89,a267; Inwerkingtreding: 21-12-2017> (8)<W 2018-07-30/18, art. 31, 284; Inwerkingtreding: 24-08-2018> (9)<W 2018-12-06/23, art. 24,a295; Inwerkingtreding: 27-03-2019> (lO)<W 2019-05-02/25, art. 119,a300; Inwerkingtreding: 31-05-2019>

Art. 578 WAALS GEWEST. De arbeidsrechtbank neemt kennis: 1° van geschillen inzake arbeidsovereenkomsten met inbegrip van die welke betrekking hebben op

schending van p een bedrijfsgeheim]B. gedurende die overeenkomst; 2° van geschillen inzake leerovereenkomsten; 3° (van de individuele geschillen betreffende de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomsten;) <W

5-12-1968, art. 67>

4° van geschillen tussen werknemers naar aanleiding van het werk; °5 van geschillen betreffende de overeenkomst voor versnelde beroepsopleiding;

6° van geschillen tussen de personen die samen een beroep uitoefenen waarbij hoofdzakelijk handenarbeid wordt verricht,en inzonderheid tussen een schipper ter visserij en de schepelingen die zijn vennoten zijn;

van geschillen van burgerlijke aard die het gevolg zijn van een overtreding van de wetten en besluiten betreffende de arbeidsreglementering en de aangelegenheden onder de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank,onverminderd de toepassing van de wetsbepalingen die deze bevoegdheid verlenen aan de strafgerechten wanneer een strafvorderin g voor hen aanhangig is. 8° (de geschillen die hun oorzaak vinden: a) in titel V betreffende gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van arbeidsvoorwaarden

en de toegang tot het arbeidsproces,de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de toegang tot een zelfstandig beroep van de wet van 4 augustus 1978 tot economisch heroriëntering en in haar uitvoeringsbesluiten,met uitzondering van die bedoeld in artikel 581,3a°,a) ,en van die welke betrekking hebben op de toegang tot het onderwijs in de beroepsopleidin g verstrekt door het openbaar of privaat onderwijs; b) in het decreet van 8 mei 2002 van het Vlaams Parlement houdende evenredige participatie op de

arbeidsmarkt en zijn uitvoeringsbesluiten,met uitzondering van die bedoeld in artikel 581,3a°,b).) <W 2003- 04-08/33,art 139,098; Inwerkin gtreding: 01-10-2002> (9° van de geschillen betreffende de hoedanigheid van de werknemers en het behoud van hun rechten

ingevolge de overdracht van de onderneming of van een gedeelte ervan,(bedoeld in de artikelen 59 tot 70 van de wet van 31januari 2009 betreffende de continuï'teit van de ondernemingen).) <W 1997-07-17/65,art 52,055; Inwerkingtreding: 01-01-1998> <W 2009-01-26/31, art 3,a) 166; Inwerkingtreding: 01-04-2009> 10° (van de geschillen op basis van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van de discriminatie tussen

mannen en vrouwen en die betrekking hebben op de arbaeidsbetrekkingen en de aanvullende regelingen voor °sociale zekerheid,in de zin van artikel 6,§ 1,4a° en 5 , van voormelde wet,met uitzondering van de

eschillen bedoeld in artikel 581,9°,en onder voorbehoud van de bevoegdheden van deRaad van State, zoals bepaald door de gecoordineerde wetten van 12januari 1973 op deRaad vanState;) <W 2007-05- 10/37, art. 2,148; Inwerkingtreding: 09-06-2007> (11° van de geschillen betreffendef- psychosociale risico's op het werk,waaronder geweld,pesterijen en

ongewenst seksueel gedrag op het werk]1,die hun oorzaak vinden in hoofdstuk Vbis van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk..) <W 2002-06- 17/35,art. 5, 096; Inwerkingtreding: 01-07-2002> (12° van de geschillen die hun oorzaak vinden in de wet van... betreffende de bescherming van de reventieadviseurs en die betrekking hebben op: a) werknemers; b) zelfstandigen.) <W 2002-12-20/52,art 4,107; Inwerkingtreding: 01-02-2003> 13° (van de geschillen op basis van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van

discriminatie en die betrekkin g hebben op de arbeidsbetrekkingen en de aanvullende regelingen voor °sociale zekerheid,in de zin van artikel 5, § 1,4° en 5 van voormelde wet,met uitzondering van de

eschillen bedoeld in artikel 581,10°,en onder voorbehoud van de bevoegdheden van deRaad van State, zoals bepaald door de gecoordineerde wetten van 12januari 1973 op deRaad vanState.) <W 2007-05-10/37, art. 3,148; Inwerkingtreding: 09-06-2007> (14° van vorderingen betreffende de collectieve schuldenregeling;) <L 2005-12-13/36,art 5,

128;/nwerkingtreding: 01-09-2007> 15° (van de geschillen op basis van de wet van 30juli 1981 tot bestraffin g van bepaalde door racisme of enofobie ingegeven daden en die betrekking hebben op de arbeidsabetrekkingen en de aanvullende

°regelingen voor sociale zekerheid,in de zin van artikel 5, § 1,4° en 5 , van vooramelde wet,met uitzaondering van de geschillen bedoeld in artikel 581,11°,en onder voorbehoud van de bevoegdheden van deRaad van State,zoals bepaald door de gecoordin eerde wetten van 12januari 1973 op deRaad vanState;) <W 2007- 05-10/37, art 4,148; Inwerkin gtreding: 09-06-2007> ((1 6°) (oude tweede 10°) van betwistingen op grond van de wet van 28januari 2003 betreffende de

medische onderzoeken die binnen het kader van de arbeidsverhoudingen worden uitgevoerd.) <W 2003-01- 28/42,art 16,114; Inwerkingtreding: 19-04-2003> <W 2005-12-13/36,art 5,128; Inwerkingtreding: 31- 12-2005>

(17° van de in artikel 138bis,§ 2,eerste lid,bedoelde rechtsvordering.) <W 2006-12-03/41,art. 13, 142;/nwerkingtreding: 28-12-2006> (180r- ...j1.; 19° van de verzoeken tot homologatie zoals bedoeld in artikel 61,§ 5,van de wet van 31januari 2009

betreffende de continuïïeit van de ondernemingen.) <W 2009-01-26/31. art. 3,b),166; Inwerkingtreding :01-04-2009>

/J 21° van de geschillen tussen de werknemer en degene die hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van het loon met toepassing van hoofdsatuk VI/1 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.}2- [Î 22° van de geschillen tussen een werknemer,een aangeslotene of een begunstigde,enerzijds,en een

inrichter en/of een pensioeninstelling,anderzijds,inzake aanvullende pensioenen in de zin van artikel 3,§ 1,1°,van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingsatelsel van die ensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid; f- 22° bis van de geschillen tussen een werknemer,een aangeslotene of een begunstigde,enerazijds,en een ensioeninstelling en/of een werkgever,anderzijds,inzake aanvullende pensioenen bedoeld in artikel 2,1a°,

van de wet 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen;]2

23° van de geschillen tussen een werknemer,een aangeslotene of een begunstigde,enerzijds,en een inrichter en/of een pensioeninstelling,anderzijds,inzake aanvullende pensioenen die niet bedoeld zijn in de bepaling onder 22° f- of in 22° bisl2 ;

24° van de geschillen tussen een werknemer of een begunstigde,enerzijds,en een werkgever en/of een verzekeringsonderneming of een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening, anderzijds,inzake een aanvulling van de voordelen toegekend voor de verschillende takken van de sociale zekerheid die niet bedoeld zijn in de bepalingen onder 22° en 23°;JÏ P. 25° van de geschillen betreffende verge/ding, discriminatie of andere soorten van onbillijke behandeling

of nadelige maatregel ten gevolge van of in verband met de me/din g van een inbreuk in de zin van artikel 69bis van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op definanciële sector en definanciële diensten,met uitzaondering van de geschillen bedoeld in artikel 581,14°,en onder voorbehoud van de bevoegdheden van deRaad vanState,zoals bepaald door de gecooardineerde wetten van 12januari 1973 op deRaad van State,voor wat betreft de statutaire personeelsleden;J§. [Z 25° beroepen overeenkomstig artikel 136,tweede lid,van de Spoorcodex;JZ [1° 27° van de geschillen betreffende verge/ding, discriminatie en andere vormen van nadelige behandeling

of nadelige maatregelen,die verband houden met de me/din g van een inbreuk in de zin van artikel 36/711 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de NationaleBank vanBelgië, onder voorbehoud van de bevoegdheden van deRaad vanState,zoals bepaald door de gecoordineerde wetten van 12januari 1973 op deRaad vanState,voor wat betreft de statutaire personeelsleden.]1° [11 27° de geschillen op grond van het decreet van 6 november 2008 ter bestrijding van bepaalde vormen

van discriminatie,op de gebieden vermeld in de artikelen 5,§ 1,5° to t en met 19°,en § 2.]11

(2)<W 2012-03-29/09,art. 2,195; Inwerkingtreding: 16-04-2012> (3)<W 2014-03-28/21,art. 6,221; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (4)<W 2014-03-26/33,art. 13,230; Inwerkingtreding: 01-07-2014> (5)<W 2014-05-08/17,art. 2,237; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (6)<W 2017-07-31/10,art. 35,263; Inwerkingtreding: 21-08-2017> (7)<W 2017-11-23/15,art. 89,267; Inwerkingtreding: 21-12-2017> (8)<W 2018-07-30/18,art. 31,284; Inwerkingtreding: 24-08-2018> (9)<W 2018-12-06/23,art. 24,295; Inwerkingtreding: 27-03-2019> (lO)<W 2019-05-02/25,art. 119,300; Inwerkingtreding: 31-05-2019> (ll)<DWG 2019-05-02/61,art. 23,306; Inwerkingtreding: 24-08-2019>

Art. 578 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. De arbeidsrechtbank neemt kennis: 1° van geschillen inzake arbeidsovereenkomsten met inbegrip van die welke betrekking hebben op

schending van F een bedrijfsgeheim]R. gedurende die overeenkomst; 2° van geschillen inzake leerovereenkomsten; 3° (van de individuele geschillen betreffende de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomsten;) <W

5-12-1968, art. 67> 4° van geschillen tussen werknemers naar aanleiding van het werk; van geschillen betreffende de overeenkomst voor versnelde beroepsopleiding; 6° van geschillen tussen de personen die samen een beroep uitoefenen waarbij hoofdzakelijk handenarbeid

wordt verricht, en inzonderheid tussen een schipper ter visserij en de schepelingen die zijn vennoten zijn; van geschillen van burgerlijke aard die het gevolg zijn van een overtreding van de wetten en besluiten

betreffende de arbeidsreglementering en de aangelegenheden onder de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank, onverminderd de toepassing van de wetsbepalingen die deze bevoegdheid verlenen aan de strafgerechten wanneer een strafvordering voor hen aanhangig is.

8° (de geschillen die hun oorzaak vinden: a) in titel V betreffende gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van arbeidsvoorwaarden

en de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de toegang tot een zelfstandig beroep van de wet van 4 augustus 1978 tot economisch heroriëntering en in haar uitvoeringsbesluiten, met uitzondering van die bedoeld in artikel 581, 3n°, a), en van die welke betrekking hebben op de toegang tot het onderwijs in de beroepsopleiding verstrekt door het openbaar of privaat onderwijs;

b) in het decreet van 8 mei 2002 van het Vlaams Parlement houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt en zijn uitvoeringsbesluiten, met uitzondering van die bedoeld in artikel 581, 3n°, b). ) <W 2003- 04-08/33, art. 139, 098; Inwerkingtreding: 01-10-2002> f- c) in de ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke

behandeling op het vlak van de tewerkstelling;j'l.. (9° van de geschillen betreffende de hoedanigheid van de werknemers en het behoud van hun rechten

ingevolge de overdracht van de onderneming of van een gedeelte ervan, (bedoeld in de artikelen 59 tot 70 van de wet van 31januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen).) <W 1997-07-17/65, art. 52, 055; Inwerkingtreding: 01-01-1998> <W 2009-01-26/31, art. 3, a) 166; Inwerkingtreding: 01-04-2009> 10° (van de geschillen op basis van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van de discriminatie tussen

mannen en vrouwen en die betrekking hebben op de arbeidsbetrekkingen en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid, in de zin van artikel 6, § 1, 4n° en 5°,van voormelde wet, met uitzondering van de eschillen bedoeld in artikel 581, 9n°, en onder voorbehoud van de bevoegdheden van de Raad van State,

zoals bepaald door de gecoordineerde wetten van 12januari 1973 op de Raad van State;) <W 2007-05- 10/37, art. 2, 148; Inwerkingtreding: 09-06-2007>

(11° van de geschillen betreffende f- psychosociale risico 's op het werk, waaronder geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk]l..,die hun oorzaak vinden in hoofdstuk Vbis van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk..) <W 2002-06- 1 7/35, art. 5,096; Inwerkingtreding: 01-07-2002>

(12° van de geschillen die hun oorzaak vinden in de wet van... betreffende de bescherming van de reventieadviseurs en die betrekking hebben op: a) werknemers; b) zelfstandigen.) <W 2002-12-20/52, art. 4,n107; Inwerkingtreding: 01-02-2003> 13° (van de geschillen op basis van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van

discriminatie en die betrekking hebben op de arbeidsbetrekkingen en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid, in de zin van artikel 5, § 1, 4° en van voormelde wet, met uitwndering van de eschillen bedoeld in artikel 581, 10n°, en onder voorbehoud van de bevoegdheden van de Raad van State,

zoals bepaald door de gecoordineerde wetten van 12januari 1973 op de Raad van State.) <W 2007-05-10/37, art. 3, 148; Inwerkingtreding: 09-06-2007>

(14° van vorderingen betreffende de collectieve schuldenregeling;) <L 2005-12-13/36, art. 5, 128;/nwerkingtreding: 01-09-2007>

15° (van de geschillen op basis van de wet van 30juli 1981 tot bestraffin g van bepaalde door racisme of enofobie ingegeven daden en die betrekking hebben op de arbeidsabetrekkingen en de aanvullende

°regelingen voor sociale zekerheid,in de zin van artikel 5,§ 1,4° en 5 , van voormaelde wet,met uitzondering van de geschillen bedoeld in artikel 581,11°,en onder voorbehoud van de bevoegdheden van deRaad van State,zoals bepaald door de gecoordinaeerde wetten van 12januari 1973 op deRaad vanState;) <W 2007- 05-10/37, art. 4,148; Inwerkingtreding: 09-06-2007> ((1 6°) (oude tweede 10°) van betwistingen op grond van de wet van 28januari 2003 betreffende de

medische onderzoeken die binnen het kader van de arbeidsverhoudingen worden uitgevoerd.) <W 2003-01- 28/42,art. 16,114; Inwerkingtreding: 19-04-2003> <W 2005-12-13/36,art. 5,128; Inwerkingtreding: 31- 12-2005> (17° van de in artikel 138bis,§ 2,eerste lid,bedoelde rechtsvordering.) <W 2006-12-03/41,art. 13,

142;/nwerkingtreding: 28-12-2006> (180r- ...]1-; 19° van de verzoeken tot homologatie zoals bedoeld in artikel 61,§ 5,van de wet van 31januari 2009

betreffende de continuïteit van de ondernemingen.) <W 2009-01-26/31, art. 3,b),166; Inwerkingtreding :01-04-2009>

[1- 21° van de geschillen tussen de werknemer en degene die hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van het loon met toepassing van hoofdstuk VI/1 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.]1 [j_ 22° van de geschillen tussen een werknemer,een aangeslotene of een begunstigde,enerzijds,en een

inrichter en/of een pensioeninstelling,anderzijds,inzake aanvullende pensioenen in de zin van artikel 3,§ 1,1°,van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingsatelsel van die ensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid; 23° van de geschillen tussen een werknemer,een aangeslotene of een begunstigde,enerzijds,en een

inrichter en/of een pensioeninstelling,anderzijds,inzake aanvullende pensioenen die niet bedoeld zijn in de bepaling onder 22° ;

24° van de geschillen tussen een werknemer of een begunstigde,enerzijds,en een werkgever en/of een verzekeringsonderneming of een instelling voor bedrijfepaensioenvoorziening, anderzijds,inzake een aanvulling van de voordelen toegekend voor de verschillende takken van de sociale zekerheid die niet bedoeld zijn in de bepalingen onder 22° en 23°;JJ P. 25° van de geschillen betreffende verge/ding, discriminatie of andere soorten van onbillijke behandeling

of nadelige maatregel ten gevolge van of in verband met de me/din g van een inbreuk in de zin van artikel 69bis van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op definanciële sector en definanciële diensten,met uitzondering van de geschillen bedoeld in artikel 581,14a°,en onder voorbehoud van de bevoegdheden van deRaad vanState,zoals bepaald door de gecooardineerde wetten van 12januari 1973 op deRaad van State,voor wat betreft de statutaire personeelsleden;Jfl. [Z 25° beroepen overeenkomstig artikel 136,tweede lid,van de Spoorcodex.JZ [1° 27° van de geschillen betreffende verge/ding, discriminatie en andere vormen van nadelige behandeling

of nadelige maatregelen,die verband houden met de me/din g van een inbreuk in de zin van artikel 36/711 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van deNationaleBank vanBelgië, onder voorbehoud van de bevoegdheden van deRaad vanState,zoals bepaald door de gecoordineerde wetten van 12januari 1973 op deRaad vanState,voor wat betreft de statutaire personeelsleden.]1°

(2)<W 2012-03-29/09,art. 2,195; Inwerkingtreding: 16-04-2012> (3)<W 2014-03-28/21,art. 6,221; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (4)<W 2014-03-26/33,art. 13,230; Inwerkingtreding: 01-07-2014> (5)<W 2014-05-08/17,art. 2,237; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (6)<W 2017-07-31/10,art. 35,263; Inwerkingtreding: 21-08-2017> (7)<W 2017-11-23/15,art. 89,267; Inwerkingtreding: 21-12-2017> (8)<W 2018-07-30/18,art. 31,284; Inwerkingtreding: 24-08-2018> (9)<ORD 2018-06-14/01,art. 5,289; Inwerkingtreding: 01-06-2018> (l0)<W 2019-05-02/25,art. 119,300; Inwerkingtreding: 31-05-2019>

Art. 578 VLAAMS GEWEST. De arbeidsrechtbank neemt kennis: 1° van geschillen inzake arbeidsovereenkomsten met inbegrip van die welke betrekking hebben op

schending van P. een bedrijfsgeheim]B. gedurende die overeenkomst; 2° van geschillen inzake leerovereenkomsten; 3° (van de individuele geschillen betreffende de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomsten;) <W

5-12-1968, art. 6 7> 4° van geschillen tussen werknemers naar aanleiding van het werk; van geschillen betreffende de overeenkomst voor versnelde beroepsopleiding; 6° van geschillen tussen de personen die samen een beroep uitoefenen waarbij hoofdzakelijk handenarbeid

wordt verricht, en inzonderheid tussen een schipper ter visserij en de schepelingen die zijn vennoten zijn; van geschillen van burgerlijke aard die het gevolg zijn van een overtreding van de wetten en besluiten

betreffende de arbeidsreglementering en de aangelegenheden onder de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank, onverminderd de toepassing van de wetsbepalingen die deze bevoegdheid verlenen aan de strafgerechten wanneer een strafvordering voor hen aanhangig is.

8° (de geschillen die hun oorzaak vinden: a) in titel V betreffende gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van arbeidsvoorwaarden

en de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de toegang tot een zelfttandig beroep van de wet van 4 augustus 1978 tot economisch heroriëntering en in haar uitvoeringsbesluiten, met uitzondering van die bedoeld in artikel 581, 3n°, a), en van die welke betrekking hebben op de toegang tot het onderwijs in de beroepsopleiding verstrekt door het openbaar of privaat onderwijs;

b) in het decreet van 8 mei 2002 van het Vlaams Parlement houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt en zijn uitvoeringsbesluiten, met uitzondering van die bedoeld in artikel 581, 3n°, b). ) <W 2003- 04-08/33, art. 139, 098; Inwerkingtreding: 01-10-2002>

(9° van de geschillen betreffende de hoedanigheid van de werknemers en het behoud van hun rechten ingevolge de overdracht van de onderneming of van een gedeelte ervan, (bedoeld in de artikelen 59 tot 70 van de wet van 31januari 2009 betreffende de continui"teit van de ondernemingen).) <W 1997-07-1n7/65, art. 52, 055; Inwerkingtreding: 01-01-1998> <W 2009-01-26/31, art. 3, a) 166; Inwerkingtreding: 01-04-2009> 10° (van de geschillen op basis van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van de discriminatie tussen

mannen en vrouwen en die betrekking hebben op de arbeidsbetrekkingen en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid, in de zin van artikel 6, § 1, 4n° en 5°, van voormelde wet, met uitzondering van de

eschillen bedoeld in artikel 581, 9n°, en onder voorbehoud van de bevoegdheden van de Raad van State, zoals bepaald door de gecoordineerde wetten van 12januari 1973 op de Raad van State;) <W 2007-05- 10/37, art. 2, 148; Inwerkingtreding: 09-06-2007>

(11° van de geschillen betreffende f- psychosociale risico 's op het werk, waaronder geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk]1,die hun oorzaak vinden in hoofdstuk Vbis van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk..) <W 2002-06- 1 7/35, art. 5, 096; Inwerkingtreding: 01-07-2002>

(12° van de geschillen die hun oorzaak vinden in de wet van... betreffende de bescherming van de reventieadviseurs en die betrekking hebben op: a) werknemers; b) zelfstandigen.) <W 2002-12-20/52, art. 4,n107; Inwerkingtreding: 01-02-2003> 13° (van de geschillen op basis van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van

discriminatie en die betrekking hebben op de arbeidsbetrekkingen en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid, in de zin van artikel 5, § 1, 4° en van voormelde wet, met uitzondering van de eschillen bedoeld in artikel 581, 10n°, en onder voorbehoud van de bevoegdheden van de Raad van State,

zoals bepaald door de gecoordineerde wetten van 12januari 1973 op de Raad van State.) <W 2007-05-10/37, art. 3, 148; Inwerkingtreding: 09-06-2007>

(14° van vorderingen betreffende de collectieve schuldenregeling;) <L 2005-12-13/36, art. 5, 128;/nwerkingtreding: 01-09-2007>

15° (van de geschillen op basis van de wet van 30juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of

enofobie ingegeven daden en die betrekking hebben op de arbeidsabetrekkingen en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid,in de zin van artikel 5,§ 1,4° en 5°, van voormaelde wet,met uitzaondering van de geschillen bedoeld in artikel 581,11°,en onder voorbehoud van de bevoegdheden van deRaad van State,zoals bepaald door de gecoordin eerde wetten van 12januari 1973 op deRaad van State;) <W 2007- 05-10/37, art. 4,148; Inwerkingtreding: 09-06-2007> ((1 6°) (oude tweede 10°) van betwistingen op grond van de wet van 28januari 2003 betreffende de

medische onderzoeken die binnen het kader van de arbeidsverhoudingen worden uitgevoerd.) <W 2003-01- 28/42,art. 16,114; Inwerkingtreding: 19-04-2003> <W 2005-12-13/36,art. 5,128; Inwerkingtreding: 31- 12-2005> (17° van de in artikel 138bis,§ 2,eerste lid, bedoelde rechtsvordering.) <W 2006-12-03/41,art. 13,

142;/nwerkingtreding: 28-12-2006> (180r- ...j1.; 19° van de verzoeken tot homologatie zoals bedoeld in artikel 61,§ 5,van de wet van 31januari 2009

betreffende de continuïteit van de ondernemingen.) <W 2009-01-26/31, art. 3,b),166; Inwerkingtreding :01-04-2009>

([l 20°jl (het oude 18° hernaummerd tot 20°) van geschillen over discriminatie,in de zin van het decreet van 10juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid.) <DVR 2008-07-10/56, art. 44,162; Inwerkingtreding: 03/10/2008> [2. 21° van de geschillen tussen de werknemer en degene die hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling

van het loon met toepassing van hoofdsatuk Vl/1 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.]2- [Î 22° van de geschillen tussen een werknemer,een aangeslotene of een begunstigde,enerzijds,en een

inrichter en/of een pensioeninstelling,anderzijds,inzake aanvullende pensioenen in de zin van artikel 3,§ 1,1°,van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingsatelsel van die ensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid; 23° van de geschillen tussen een werknemer,een aangeslotene of een begunstigde,enerzijds,en een

inrichter en/of een pensioeninstelling,anderzijds,inzake aanvullende pensioenen die niet bedoeld zijn in de bepaling onder 22° ;

24° van de geschillen tussen een werknemer of een begunstigde,enerzijds,en een werkgever en/of een verzekeringsaonderneming of een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening, anderzijds,inzake een aanvulling van de voordelen toegekend voor de verschillende takken van de sociale zekerheid die niet bedoeld zijn in de bepalingen onder 22° en 23°;]1 P. 25° van de geschillen betreffende verge/ding, discriminatie of andere soorten van onbillijke behandeling

of nadelige maatregel ten gevolge van of in verband met de me/din g van een inbreuk in de zin van artikel 69bis van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op definanciële sector en definanciële diensten,met uitzondering van de geschillen bedoeld in artikel 581,14°,en onder voorbehoud van de bevoegdheden van deRaad vanState,zoals bepaald door de gecooardineerde wetten van 12januari 1973 op deRaad van State,voor wat betreft de statutaire personeelsleden;J.i. f1a25° beroepen overeenkomstig artikel 136,tweede lid,van de Spoorcodex.JZ f- 2van de geschillen betreffende de bijdrage die verschuldigd is door de werkgever bij de toepassing van

artikel 15 van de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers./l- [10 27° van de geschillen betreffende verge/ding, discriminatie en andere vormen van nadelige behandeling

of nadelige maatregelen,die verband houden met de me/din g van een inbreuk in de zin van artikel 36/711 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de NationaleBank vanBelgië, onder voorbehoud van de bevoegdheden van deRaad vanState,zoals bepaald door de gecoordineerde wetten van 12januari 1973 op deRaad vanState,voor wat betreft de statutaire personeelsleden.]10

(l)<DVR 2011-06-10/05,art. 2,190; Inwerkingtreding: 14-07-2011> (2)<W 2012-03-29/09,art. 2,195; Inwerkingtreding: 16-04-2012> (3)<W 2014-03-28/21,art. 6,221; Inwerkingtreding: 01-09-2014>

(4)<W 2014-03-26/33, art. 13,a230; Inwerkingtreding: 01-07-2014> (5)<W 2014-05-08/17, art. 2,a237; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (6)<W 2017-07-31/10, art. 35,a263; Inwerkingtreding: 21-08-2017> (7)<W 2017-11-23/15, art. 89,a267; Inwerkingtreding: 21-12-2017> (8)<W 2018-07-30/18, art. 31, 284; Inwerkingtreding: 24-08-2018> (9)<DVR 2018-02-09/08, art. 3,a287; Inwerkingtreding: 01-01-2019> (lO)<W 2019-05-02/25, art. 119,a300; Inwerkingtreding: 31-05-2019>

Art. 578bis.[1 De arbeidsrechtbank neemt kennis: "1° van de geschillen tussen een zelfstandige, een aangeslotene of een begunstigde, enerzijds, en een

pensioeninstelling, anderzijds, inzake aanvullende pensioenen in de zin van artikel 42, 1°, van de programmawet (1) van 24 december 2002;

2° van de geschillen tussen een zelfstandige, een aangeslotene of een begunstigde, enerzijds, en een pensioeninstelling, anderzijds, inzake aanvullende pensioenen bedoeld in artikel 54, § 1, van de gecoordineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;

3° van de geschillen tussen een bedrijfsleider, een aangeslotene of een begunstigde, enerzijds, en een inrichter en/of een pensioeninstelling, anderzijds, inzake aanvullende pensioenen bedoeld in artikel 35, 1°, van de wet van 15 mei 2014 houdende diverse bepalingen;

4° van de geschillen tussen een bedrijfsleider, een aangeslotene of een begunstigde, enerzijds, en een inrichter en/of een pensioeninstelling, anderzijds, inzake aanvullende pensioenen die niet bedoeld zijn in de bepaling onder 3° ;

5° van de geschillen tussen een bedrijfsleider, een aangeslotene of een begunstigde, enerzijds, en de rechtspersoon die een toezegging doet en/of een verzekeringsonderneming of een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening, anderzijds, inzake een aanvulling van de voordelen toegekend voor de verschillende takken van de sociale zekerheid die niet bedoeld zijn in de bepalingen onder 1°, 2°, 3° en 40;11

[6 6° van de geschillen tussen een zelfstandige actief ais natuurlijke persoon, een meewerkende echtgenote, een helper, een aangeslotene of een begunstigde, enerzijds, en een pensioeninstelling, anderzijds, inzake aanvullende pensioenen bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 18 februari 2018 houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen en tot instelling van een aanvullend pensioen voor de zelfstandigen actief ais natuurlijke persoon, voor de meewerkende echtgenoten en voor de zelfstandige helpers.]6

(l)<Ingevoegd bij W 2014-05-08/17, art. 3, 237; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (2)<W 2018-02-18/07, art. 22,a281; Inwerkingtreding: 30-06-2018>

Art. 579.<W 24-06-1969, art. 12> De arbeidsrechtbank neemt kennis: 1° van de vorderingen betreffende de vergoeding van schade voortkomende uit arbeidsongevallen, uit

ongevallen op de weg van en naar het werk en uit beroepsziekten: 2° van de vorderingen betreffende de schadevergoeding wegens arbeidsongevallen, welke zich tussen 10

mei 1940 en 30 september 1944, onder de gelding van de Duitse wetgeving voorgedaan hebben in de door het Duitse Rijk aangehechte Belgische gebieden; 3° van de vorderingen betreffende de toelagen toegekend [1 door Fedris]l; 4° (van de vorderingen betreffende de vergoeding van schade voortkomende uit nijverheidsongevallen

en landbouwongevallen in het raam van de verzekering tegen nijverheidsongevallen van de kantons Eupen, Malmédy en Sankt-Vith en van de verzekering tegen landbouwongevallen van de kantons Eupen, Malmédy en Sankt-Vith.) <W 16-08-1971, art. 8>

(5° van de vorderingen tot vergoedingen van een door in 1° omschreven feit ontstane schade, gegrond op een verzekeringspolis naar gemeen recht, die door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening wordt gesloten ten voordele van de stagiairs in beroepsopleiding.) <W 2005-12-13/36, art. 6, 128;Inwerkingtreding: 31-12-2005> (6° van de betwistingen in verband met de tegemoetkomingen van het Schadeloosstellingsfonds voor

asbestslachtoffers, ingesteld bij de programmawet (1) van 27 december 2006.) <W 2006-12-27/30, art. 126, 143; lnwerkingtreding: 01-04-2007>

(l)<KB 2018-09-06/13, art.a1, 288; lnwerkingtreding: 01-01-2017>

Art. 580.De arbeidsrechtbank neemt kennis: 1° van geschillen betreffende (de verplichtingen van de werkgevers en van de personen die met ben

hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld voor de betaling van de bijdragen), opgelegd door de wetgeving inzake sociale zekerheid, gezinsbijslag werkloosheid, verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, rust­ en overlevingspensioen, jaarlijkse vakantie, bestaanszekerheid, (sluiting van ondernemingen) en door de verordeningen waarbij sociale voordelen aan de werknemers en leerlingen worden toegekend; <W 04- 08-1978, art. 70> <W 12-05-1971, art. 1, 1°> <W 28-07-1971, art. 22> 2° van geschillen betreffende de rechten en verplichtingen van werknemers en leerlingen en hun

rechtverkrijgenden, welke voortvloeien uit de wetten en verordeningen bedoeld onder 1°; 3° van geschillen betreffende de rechten en verplichtingen van de personen (en hun

rechtverkrijgenden) die, buiten een arbeidsovereenkomst of een leerovereenkomst, het voordeel genieten van de wetten en verordeningen bedoeld onder 1°; <W 12-05-1971, art. 1, 2°> 4° van geschillen tussen de instellingen belast met de toepassing van de wetten en verordeningen

bedoeld onder 1°, betreffende de rechten en verplichtingen die daaruit voor die instellingen voortvloeien; 5° (.....) <W 30-06-1971, art. 16> 6° van geschillen betreffende de rechten en verplichtingen van de personen (en hun

rechtverkrijgenden) die een maatschappelijke verzekering hebben aangegaan krachtens: <W 12-05- 1971, art. 1, 3°> a) de wet van 23 juni 1894 houdende herziening van de wet van 3 april 1851 op de

mutualiteitsverenigingen; b) de wet van 12 februari 1963 betreffende de inrichting van een ouderdoms- en

overlevingspensioenregeling ten behoeve van de vrijwillig verzekerden; c) de wet van 17 joli 1963 betreffende overzeese sociale zekerheid; d) [1 artikelen 3, eerste lid, b) of c) of 7, § 2, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de

ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen of artikel 67, vijfde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (1), bij een ziekenfonds, een landsbond van ziekenfondsen of een maatschappij van onderlinge bijstand, bedoeld in artikel 70, §§ 1 of 2, eerste en tweede lid, van voormelde wet van 6 augustus 1990;]1 7° van geschillen betreffende het stelsel van maatschappelijke zekerheid waarvan de prestaties

gewaarborgd zijn bij de wet van 16 juni 1960 dat de organismen belast met het beheer van de sociale zekerheid van de werknemers van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi onder de controle en de waarborg van de Belgische Staat plaatst en dat waarborg draagt door de Belgische Staat van de maatschappelijke prestaties ten gunste van deze werknemers verzekerd; 8° (van de geschillen betreffende de toepassing van: a) de wet tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden. Zij past, op verzoek (van de

Rijksdienst voor werknemerspensioenen), de in artikel 13 van voormelde wet bepaalde sancties toe; <W 05-01-1976, art. 121> b) de wet tot instelling van een gewaarborgde gezinsbijslag. Zij past, op verzoek ((van de Rijksdienst

voor kinderbijslag voor werknemers)), de in artikel 8 van voormelde wet bepaalde sancties toe;) <W 20- 07-1971, art. 12> <W 05-01-1976, art. 121> <KB242 31-12-1983, art. 10> c) (de wet tot instelling van het recht op een bestaansminimum, voor wat betreft de geschillen

betreffende de toekenning, de herziening, de weigering en de terugbetaling door de gerechtigde van het bestaansminimum alsmede betreffende de toepassing van de administratieve sancties bepaald in de desbetreffende wetgeving.) <W 07-08-1974, art. 21, § 1> (de wet van 26 mei 2002 tot instelling van het recht op maatschappelijke integratie, inzake de geschillen

betreffende de toekenning, de herziening, de weigering en de terugbetaling door de gerechtigde van de maatschappelijke integratie, alsmede de toepassing van de administratieve sancties bepaald in de desbetreffende wetgeving.) <W 2002-05-26/47, art. 48,a099; lnwerkingtreding: 01-10-2002>

(d) de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzake de betwistingen betreffende de toekenning, de herziening, de weigering en de terugbetaling door de gerechtigde, van de maatschappelijke dienstverlening, en de toepassing van de administratieve sancties bepaald door de wetgeving ter zake.) <W 1993-01-12/34, art. 17,a039; Inwerkingtreding: 1993- 01-01> (e) de wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen.) <W 2001-03-22/31, art. 3,

089;Inwerkingtreding: 01-06-2001> (t) de wet van 12 januari 2007 betreffende opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën

van vreemdelingen wat betreft de geschillen betreffende elke schending van de rechten die aan de begunstigden van de opvang worden gewaarborgd door de boeken II en III van voormelde wet.) <W 2007-04-21/57, art. 2, 146; Inwerkingtreding: 07-05-2007> 9° (van de geschillen betreffende de toekenning van de rentebijslag aan de begunstigden met een

vervroegd rustpensioen.) W 20-06-1975, art. 9> 10° (van de geschillen betreffende de toekenning van het bijzonder brugpensioen bedoeld in artikel 5

van het hoofdstuk III van de wet van 22 december 1977.) <W 22-12-1977, art. 107> 11° (van de geschillen betreffende de toekenning van het brugpensioen aan bejaarde invaliden, bedoeld

bij afdeling 6 van het hoofdstuk V van de wet van 22 december 1977.) <W 22-12-1977, art. 166, § l> 12° (de betwistingen betreffende de verplichting van de sociaal verzekerden om een bijzondere bijdrage

voor sociale zekerheid te storten krachtens hoofdstuk III van de wet van 28 december 83, houdende fiscale en begrotingsbepalingen) <W 28-12-1983, art. 69> (13° van de geschillen betreffende de bijzondere werkgeversbijdrage op het conventioneel brugpensioen

bedoeld in hoofdstuk IV van de programmawet van 22 december 1989.) <W 1989-12-22/31, art. 271, 020; Inwerkingtreding: 09-01-1990> (14° van de betwistingen betreffende de rechten en plichten voortvloeiend uit de wet van 15 januari

1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, met uitzondering van de betwistingen betreffende de toepassing van de algemene beginselen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (en die bedoeld in artikel 14 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.) ) <W 1990-01-15/31, art. 78, §1, 023; Inwerkingtreding: 01-01-1992> <W 1990-12- 29/30, art. 152,a025; Inwerkingtreding: 1991-01-01> <W 1992-12-08/32, art. 46,a041; Inwerkingtreding :01-09-1993>

(15° van de geschillen betreffende de toelage aan de werkgevers voor het in dienst houden van werknemers getroffen door een arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval waardoor het voor deze werknemers definitief onmogelijk wordt om het overeengekomen werk te verrichten, bedoeld in titel II, hoofdstuk VI, van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen.) <W 1990-12- 29/30, art. 152, 025; Inwerkingtreding: 1991-01-01> 16° ri van geschillen betreffende de verplichtingen van de opdrachtgevers, aannemers,

onderaannemers en diegenen die met ben worden gelijkgesteld, bedoeld bij de artikelen 30bis en 30ter van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;]1 (17° van de geschillen betreffende de premie ter compensatie van de sociale zekerheidsbijdragen

bedoeld in artikel 144 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen;) <W 1992-12-30/40, art. 148,a038; Inwerkingtreding: 1993-01-01> (18° van de gevallen waarin beroep wordt ingesteld tegen de beslissingen van het bureau voor

juridische bijstand;) <W 1998-11-23/34, art. 5, 066; Inwerkingtreding: 31-12-1999> [1 19° van de gevallen waarin beroep wordt ingesteld tegen de beslissingen genomen door de bij artikel

172 van de programmawet (1) van 24 december 2002 opgerichte Commissie Kunstenaars, met toepassing van artikel Ibis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.]1

(l)<W 2010-06-02/39, art. 12, 183; Inwerkingtreding: 01-03-2010> (2)<W 2015-07-20/13, art. 25,a247; Inwerkingtreding: 01-09-2015>

Art. 580 WAALS GEWEST. De arbeidsrechtbank neemt kennis: 1° van geschillen betreffende (de verplichtingen van de werkgevers en van de personen die met hen

hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld voor de betaling van de bijdragen), opgelegd door de wetgeving inzake sociale zekerheid, gezinsbijslag werkloosheid, verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, rust- en overlevingspensioen, jaarlijkse vakantie, bestaanszekerheid, (sluiting van ondernemingen) en door de verordeningen waarbij sociale voordelen aan de werknemers en leerlingen worden toegekend; <W 04-08- 19 78, art. 70> <W 12-05-1971, art. 1, 1°> <W 28-07-1971, art. 22>

2° van geschillen betreffende de rechten en verplichtingen van werknemers en leerlingen en hun rechtverkrijgenden, welke voortvloeien uit de wetten en verordeningen bedoeld onder 1°;

3° van geschillen betreffende de rechten en verplichtingen van de personen (en hun rechtverkrijgenden) die, buiten een arbeidsovereenkomst of een leerovereenkomst, het voordeel genieten van de wetten en verordeningen bedoeld onder 1n°; <W 12-05-1971, art. 1, 2°>

4° van geschillen tussen de instellingen belast met de toepassing van de wetten en verordeningen bedoeld onder 1n°, betreffende de rechten en verplichtingen die daaruit voor die instellingen voortvloeien; f- 4°bis: van geschillen tussen het Agentschap en de Waalse verzekeringsinstellingen die in de Waalse

verzekering sociale bescherming tussenbeide komen, betreffende de rechten en verplichtingen die daaruit voor hen voortvloeien;]1

(.....) <W 30-06-19 71, art. 16> 6° van geschillen betreffende de rechten en verplichtingen van de personen (en hun rechtverkrijgenden)

die een maatschappelijke verzekering hebben aangegaan krachtens: <W 12-05-1971, art. 1, 3°> a) de wet van 23juni 1894 houdende herziening van de wet van 3 april 1851 op de

mutualiteitsverenigingen; b) de wet van 12 februari 1963 betreffende de inrichting van een ouderdoms- en

overlevingspensioenregeling ten behoeve van de vrijwillig verzekerden; c) de wet van 17juli 1963 betreffende overzeese sociale zekerheid; d) [1 artikelen 3, eerste lid, b) of c) of 7, § 2, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen

en de landsbonden van ziekenfondsen of artikel 67, vijfde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (1), bij een ziekenfonds, een landsbond van ziekenfondsen of een maatschappij van onderlinge bijstand, bedoeld in artikel 70, §§ 1 of 2, eerste en tweede lid, van voormelde wet van 6 augustus 1990;]1 f- 6°bis van geschillen betreffende de rechten en verplichtingen van de Waalse rechthebbenden;JJ.. f- 6°ter van geschillen tussen de gezondheidsinstellingen of de zorg- en hulpverleners en de Waalse

rechthebbenden of de verzekeringsinstellingen, betreffende de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomsten zoals bedoeld in artikel 4312, eerste lid, 8° en 9n°, van het Waalse Wetboek van Sociale

ctie en Gezondheid of de wettelijke en reglementaire bepalingen tot regeling van hun betrekkingen.]1 van geschillen betreffende het stelsel van maatschappelijke zekerheid waarvan de prestaties ewaarborgd zijn bij de wet van 16juni 1960 dat de organismen belast met het beheer van de sociale

zekerheid van de werknemers van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi onder de controle en de waarborg van de Belgische Staat plaatst en dat waarborg draagt door de Belgische Staat van de maatschappelijke

restaties ten gunste van deze werknemers verzekerd; 8° (van de geschillen betreffende de toepassing van: a) de wet tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden. Zij past, op verzoek (van de

Rijksdienst voor werknemerspensioenen), de in artikel 13 van voormelde wet bepaalde sancties toe; <W 05- 01-1976, art. 121>

b) de wet tot instelling van een gewaarborgde gezinsbijslag. Zij past, op verzoek ((van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers)), de in artikel 8 van voormelde wet bepaalde sancties toe;) <W 20-07-1971, art. 12> <W 05-01-1976, art. 121> <KB242 31-12-1983, art. 10> c) (de wet tot instelling van het recht op een bestaansminimum, voor wat betreft de geschillen betreffende

de toekenning, de herziening, de weigering en de terugbetaling door de gerechtigde van het bestaansminimum alsmede betreffende de toepassing van de administratieve sancties bepaald in de desbetreffende wetgeving.) <W 07-08-19 74, art. 21, § 1>

(de wet van 26 mei 2002 tot instelling van het recht op maatschappelijke integratie,inzake de geschillen betreffende de toekenning, de herziening, de weigering en de terugbaetaling door de gerechtigde van de maatschappelijke integratie,alsmede de toepassing van de adminis tratieve sancties bepaald in de desbetreffende wetgeving.) <W 2002-05-26/47,art. 48,099; Inwerkingtreding: 01-10-2002> (d) de organieke wet van 8juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn,inzake

de betwistingen betreffende de toekenning, de herziening, de weigering en de terugbetaling door de erechtigde,van de maatschappelijke dienstverlening,en de toepassing van de administratieve sancties

bepaald door de wetgeving ter zake.) <W 1993-01-12/34,art. 17,039; Inwerkingtreding: 1993-01-01> (e) de wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen.) <W 2001-03-22/31,art. 3,

089;Inwerkingtreding: 01-06-2001> (j) de wet van 12januari 2007 betreffende opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën

van vreemdelingen wat betreft de geschillen betreffende elke schending van de rechten die aan de begunstigden van de opvang worden gewaarborgd door de boekenII enIII van voormelde wet.) <W 2007- 04-21/57, art. 2,146; Inwerkingtreding: 07-05-2007> 9° (van de geschillen betreffende de toekenning van de rentebijslag aan de begunstigden met een vervroegd

rustpensioen.) W 20-06-1975,art. 9> 10° (van de geschillen betreffende de toekenning van het bijzonder brugpaensioen bedoeld in artikel 5 van

het hoofdstukIII van de wet van 22 december 1977.) <W 22-12-1977,art. 107> 11° (van de geschillen betreffende de toekenning van het brugpensioen aan bejaarde invaliden,bedoeld bij

afdeling 6 van het hoofdstuk V van de wet van 22 december 1977.) <W 22-12-1977,art. 166,§ 1> 12° (de betwis tingen betreffende de verplichting van de sociaal verzekerden om een bijzondere bijdrage

voor sociale zekerheid te storten krachtens hoofdstukIII van de wet van 28 december 83,houdendefiscale en begrotingsbepalingen) <W 28-12-1983,art. 69> (13° van de geschillen betreffende de bijzondere werkgeversbijdrage op het conventioneel brugpaensioen

bedoeld in hoofdstukIV van de programmawet van 22 december 1989.) <W 1989-12-22/31,art. 271, 020;Inwerkingtreding: 09-01-1990> (14° van de betwistingen betreffende de rechten en plichten voortvloeiend uit de wet van 15januari 1990

houdende oprichtin g en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid,met uitzondering van de betwistingen betreffende de toepassing van de algemene beginselen inzake de bescherming van de ersoonlijke levenssfeer (en die bedoeld in artikel 14 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van

de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.) ) <W 1990-01-15/31,art. 78,§1,023; Inwerkingtreding: 01-01-1992> <W 1990-12-29/30,art. 152,025; Inwerkingtreding: 1991-01- 01> <W 1992-12-08/32,art. 46,041; Inwerkingtreding: 01-09-1993> (15° van de geschillen betreffende de toelage aan de werkgevers voor het in dienst houden van werknemers etroffen door een arbeidsongeschikthaeid ten gevolge van ziekte of ongeval waardoor het voor deze

werknemers definitief onmogelijk wordt om het overeengekomen werk te verrichten,bedoeld in titelII, hoofdstuk VI, van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen.) <W 1990-12-29/30,art. 152, 025; Inwerkingtreding: 1991-01-01> 16° [l van geschillen betreffende de verplichtingen van de opdrachtgevers,aannemers,onderaannemers en

diegenen die met hen worden gelijkgesteld,bedoeld bij de artikelen 30bis en 30ter van de wet van 27juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;]l (17° van de geschillen betreffende de premie ter compensatie van de sociale zekerheidsbijdragen bedoeld in

artikel 144 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen;) <W 1992-12-30/40, art. 148,038; Inwerkingtreding: 1993-01-01> (18° van de gevallen waarin beroep wordt ingesteld tegen de beslissingen van het bureau voorjuridische

bijstand;) <W 1998-11-23/34,art. 5,066; Inwerkingtreding: 31-12-1999> [l J9° van de gevallen waarin beroep wordt ingesteld tegen de beslissingen genomen door de bij artikel 172

van de programmawet (I) van 24 december 2002 opgerichte CommisasieKunstenaars,met toepassing van artikel lbis van de wet van 27juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.]l

(l)<W 2010-06-02/39,art. 12,183; Inwerkingtreding: 01-03-2010>

(2)<W 2015-07-20/13,art. 25,247; Inwerkingtreding: 01-09-2015> (3)<DWG 2018-11-08/13,art. 34,304; Inwerkingtreding: 01-01-2019>

Art. 580 VLAAMS GEWEST. De arbeidsrechtbank neemt kennis: 1° van geschillen betreffende (de verplichtingen van de werkgevers en van de personen die met hen

hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld voor de betaling van de bijdragen), opgelegd door de wetgeving inzake sociale zekerheid, f- ...jl.. werkloosheid, verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, rust- en overlevingspensioen, jaarlijkse vakantie, bestaanszekerheid, (sluiting van ondernemingen) en door de verordeningen waarbij sociale voordelen aan de werknemers en leerlingen worden toegekend; <W 04-08- 1978, art. 70> <W 12-05-1971, art. 1, 1°> <W 28-07-1971, art. 22>

2° van geschillen betreffende de rechten en verplichtingen van werknemers en leerlingen en hun rechtverkrijgenden, welke voortvloeien uit de wetten en verordeningen bedoeld onder 1n°;

3° van geschillen betreffende de rechten en verplichtingen van de personen (en hun rechtverkrijgenden) die, buiten een arbeidsovereenkomst of een leerovereenkomst, het voordeel genieten van de wetten en verordeningen bedoeld onder 1n°; <W 12-05-1971, art. 1, 2°>

4° van geschillen tussen de instellingen belast met de toepassing van de wetten en verordeningen bedoeld onder 1n°, betreffende de rechten en verplichtingen die daaruit voor die instellingen voortvloeien;

(.....) <W 30-06-19 71, art. 16> 6° van geschillen betreffende de rechten en verplichtingen van de personen (en hun rechtverkrijgenden)

die een maatschappelijke verzekering hebben aangegaan krachtens: <W 12-05-1971, art. 1, 3°> a) de wet van 23juni 1894 houdende herziening van de wet van 3 april 1851 op de

mutualiteitsverenigingen; b) de wet van 12februari 1963 betreffende de inrichting van een ouderdoms- en

overlevingspensioenregeling ten behoeve van de vrijwillig verzekerden; c) de wet van 17juli 1963 betreffende overzeese sociale zekerheid; d) [l artikelen 3, eerste lid, b) of c) of 7, § 2, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen

en de landsbonden van ziekenfondsen of artikel 67, vijfde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (1), bij een ziekenfonds, een landsbond van ziekenfondsen of een maatschappij van onderlinge bijstand, bedoeld in artikel 70, §§ 1 of 2, eerste en tweede lid, van voormelde wet van 6 augustus 1990;]l

van geschillen betreffende het stelsel van maatschappelijke zekerheid waarvan de prestaties ewaarborgd zijn bij de wet van 16juni 1960 dat de organismen belast met het beheer van de sociale

zekerheid van de werknemers van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi onder de controle en de waarborg van de Belgische Staat plaatst en dat waarborg draagt door de Belgische Staat van de maatschappelijke

restaties ten gunste van deze werknemers verzekerd; 8° (van de geschillen betreffende de toepassing van: a) de wet tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden. Zij past, op verzoek (van de

Rijksdienst voor werknemerspensioenen), de in artikel 13 van voormelde wet bepaalde sancties toe; <W 05- 01-1976, art. 121>

b) f- het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, met uitzondering van de geschillen over de aanwijzing van de begunstigden van toelagen in het kader van het ezinsbeleid, zoals gedefinieerd in artikel 3, § 3, 1°, van hetzelfde decreet;]l- c) (de wet tot instelling van het recht op een bestaansminimum, voor wat betreft de geschillen betreffende

de toekenning, de herziening, de weigering en de terugbetaling door de gerechtigde van het bestaansminimum alsmede betreffende de toepassing van de administratieve sancties bepaald in de desbetreffende wetgeving.) <W 07-08-19 74, art. 21, § 1>

(de wet van 26 mei 2002 tot instelling van het recht op maatschappelijke integratie, inzake de geschillen betreffende de toekenning, de herziening, de weigering en de terugbetaling door de gerechtigde van de maatschappelijke integratie, alsmede de toepassing van de administratieve sancties bepaald in de desbetreffende wetgeving.) <W 2002-05-26/47, art. 48, 099; lnwerkingtreding: 01-10-2002>

(d) de organieke wet van 8juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzake

de betwistingen betreffende de toekenning, de herziening,de weigering en de terugbetaling door de erechtigde,van de maatschappelijke dienstverlening,en de toepassing van de administratieve sancties

bepaald door de wetgeving ter zake.) <W 1993-01-12/34,art. 17,039; Inwerkingtreding: 1993-01-01> (e) de wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen.) <W 2001-03-22/31,art. 3,

089;Inwerkingtreding: 01-06-2001> (f) de wet van 12januari 2007 betreffende opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën

van vreemdelingen wat betreft de geschillen betreffende elke schending van de rechten die aan de begunstigden van de opvang worden gewaarborgd door de boekenII enIII van voormelde wet.) <W 2007- 04-21/57, art. 2, 146; Inwerkingtreding: 07-05-2007> 9° (van de geschillen betreffende de toekenning van de rentebijslag aan de begunstigden met een vervroegd

rustpensioen.) W 20-06-1975,art. 9> 10° (van de geschillen betreffende de toekenning van het bijzonder brugpaensioen bedoeld in artikel 5 van

het hoofdstukIII van de wet van 22 december 1977.) <W 22-12-1977,art. 107> 11° (van de geschillen betreffende de toekenning van het brugpaensioen aan bejaarde invaliden,bedoeld bij

afdeling 6 van het hoofdstuk V van de wet van 22 december 1977.) <W 22-12-1977,art. 166,§ 1> 12° (de betwisatingen betreffende de verplichting van de sociaal verzekerden om een bijzondere bijdrage

voor sociale zekerheid te storten krachtens hoofdstukIII van de wet van 28 december 83,houdendefiscale en begrotingsabepalingen) <W 28-12-1983,art. 69> (13° van de geschillen betreffende de bijzondere werkgeversbijdrage op het conventioneel brugpaensioen

bedoeld in hoofdstukIV van de programmawet van 22 december 1989.) <W 1989-12-22/31,art. 271, 020;Inwerakingtreding: 09-01-1990> (14° van de betwistingen betreffende de rechten en plichten voortvloeiend uit de wet van 15januari 1990

houdende oprichtin g en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid,met uitzondering van de betwistingen betreffende de toepassing van de algemene beginselen inzake de bescherming van de ersoonlijke levenssfeer (en die bedoeld in artikel 14 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van

de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.) ) <W 1990-01-15/31,art. 78,§1,023; Inwerkingtreding: 01-01-1992> <W 1990-12-29/30,art. 152,025; Inwerkingtreding: 1991-01- 01> <W 1992-12-08/32,art. 46,041; Inwerkingtreding: 01-09-1993> (1 5° van de geschillen betreffende de toelage aan de werkgevers voor het in dienst houden van werknemers etroffen door een arbeidsongeschikthaeid ten gevolge van ziekte of ongeval waardoor het voor deze

werknemers definitief onmogelijk wordt om het overeengekomen werk te verrichten,bedoeld in titelII, hoofdstuk VI,van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen.) <W 1990-12-29/30,art. 152, 025; Inwerkingtreding: 1991-01-01> 16° 12.. van geschillen betreffende de verplichtingen van de opdrachtgevers,aannemers,onderaannemers en

diegenen die met hen worden gelijkgesteld,bedoeld bij de artikelen 30bis en 30ter van de wet van 27juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;J1 (17° van de geschillen betreffende de premie ter compensatie van de sociale zekerheidsbijdragen bedoeld in

artikel 144 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen;) <W 1992-12-30/40, art. 148,038; Inwerkingtreding: 1993-01-01> (18° van de gevallen waarin beroep wordt ingesteld tegen de beslissingen van het bureau voorjuridische

bijstand;) <W 1998-11-23/34,art. 5, 066; Inwerkingtreding: 31-12-1999> 11 19° van de gevallen waarin beroep wordt ingesteld tegen de beslissingen genomen door de bij artikel 172

van de programmawet (I) van 24 december 2002 opgerichte CommissieKunstenaars,met toepassing van artikel lbis van de wet van 27juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.j2..

(l)<W 2010-06-02/39, art. 12, 183; Inwerkingtreding: 01-03-2010> (2)<W 2015-07-20/13, art. 25,n247; Inwerkingtreding: 01-09-2015> (3)<DVR 2018-04-27/27, art. 195,n299; Inwerkingtreding: 01-01-2019>

Art. 580 DUITSTALIGE GEMEENSCHAP.

De arbaeidsrechtbank neemt kennis: 1° van geschillen betreffende (de verplichtingen van de werkgevers en van de personen die met hen

hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld voor de betaling van de bijdragen),opgelegd door de wetgeving inzake sociale zekerheid,f- ...jl- werkloosheid,verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, rust- en overlevingspensioen,jaarlijkse vakantie,bestaanszekerheid,(sluiting van ondernemingen) en door de verordeningen waarbij sociale voordelen aan de werknemers en leerlingen worden toegekend; <W 04-08- 1978,art. 70> <W 12-05-1971,art. 1,1°> <W 28-07-1971,art. 22> van geschillen betreffende de rechten en verplichtingen van werknemers en leerlingen en hun

rechtverkrijgenden,welke voortvloeien uit de wetten en verordeningen bedoeld onder 1a°; 3° van geschillen betreffende de rechten en verplichtingen van de personen (en hun rechtverkrijgenden)

die,buiten een arbeidsovereenkomst of een leerovereenkomst,het voordeel genieten van de wetten en verordeningen bedoeld onder 1° ; <W 12-05-1971,art. 1,2°> 4° van geschillen tussen de instellingen belast met de toepassing van de wetten en verordeningen bedoeld

onder 1°,betreffende de rechten en verplichtingen die daaruit voor die instellingen voortvloeien; °5 (.....) <W 30-06-1971,art. 16>

6° van geschillen betreffende de rechten en verplichtingen van de personen (en hun rechtverkrijgenden) die een maatschappelijke verzekering hebben aangegaan krachtens: <W 12-05-1971,art. 1,3°> a) de wet van 23juni 1894 houdende herziening van de wet van 3 april 1851 op de

mutualiteitsverenigingen; b) de wet van 12 februari 1963 betreffende de inrichtin g van een ouderdoms- en

overlevingspensioenregeling ten behoeve van de vrijwillig verzekerden; c) de wet van 17juli 1963 betreffende overzeese sociale zekerheid; d) [l artikelen 3,eerste lid,b) of c) of 7,§ 2,van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen

en de landsbonden van ziekenfondsen of artikel 67,vijfde lid,van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekerin g (1) ,bij een ziekenfonds,een landsbond van ziekenfondsen of een maatschappij van onderlinge bijstand,bedoeld in artikel 70,§§ 1 of 2, eerste en tweede lid,van voormelde wet van 6 augustus 1990;]l van geschillen betreffende het stelsel van maatschappelijke zekerheid waarvan de prestaties ewaarborgd zijn bij de wet van 16juni 1960 dat de organismen belast met het beheer van de sociale

zekerheid van de werknemers vanBelgisch-Congo enRuanda-Urundi onder de controle en de waarborg van deBelgisache Staat plaatst en dat waarborg draagt door deBelgische Staat van de maatschappelijke restaties ten gunste van deze werknemers verzekerd; 8° (van de geschillen betreffende de toepassing van: a) de wet tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden. Zij past,op verzoek (van de

Rijksdienst voor werknemerspensioenen),de in artikel 13 van voormelde wet bepaalde sancties toe; <W 05- 01-1976,art. 121> b) f- het decreet van 23 april 2018 betreffende de gezinsbijslagen,met uitzondering van geschillen met

betrekking tot het aanwijzen van de bijslagtrekkende(n) van de gezinsbijslagen,alsook met uitzondering van verzet tegen de uitbetaling van gezinsbijslagen aan de bijslagtrekkende;JJ.. c) (de wet tot instelling van het recht op een bestaansminimum,voor wat betreft de geschillen betreffende

de toekenning,de herziening, de weigering en de terugbetaling door de gerechtigde van het bestaansminimum alsmede betreffende de toepassing van de administratieve sancties bepaald in de desbetreffende wetgeving.) <W 07-08-1974,art. 21,§ 1> (de wet van 26 mei 2002 tot instelling van het recht op maatschappelijke integratie,inzake de geschillen

betreffende de toekenning, de herziening, de weigering en de terugbaetaling door de gerechtigde van de maatschappelijke integratie,alsmede de toepassing van de adminisatraatieve sancties bepaald in de desbetreffende wetgeving.) <W 2002-05-26/47,art. 48,099; Inwerkingtreding: 01-10-2002> (d) de organieke wet van 8juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn,inzake

de betwistingen betreffende de toekenning, de herziening,de weigering en de terugbetaling door de erechtigde,van de maatschappelijke dienstverlening,en de toepassing van de administratieve sancties

bepaald door de wetgeving ter zake.) <W 1993-01-12/34,art. 17,039; Inwerkingtreding: 1993-01-01> (e) de wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen.) <W 2001-03-22/31,art. 3,

089;/nwerkingtreding: 01-06-2001>

(j) de wet van 12januari 2007 betreffende opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen wat betreft de geschillen betreffende elke schendin g van de rechten die aan de begunstigden van de opvang worden gewaarborgd door de boekenII enIII van voormelde wet.) <W 2007- 04-21/57, art. 2,146; Inwerkingtreding: 07-05-2007> 9° (van de geschillen betreffende de toekenning van de rentebijslag aan de begunstigden met een vervroegd

rustpensioen.) W 20-06-1975,art. 9> 10° (van de geschillen betreffende de toekenning van het bijzonder brugpaensioen bedoeld in artikel 5 van

het hoofdstukIII van de wet van 22 december 1977.) <W 22-12-1977,art. 107> 11° (van de geschillen betreffende de toekenning van het brugpensioen aan bejaarde invaliden,bedoeld bij

afdeling 6 van het hoofdstuk V van de wet van 22 december 1977.) <W 22-12-1977,art. 166,§ 1> 12° (de betwisatingen betreffende de verplichting van de sociaal verzekerden om een bijzondere bijdrage

voor sociale zekerheid te storten krachtens hoofdstukIII van de wet van 28 december 83,houdendefiscale en begrotingsabepalingen) <W 28-12-1983,art. 69> (13° van de geschillen betreffende de bijzondere werkgeversbijdrage op het conventioneel brugpaensioen

bedoeld in hoofdstukIV van de programmawet van 22 december 1989.) <W 1989-12-22/31,art. 271, 020;Inwerakingtreding: 09-01-1990> (14° van de betwistingen betreffende de rechten en plichten voortvloeiend uit de wet van 15januari 1990

houdende oprichtin g en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid,met uitzondering van de betwistingen betreffende de toepassing van de algemene beginselen inzake de bescherming van de ersoonlijke levenssfeer (en die bedoeld in artikel 14 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van

de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.) ) <W 1990-01-15/31,art. 78,§1,023; Inwerkingtreding: 01-01-1992> <W 1990-12-29/30,art. 152,025; Inwerkingtreding: 1991-01- 01> <W 1992-12-08/32,art. 46,041; Inwerkingtreding: 01-09-1993> (1 5° van de geschillen betreffende de toelage aan de werkgevers voor het in dienst houden van werknemers etroffen door een arbeidsaongeschikthaeid ten gevolge van ziekte of ongeval waardoor het voor deze

werknaemers definitief onmogelijk wordt om het overeengekomen werk te verrichten,bedoeld in titelII, hoofdstuk VI, van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen.) <W 1990-12-29/30,art. 152, 025; Inwerkingtreding: 1991-01-01> 16° [1- van geschillen betreffende de verplichtingen van de opdrachtgevers,aannemers,onderaannemers en

diegenen die met hen worden gelijkgesteld,bedoeld bij de artikelen 30bis en 30ter van de wet van 27juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;J1 (17° van de geschillen betreffende de premie ter compensatie van de sociale zekerheidsbijdragen bedoeld in

artikel 144 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen;) <W 1992-12-30/40, art. 148,038; Inwerkingtreding: 1993-01-01> (18° van de gevallen waarin beroep wordt ingesteld tegen de beslissingen van het bureau voorjuridische

bijstand;) <W 1998-11-23/34,art. 5, 066; Inwerkingtreding: 31-12-1999> [1 J9° van de gevallen waarin beroep wordt ingesteld tegen de beslissingen genomen door de bij artikel 172

van de programmawet (1) van 24 december 2002 opgerichte CommissieKunstenaars,met toepassing van artikel lbis van de wet van 27juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.j1.

(l)<W 2010-06-02/39,art. 12,183; Inwerkingtreding: 01-03-2010> (2)<W 2015-07-20/13,art. 25,247; Inwerkingtreding: 01-09-2015> (3)<DDG 2018-04-23/18,art. 96,296; Inwerkingtreding: 01-01-2019>

Art. 580 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. De arbaeidsrechtbank neemt kennis: 1° van geschillen betreffende (de verplichtingen van de werkgevers en van de personen die met hen

hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld voor de betaling van de bijdragen) ,opgelegd door de wetgeving inzake sociale zekerheid,(gezinsbijslag,) werkloosheid,verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, rust- en overlevingspensioen,jaarlijkse vakantie,bestaanszekerheid,(sluiting van ondernemingen) en door de

verordeningen waarbij sociale voordelen aan de werknemers en leerlingen worden toegekend; <W 04-08- 1978,art. 70> <W 12-05-1971,art. 1,1°'> <W 28-07-1971,art. 22> 2° van geschillen betreffende de rechten en verplichtingen van werknemers en leerlingen en hun

rechtverkrijgenden,welke voortvloeien uit de wetten en verordeningen bedoeld onder 1a°; 3° van geschillen betreffende de rechten en verplichtingen van de personen (en hun rechtverkrijgenden)

die,buiten een arbeidsovereenkomst of een leerovereenkomst,het voordeel genieten van de wetten en verordeningen bedoeld onder 1° ; <W 12-05-1971,art. 1,2°'> 4° van geschillen tussen de instellingen belast met de toepassing van de wetten en verordeningen bedoeld

onder 1°,betreffende de rechten en verplichtingen die daaruit voor die instellingen voortvloeien; 5° (.....) <W 30-06-1971,art. 16> 6° van geschillen betreffende de rechten en verplichtingen van de personen (en hun rechtverkrijgenden)

die een maatschappelijke verzekering hebben aangegaan krachtens: <W 12-05-1971,art. 1,3°'> a) de wet van 23juni 1894 houdende herziening van de wet van 3 april 1851 op de

mutualiteitsverenigingen; b) de wet van 12 februari 1963 betreffende de inrichtin g van een ouderdoms- en

overlevingspaensioenregeling ten behoeve van de vrijwillig verazekerden; c) de wet van 17juli 1963 betreffende overzeese sociale zekerheid; d) [1 artikelen 3,eerste lid,b) of c) of 7, § 2,van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen

en de landsbonden van ziekenfondsen of artikel 67,vijfde lid,van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekerin g (1) ,bij een ziekenfonds,een landsbond van ziekenfondsen of een maatschappij van onderlinge bijstand,bedoeld in artikel 70,§§ 1 of 2, eerste en tweede lid,van voormelde wet van 6 augustus 1990;]1

van geschillen betreffende het stelsel van maatschappelijke zekerheid waarvan de prestaties ewaarborgd zijn bij de wet van 16juni 1960 dat de organismen belast met het beheer van de sociale

zekerheid van de werknemers van Belgisch-Congo enRuanda-Urundi onder de controle en de waarborg van deBelgisache Staat plaatst en dat waarborg draagt door deBelgische Staat van de maatschappelijke restaties ten gunste van deze werknemers verzekerd; 8° (van de geschillen betreffende de toepassing van: a) de wet tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden. Zij past,op verzoek (van de

Rijksdienst voor werknemerspensioenen) ,de in artikel 13 van voormelde wet bepaalde sancties toe; <W 05- 01-1976,art. 121> b) de wet tot instelling van een gewaarborgde gezinsbijslag. Zij past,op verzoek ((van deRijksdienst voor

kinderbijslag voor werknemers)),de in artikel 8 van voormelde wet bepaalde sancties toe;) <W 20-07-1971, art. 12> <W 05-01-1976,art. 121> <KB242 31-12-1983,art. 10> c) (de wet tot instelling van het recht op een bestaansminimum,voor wat betreft de geschillen betreffende

de toekenning,de herziening, de weigering en de terugbetaling door de gerechtigde van het bestaansminimum alsmede betreffende de toepassing van de administratieve sancties bepaald in de desbetreffende wetgeving.) <W 07-08-1974,art. 21,§ 1> (de wet van 26 mei 2002 tot instelling van het recht op maatschappelijke integratie,inzake de geschillen

betreffende de toekenning, de herziening,de weigerin g en de terugbetaling door de gerechtigde van de maatschappelijke integratie,alsmede de toepassing van de adminisatratieve sancties bepaald in de desbetreffende wetgeving.) <W 2002-05-26/47,art. 48,099; Inwerkingtreding: 01-10-2002> (d) de organieke wet van 8juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn,inzake

de betwistingen betreffende de toekenning, de herziening,de weigering en de terugbetaling door de erechtigde,van de maatschappelijke dienstverlening,en de toepassing van de administratieve sancties

bepaald door de wetgeving ter zake.) <W 1993-01-12/34,art. 17,039; Inwerkingtreding: 1993-01-01> (e) de wet tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen.) <W 2001-03-22/31,art. 3,

089;/nwerakingtreding: 01-06-2001> (f) de wet van 12januari 2007 betreffende opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën

van vreemdelingen wat betreft de geschillen betreffende elke schending van de rechten die aan de begunstigden van de opvang worden gewaarborgd door de boekenII enIII van voormelde wet.) <W 2007- 04-21/57, art. 2,146; Inwerkingtreding: 07-05-2007> 9° (van de geschillen betreffende de toekenning van de rentebijslag aan de begunstigden met een vervroegd

rustpensioen.) W 20-06-1975,art. 9>

10° (van de geschillen betreffende de toekenning van het bijzonder brugpaensioen bedoeld in artikel 5 van het hoofdstukIII van de wet van 22 december 1977.) <W 22-12-1977,art. 107> 11° (van de geschillen betreffende de toekenning van het brugpaensioen aan bejaarde invaliden,bedoeld bij

afdeling 6 van het hoofdstuk V van de wet van 22 december 1977.) <W 22-12-1977,art. 166,§ 1> 12° (de betwis tingen betreffende de verplichting van de sociaal verzekerden om een bijzondere bijdrage

voor sociale zekerheid te storten krachtens hoofdstukIII van de wet van 28 december 83,houdendefiscale en begrotingsabepalingen) <W 28-12-1983,art. 69> (13° van de geschillen betreffende de bijzondere werkgeversabijdrage op het conventioneel brugpaensioen

bedoeld in hoofdstukIV van de programmawet van 22 december 1989.) <W 1989-12-22/31,art. 271, 020;Inwerkingtreding : 09-01-1990> (14° van de betwistingen betreffende de rechten en plichten voortvloeiend uit de wet van 15januari 1990

houdende oprichtin g en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid,met uitzondering van de betwistingen betreffende de toepassing van de algemene beginselen inzake de bescherming van de ersoonlijke levenssfeer (en die bedoeld in artikel 14 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van

de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.) ) <W 1990-01-15/31,art. 78,§1,023; Inwerkingtreding : 01-01-1992> <W 1990-12-29/30,art. 152,025; Inwerkingtreding : 1991-01- 01> <W 1992-12-08/32,art. 46,041; Inwerkingtredinga: 01-09-1993> (1 5° van de geschillen betreffende de toelage aan de werkgevers voor het in dienst houden van werknemers etroffen door een arbeidsongeschikthaeid ten gevolge van ziekte of ongeval waardoor het voor deze

werknemers definitief onmogelijk wordt om het overeengekomen werk te verrichten,bedoeld in titelII, hoofdstuk VI, van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen.) <W 1990-12-29/30,art. 152, 025; Inwerkingtredinga: 1991-01-01> 16° [l van geschillen betreffende de verplichtingen van de opdrachtgevers,aannemers,onderaannemers en

diegenen die met hen worden gelijkgesteld,bedoeld bij de artikelen 30bis en 30ter van de wet van 27juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;jl.. (17° van de geschillen betreffende de premie ter compensatie van de sociale zekerheidsbijdragen bedoeld in

artikel 144 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen;) <W 1992-12-30/40, art. 148,038; Inwerkingtreding : 1993-01-01> (18° van de gevallen waarin beroep wordt ingesteld tegen de beslissingen van het bureau voorjuridische

bijstand;) <W 1998-11-23/34,art. 5,066; Inwerkingtreding : 31-12-1999> [l 19° van de gevallen waarin beroep wordt ingesteld tegen de beslissingen genomen door de bij artikel 172

van de programmawet (I) van 24 december 2002 opgerichte CommisasieKunstenaars,met toepassing van artikel lbis van de wet van 27juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;jl.. f- 20° van de geschillen die hun oorzaak vinden in de ordonnantie van 21 december 2018 betreffende de

Brusselse verzekeringsinstellingen in het domein van de gezondheidszorg en de hulp aan personen.JJ-

(1)<W 2010-06-02/39,art. 12,183; Inwerkingtreding: 01-03-2010> (2)<W 2015-07-20/13,art. 25,247; Inwerkingtreding: 01-09-2015> (3)<ORD 2018-12-21/35,art. 32,293; Inwerkingtreding: 01-01-2019>

Art. 581.(De arbeidsrechtbank neemt kennis: 1° van geschillen betreffende de verplichtingen die voortvloeien uit de wetten en verordeningen inzake

sociaal statuut ,familiale uitkeringen ,verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering en uitkeringen inzake rust - en overlevingspensioen ten voordele van de zelfstandigen;

2° van de geschillen betreffende de rechten die voortvloeien oit deze wetten en verordeningen;) <W 30- 06-1971n,art. 17> 3° (de geschillen die hun oorzaak vinden: a) in titel V betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de

arbeidsvoorwaarden en de toegang tot het arbeidsproces,de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de toegang tot een zelfstandig beroep van de wet van 4 augustus 1978 tot economische

heroriëntering en in haar uitvoeringsbesluiten die op de zelfstandige beroepen betrekking hebben; b) in het decreet van 8 mei 2002 van het Vlaams Parlement houdende evenredige participatie op de

arbeidsmarkt en zijn uitvoeringsbesluiten die op de zelfstandige beroepen betrekking hebben.) <W 2003- 04-08/33, art. 140,a098; Inwerkingtreding: 01-10-2002> 4° (de geschillen inzake de verplichting, voor de genieters van bedrijfsinkomsten die niet aan de index

van de consumptieprijzen gebonden zijn, een sociale-solidariteitsbijdrage krachtens de koninklijke besluiten nr. 12 van 26 februari 1982 en nr. 186 van 30 december 1982 te storten; 5° de geschillen inzake de verplichting, voor de zelfstandigen, een bijdrage tot matiging van de

inkomsten krachtens het koninklijk besluit nr. 289 van 31 maart 1984 te storten; 6° de geschillen inzake de verplichting voor de alleenstaanden en de gezinnen zonder kinderen, in de

sector der zelfstandigen, een bijzondere bijdrage te storten krachtens de koninklijke besluiten nr. 38 van 30 maart 1982, nr. 160 van 30 december 1982, nr. 218 van 7 november 1983 en nr. 290 van 31 maart 1984.) <W 1985-08-01/30, art. 93, 005> (7° van de geschillen betreffende de toepassing van het koninklijk besluit n° 464 van 25 september 1986

tot consolidering van de maatregelen inzake matiging van de inkomsten der zelfstandigen.) <KBN464 1986-09-25/32, art. 12,a011; inwerkingtreding 01-01-1987>

(8° van de geschillen inzake de verplichting voor de vennootschappen tot het betalen van een bijdrage bestemd voor het sociaal statuut der zelfstandigen krachtens hoofdstuk III van titel III van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, en krachtens hoofdstuk II van titel III van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen.) <W 1992-12-30/40, art. 102, 038;Inwerkingtreding: 1992-07-01> 9° (van de geschillen op basis van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van de discriminatie tussen

mannen en vrouwen, die betrekking hebben op de arbeidsbetrekkingen en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid, in de zin van artikel 6, § 1, 4° en 5°, van voormelde wet en die betrekking hebben op zelfstandige beroepen;) <W 2007-05-10/37, art. 5, 148; Inwerkingtreding: 09-06-2007> 10° (van de geschillen op basis van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van

discriminatie en die betrekking hebben op de arbeidsbetrekkingen en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid in de zin van artikel 5, § 1, 4° en 5°, van voormelde wet en die betrekking hebben op zelfstandige beroepen;) <W 2007-05-10/37, art. 6, 148; Inwerkingtreding: 09-06-2007> (11° van de geschillen op basis van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of

xenofobie ingegeven daden en die betrekking hebben op de arbeidsbetrekkingen en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid, in de zin van artikel 5, § 1, 4° en 5°, van voormelde wet en die betrekking hebben op zelfstandige beroepen.) <W 2007-05-10/37, art. 7,a148; Inwerkingtreding: 09-06- 2007>

[l 13° de betwistingen betreffende de verplichting voor de rechtspersonen om een bijzondere bijdrage, bestemd voor het sociaal statuut van de zelfstandigen te betalen, krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 1 van titel 6 van de programmawet van 22 juni 2012;]1

[6 14° van de geschillen betreffende vergelding, discriminatie of andere soorten van onbillijke behandeling of nadelige maatregel ten gevolge van of in verband met de melding van een inbreuk in de zin van artikel 69bis van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en die betrekking hebben op zelfstandige beroepen;]6

[l 15° van de geschillen betreffende vergelding, discriminatie en andere vormen van nadelige behandeling of maatregelen, die verband houden met de melding van een inbreuk in de zin van artikel 36/7/1 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België en die betrekking hebben op zelfstandige beroepen.]l

(l)<W 2012-06-22/02, art. 33, 198; Inwerkingtreding: 08-07-2012> (2)<W 2017-07-31/10, art. 36,a263; Inwerkingtreding: 21-08-2017> (3)<W 2019-05-02/25, art. 120,a300; Inwerkingtreding: 31-05-2019>

Art. 581 VLAAMS GEWEST. (De arbeidsrechtbank neemt kennis: 1° van geschillen betreffende de verplichtingen die voortvloeien uit de wetten en verordeningen inzake

sociaal statuuta,familiale uitkeringen , verplichte ziekte- en invaliditeitsaverzekering en uitkeringen inzake rust - en overlevingspaensioen ten voordele van de zelfstandigen11- en uit het decreet van 18 mei 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen,initiatieven van beschut wonen,revalidatieovereenkomsten,revalidatieaziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor alliatieve verzorgingi,; 2° van de geschillen betreffende de rechten die voortvloeien uit deze wetten en verordeningen;) <W 30-06-

1971a,art. 17> 3° (de geschillen m. b. t. de toepassing van het decreet houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt

en zijn uitvoeringsbesluiten.) <DVR 2002-05-08/44,art. 18,098; lnwerkingtreding: 01-10-2002> 4° (de geschillen inzake de verplichting, voor de genieters van bedrijftinkomsten die niet aan de index van

de consumptieprijzen gebonden zijn,een sociale-solidariteitsbijdrage krachtens de koninklijke besluiten nr. 12 van 26afebruari 1982 en nr. 186 van 30 december 1982 te storten;

°5 de geschillen inzake de verplichting,voor de zelfstandigen,een bijdrage tot matiging van de inkomsten krachtens het koninklijk besluit nr. 289 van 31 maart 1984 te storten; 6° de geschillen inzake de verplichting voor de alleenstaanden en de gezinnen zonder kinderen,in de

sector der zelfstandigen,een bijzondere bijdrage te storten krachtens de koninklijke besluiten nr. 38 van 30 maart 1982,nr. 160 van 30 december 1982,nr. 218 van 7 november 1983 en nr. 290 van 31 maart 1984.) < 1985-08-01/30,art. 93,005> (7° van de geschillen betreffende de toepassing van het koninklijk besluit n° 464 van 25 september 1986 tot

consoliderin g van de maatregelen inzake matiging van de inkomsten der zelfstandigen.) <KBN464 1986-09- 25/32,art. 12,011; inwerkingtreding 01-01-1987> (8° van de geschillen inzake de verplichting voor de vennootschappen tot het betalen van een bijdrage

bestemd voor het sociaal statuut der zelfstandigen krachtens hoofdstukIll van titelIll van de wet van 26 ·uni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen,en krachtens hoofdstuk Il van titelIll van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen.) <W 1992-12-30/40,art. 102,038;lnwerkin gtreding : 1992-07-01>

9° (van de geschillen op basis van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van de discriminatie tussen mannen en vrouwen,die betrekking hebben op de arbaeidsbetrekkingen en de aanvullende regelingen voor

°sociale zekerheid,in de zin van artikel 6,§ 1,4° en 5 , van voormelde wet en die betrekking hebben op zelfstandige beroepen;) <W 2007-05-10/37, art. 5,148; ln werkingtreding: 09-06-2007> 10° (van de geschillen op basis van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van

discriminatie en die betrekkin g hebben op de arbeidsbetrekkingen en de aanvullende regelingen voor °sociale zekerheid in de zin van artikel 5,§ 1,4° en 5 , van voormelde wet en die betrekking hebben op

zelfstandige beroepen;) <W 2007-05-10/37, art. 6,148; ln werkingtreding: 09-06-2007> (11° van de geschillen op basis van de wet van 30juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of enofobie ingegeven daden en die betrekkin g hebben op de arbeidsabetrekkingen en de aanvullende

°regelingen voor sociale zekerheid,in de zin van artikel 5,§ 1,4° en 5 , van vooramelde wet en die betrekking hebben op zelfstandige beroepen.) <W 2007-05-10/37, art. 7,148; ln werkingtreding: 09-06-2007> 11 12° van de geschillen over discriminatie,in de zin van het decreet van 10juli 2008 houdende een kader

voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid.jl 11. 13° de betwis tin gen betreffende de verplichting voor de rechtspersonen om een bijzondere bijdrage,

bestemd voor het sociaal statuut van de zelfstandigen te betalen,krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 1 van titel 6 van de programmawet van 22juni 2012.]1 IS. 14° van de geschillen betreffende verge/ding, discriminatie of andere soorten van onbillijke behandeling

of nadelige maatregel ten gevolge van of in verband met de me/din g van een inbreuk in de zin van artikel 69bis van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op definanciële sector en definanciële diensten en die betrekking hebben op zelfstandige beroepen.JS. f- 15° van de geschillen betreffende verge/ding, discriminatie en andere vormen van nadelige behandeling

ofamaatregelen,die verband houden met de me/ding van een inbreuk in de zin van artikel 36/711 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van deNationaleBank vanBelgië en die betrekking hebben op zelfstandige beroepen.J1-

(l)<DVR 2011-06-10/05, art. 3, 190; Inwerkingtreding: 14-07-2011> (2)<W 2012-06-22/02, art. 33, 198; Inwerkingtreding: 08-07-2012> (3)<DVR 2018-07-06/23, art. 98,a303; Inwerkingtreding: 01-01-2019> (4)<W 2019-05-02/25, art. 120,a300; Inwerkingtreding: 31-05-2019> (5)<W 2017-07-31/10, art. 36,a263; Inwerkingtreding: 21-08-2017>

Art. 582.De arbeidsrechtbank neemt kennis: 1° [van de geschillen over de rechten ten aanzien van tegemoetkomingen aan personen met een

handicap alsmede van de betwistingen inzake medische onderzoeken uitgevoerd met het oog op de toekenning van sociale of fiscale voordelen die rechtstreeks of onrechtstreeks zijn afgeleid van een sociaal recht of van de sociale bijstand;] <W 2002-12-24/32, art. 11, 105; Inwerkingtreding: 15-02-2003>

2° van de geschillen betreffende de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de wet betreffende de sociale reclassering van de minder-validen; 3° [van geschillen betreffende de instelling en de werking van de ondernemingsraden; 4° van geschillen betreffende de instelling en de werking van de diensten en comités voor veiligheid ,

gezondheid en verfraaüng van de werkplaatsen , met inbegrip van de diensten en comités ingesteld in mijnena, groeven en graverijen.] <W 30-06-1971a, art. 18> 5° [van de geschillen betreffende afdeling 5 van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985

houdende sociale bepalingen] <KBN424 1986-08-01/31, art. 31, 009> [6° van de geschillen betreffende de instelling en de werking van de Europese ondernemingsraden en

betreffende de procedures ter informatie en raadpleging die ervan in de plaats komen, met uitzondering van de bijzondere procedure ingesteld bij artikel 3 van de wet van 23 april 1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen met een communautaire dimensie of in concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers.] <W 1998-04-23/46, art. 5, 059; Inwerkingtreding: 22- 09-1996>

[7° van de geschillen betreffende artikel 7, § 1, derde lid, q) , van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.] <W 2002-12-24/32, art. 7, 105;Inwerkingtreding: 01-04-2003>

[8° van de geschillen betreffende de instelling en de werking van een bijzondere onderhandelingsgroep, een vertegenwoordigingsorgaan alsook betreffende de procedures aangaande de roi van de werknemers in de Europese vennootschap, met uitzondering van de bijzondere procedure ingesteld bij artikel 3 van de wet van 17 september 2005 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep, een vertegenwoordigingsorgaan en procedures betreffende de roi van de werknemers in de Europese vennootschap.] <W 2005-09-17/72, art. 5,a133 ; Inwerkingtreding: 05-11- 2005>

[9° van de geschillen betreffende de instelling en de werking van een bijzondere onderhandelingsgroep, een vertegenwoordigingsorgaan alsook betreffende de procedures aangaande de roi van de werknemers in de Europese cooperatieve vennootschap, met uitzondering van de bijzondere procedure ingesteld bij artikel 3 van de wet van 9 mei 2008 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep, een vertegenwoordigingsorgaan en procedures betreffende de roi van de werknemers in de Europese cooperatieve vennootschap.] <W 2008-05-09/80, art. 5, 159;Inwerkingtreding: 02-08-2008>

[10° van de geschillen betreffende artikel 7, § 1, derde lid, zb), van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; 11° van de geschillen betreffende artikel 7, § 1, derde lid, k), van de besluitwet van 28 december 1944

betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.] <W 2008-12-22/34, art. 4, 003;Inwerkingtreding: 08-01-2009>

[1 12° van de geschillen betreffende de instelling en de werking van een bijzondere onderhandelingsgroep, een vertegenwoordigingsorgaan alsook betreffende de procedures aangaande de medezeggenschap van de werknemers in ondernemingen ontstaan ten gevolge van een grensoverschrijdende fusie van kapitaalvennootschappen, met uitzondering van de bijzondere procedure ingesteld bij artikel 3 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep, een vertegenwoordigingsorgaan

en procedures betreffende de medezeggenschap van de werknemers in ondernemingen ontstaan ten gevolge van een grensoverschrijdende fusie van kapitaalvennootschappen;]l

[1 [� 13°]� betwistingen betreffende Hoofdstuk IX van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid;]l

[.4a14° van de geschillen betreffende de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en - banen, met uitzondering van de geschillen die betrekking hebben op de toekenning, de weigering of de intrekking van een erkenning.].4

[215° van geschillen betreffende de instelling en de werking van de organen van sociale dialoog, zoals bedoeld bij artikel 114/1 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen.]2

(l)<W 2009-06-19/16, art. 5, 168; Inwerkingtreding: 08-08-2009> (2)<W 2010-06-02/38, art. 4, 181; Inwerkingtreding: 01-07-2011> (4)<W 2011-07-04/04, art. 1, 191; Inwerkingtreding: 19-07-2011> (8)<W 2016-02-29/09, art. 70, 251; Inwerkingtreding: 01-05-2016> (9)<W 2018-03-18/01, art. 45,a273; Inwerkingtreding: 01-04-2018>

Art. 582 VLAAMS GEWEST. De arbeidsrechtbank neemt kennis: 1° [van de geschillen over de rechten ten aanzien van tegemoetkomingen aan personen met een handicap

alsmede van de betwistingen inzake medische onderzoeken uitgevoerd met het oog op de toekenning van sociale offiscale voordelen die rechtstreeks of onrechtstreeks zijn afgeleid van een sociaal recht of van de sociale bijstand;] <W 2002-12-24/32, art. 11, 105; Inwerkingtreding: 15-02-2003> 2° van de geschillen betreffende de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de wet betreffende de

sociale reclassering van de minder-validen [en van de geschillen betreffende de inschrijving en de toekenning van bijstand tot sociale integratie voortvloeiend uit de toepassing van het decreet van 27juni 1990 houdende de oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een handicap] [en bij decreet van 7 mei 2004 houdende oprichting van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap] [en van de geschillen voortvloeiend uit artikel 5, § 1, 5n°, a en b, van het decreet tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Dienst voor

rbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding] Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding " f- en van de geschillen betreffende de Vlaamse sociale bescherming, {10 vermeld in artikel 56, 66, 72, 76, 81, 89, 93, 104,n127,n129 en 146 van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming}1°]2. f- en van de geschillen over de vaststelling van werkondersteunende maatregelen, vermeld in artikel 7 en 8 van het decreet van 12juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling]fr.. <DVR 1997-11-12/33, art. 2, 055; Inwerkingtreding: 20-12-1997> <DVR 2004-05-07/62, art. 33,n124; Inwerkingtreding: 01-04-2006> <DVR 2008-11-21/48, art. 79, 165; Inwerkingtreding: 01-10-2008> 3° [van geschillen betreffende de instelling en de werking van de ondernemingsraden; 4° van geschillen betreffende de instelling en de werking van de diensten en comités voor veiligheidn, ezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen , met inbegrip van de diensten en comités ingesteld in

mijnenn, groeven en graverijen.J <W 30-06-1971n, art. 18> 5° [van de geschillen betreffende afdeling 5 van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22januari 1985

houdende sociale bepalingen] <KBN424n1986-08-01/31, art. 31, 009> [6° van de geschillen betreffende de instelling en de werking van de Europese ondernemingsraden en

betreffende de procedures ter informatie en raadpleging die ervan in de plaats komen, met uitzondering van de bijzondere procedure ingesteld bij artikel 3 van de wet van 23 april 1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen met een communautaire dimensie of in concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers.J <W 1998-04-23/46, art. 5, 059; Inwerkingtreding: 22-09- 1996> [7° van de geschillen betreffende artikel 7, § 1, derde lid, q) , van de besluitwet van 28 december 1944

betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.j <W 2002-12-24/32, art. 7, 105; Inwerkingtreding

: 01-04-2003> 18° van de geschillen betreffende de instelling en de werking van een bijzondere onderhandelingsgroep,

een vertegenwoordigingsorgaan alsook betreffende de procedures aangaande de roi van de werknemers in deEuropese vennootschap,met uitzondering van de bijzondere procedure ingesteld bij artikel 3 van de wet van 17 september 2005 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep,een vertegenwoordigingsaorgaan en procedures betreffende de roi van de werknemers in deEuropese vennootschap.J <W 2005-09-17172, art. 5,133 ; Inwerkingtreding: 05-11-2005> 19° van de geschillen betreffende de instelling en de werking van een bijzondere onderhandelingsgroep,

een vertegenwoordigingsorgaan alsook betreffende de procedures aangaande de roi van de werknemers in deEuropese cooperatieve vennootschap,met uitzondering van de bijzondere procedure ingesteld bij artikel 3 van de wet van 9 mei 2008 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep,een vertegenwoordigingsorgaan en procedures betreffende de roi van de werknemers in deEuropese cooperatieve vennootschap.J <W 2008-05-09/80. art. 5,159; Inwerkingtreding :02-08-2008>

[10° van de geschillen betreffende artikel 7, § 1,derde /id,zb) ,van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; 11° van de geschillen betreffende artikel 7, § 1,derde /id,k) ,van de besluitwet van 28 december 1944

betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;] <W 2008-12-22/34. art. 4,003; Inwerkingtreding : 08-01-2009>

11 12° van de geschillen betreffende de instelling en de werking van een bijzondere onderhandelingsgroep, een vertegenwoordigingsorgaan alsook betreffende de procedures aangaande de medezeggaenschap van de werknemers in ondernemingen ontstaan ten gevolge van een grensoverschrijdende fusie van kapitaalvennootschappen,met uitzondering van de bijzondere procedure ingesteld bij artikel 3 van de wet van 19juni 2009 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep,een vertegenwoordigingsorgaan en procedures betreffende de medezeggenschap van de werknemers in ondernemingen ontstaan ten gevolge van een grensoverschrijdende fusie van kapitaalvennootschappen;jl 12. F 13°JR. betwistingen betreffende HoofdstukIX van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen

tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid;]2- f- 140 van de geschillen betreffende de wet van 20juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen,

met uitzonderin g van de geschillen die betrekking hebben op de toekenning, de weigerin g of de intrekking van een erkenning.}1- 1Z 150 van de geschillen betreffende de indicering van de individuele behoefte aan kwaliteitsvol begeleide

en competentieversterkende inschakeling van de werkzoekende op basis van een lijst met indicaties en de nood aan een inschakelingstraject,vermeld in artikel 29 van het decreet van 22 november 2013 houdende de lokale diensteneconomie.JZ

(l)<W 2009-06-19/16,art. 5,168; Inwerkingtreding: 08-08-2009> (2)<W 2010-06-02/38,art. 4,181; Inwerkingtreding: 01-07-2011> (3)<DVR 2011-03-25/17,art. 10,188; Inwerkingtreding: 01-01-2011> (4)<W 2011-07-04/04,art. 1,191; Inwerkingtreding: 19-07-2011> (6)<DVR 2013-07-12/39,art. 56,144; Inwerkingtreding: 01-04-2019 (zie BVR 2017-02-17/18,art.

110)> (7)<DVR 2013-11-22/29,art. 39,143; Inwerkingtreding: 01-04-2015 (zie BVR 2014-12-19/B5,art. 67,

10)> (8)<W 2016-02-29/09,art. 70,251; Inwerkingtreding: 01-05-2016> (9)<DVR 2016-06-24/16,art. 59,258; Inwerkingtreding: 01-01-2017> (lO)<DVR 2018-05-18/15,art. 155,302; Inwerkingtreding: 01-01-2019>

Art. 583.<W 30-06-1971,art. 19> De arbeidsrechtbank neemt kennis van de toepassing der administratieve sancties bepaald bij de wetten en verordeningen bedoeld in de artikelen 578 tot 582 en [Zvan de toepassing van administratieve geldboeten bedoeld in het Sociaal Strafwetboek]nZ..

[De arbeidsrechtbank neemt kennis van de geschillen betreffende de sociale identiteitskaart, ingevoerd door het koninklijk besluit van 18 december 1996 houdende maatregelen met het oog op de invoering van een sociale identiteitskaart ten behoeve van alle sociaal verzekerden, met toepassing van de artikelen 38, 40, 41 en 49, van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leetbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.] <W 1999-01-25/32, art. 90, 068;Inwerkingtreding

: 16-02-1999> [De arbeidsrechtbank neemt kennis van de geschillen betreffende de compensatoire vergoeding bedoeld

in artikel 132, vierde lid van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen.] <KBN443 1986- 08-14/30, art. 2, 010>

[De arbeidsrechtbank neemt kennis van de geschillen betreffende de individuele bestuurshandelingen inzake het verlenen, het schorsen en het intrekken van de erkenning ais havenarbeider, genomen in toepassing van de wet van 8 juni 1972 betreffende de havenarbeid.] <W 1998-02-13/33, art. 3, 056;Inwerkingtreding: 01-03-1998>

[De arbeidsrechtbank neemt kennis van de geschillen inzake het opleggen van de administratieve geldboetes, waarin voorzien wordt [1 het hoofdstuk VII, afdeling 1, van]l door de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.] <W 2005-12-13/36, art. 8, 128; Inwerkingtreding: 31-12-2005>

(l)<W 2010-06-02/39, art. 13, 183; Inwerkingtreding: 01-03-2010> (2)<W 2010-06-06/06, art. 12, 184; Inwerkingtreding: 01-07-2011>

Art. 583 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. <W 30-06-1971, art. 19> De arbeidsrechtbank neemt kennis van de toepassing der administratieve

sancties bepaald bij de wetten en verordeningen bedoeld in de artikelen 578 tot 582 en [J. van de toepassing van administratieve geldboeten bedoeld in het Sociaal Strafwetboekj6.. f- De arbeidsrechtbank neemt kennis van de geschillen met betrekking tot administratieve geldboeten opgelegd overeenkomstig de ordonnantie van 9juli 2015 houdende geharmoniseerde regels betreffende de administratieve geldboeten bepaald bij de wetgeving op het vlak van werkgelegenheid en economie, als ze worden opgelegd in het kader van wetgeving en reglementering aangenomen of geldend krachtens artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, die in een stelsel van administratieve geldboeten voorzien.]1 [De arbeidsrechtbank neemt kennis van de geschillen betreffende de sociale identiteitskaart, ingevoerd

door het koninklijk besluit van 18 december 1996 houdende maatregelen met het oog op de invoering van een sociale identiteitskaart ten behoeve van aile sociaal verzekerden, met toepassing van de artikelen 38, 40, 41 en 49, van de wet van 26juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leejbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.J <W 1999-01-25/32, art. 90, 068; Inwerkingtreding: 16-02- 1999> [De arbeidsrechtbank neemt kennis van de geschillen betreffende de compensatoire vergoeding bedoeld in

artikel 132, vierde lid van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen.J <KBN443n1986-08- 14/30, art. 2, 010> [De arbeidsrechtbank neemt kennis van de geschillen betreffende de individuele bestuurshandelingen

inzake het verlenen, het schorsen en het intrekken van de erkenning als havenarbeider, genomen in toepassing van de wet van 8juni 1972 betreffende de havenarbeid.J <W 1998-02-13/33, art. 3, 056;/nwerkingtreding: 01-03-1998> [De arbeidsrechtbank neemt kennis van de geschillen inzake het opleggen van de administratieve eldboetes, waarin voorzien wordt [l het hoofdstuk VII, afdeling 1, vanl1 door de wet van 6 augustus 1990

betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.J <W 2005-12-13/36, art. 8, 128;/nwerkingtreding: 31-12-2005>

(l)<W 2010-06-02/39, art. 13, 183; Inwerkingtreding: 01-03-2010> (2)<W 2010-06-06/06, art. 12, 184; Inwerkingtreding: 01-07-2011> (3)<ORD 2018-06-14/01, art. 6,a289; Inwerkingtreding: 01-06-2018>

Afdeling II. _ Voorzitters van de rechtbanken.

Art. 584.De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg doet, in gevallen die hij spoedeisend acht, bij voorraad uitspraak in aile zaken, behalve die welke de wet aan de rechterlijke macht onttrekt.

[1 Ais de zaak behoort tot de bevoegdheid van de familierechtbank, wordt deze enkel in geval van volstrekte noodzakelijkheid bij de voorzitter aanhangig gemaakt.]1

De voorzitter van de arbeidsrechtbank en de voorzitter van de [� ondernemingsrechtbank]� kunnen bij voorraad uitspraak doen in gevallen die zij spoedeisend achten, in aangelegenheden die tot de respectieve bevoegdheid van die rechtbanken behoren. De zaak wordt voor de voorzitter aanhangig gemaakt in kort geding of, in geval van volstrekte

noodzakelijkheid, bij verzoekschrift. De voorzitter kan onder meer: 1° [1 sekwesters aanstellen;]1 2° om het even welke vaststellingen of deskundige onderzoekingen bevelen, zelfs met raming van de

schade en opsporing van de oorzaken ervan; 3° aile nodige maatregelen bevelen tot vrijwaring van de rechten van ben die de nodige voorzieningen

niet kunnen treffen, met inbegrip van de verkoop van roerende goederen die heerloos of verlaten zijn; 4° bevelen dat een of meer getuigen worden gehoord wanneer een partij van een kennelijk belang doet

blijken, zelfs met het oog op een toekomstig geschil, indien vaststaat dat het bij enige vertraging van dat verhoor te vrezen is dat het getuigenis niet meer zal kunnen worden afgenomen. (5° bevelen, in geval van een inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht bepaald bij artikel 1369bis /1,

begaan op commerciële schaal, en op verzoek van de bouder van het recht die omstandigheden aantoont die de schadevergoeding in gevaar dreigen te brengen, om ten bewarende titel beslag te laten leggen op de roerende en onroerende goederen van de vermeende inbreukmaker, met inbegrip van het blokkeren van zijn bankrekeningen en andere tegoeden. De voorzitter, die uitspraak doet over deze vordering, gaat na: 1) of het intellectueel eigendomsrecht waarvan de bescherming wordt ingeroepen, ogenschijnlijk geldig

is; 2) of de inbreuk op het betrokken intellectueel recht niet redelijkerwijze betwist kan worden; 3) of, na de betrokken belangen, waaronder het algemeen belang, te hebben afgewogen, de feiten en, in

voorkomend geval, de stukken waarop de eiser zich baseert van dien aard zijn dat ze het beslag - dat tot de bescherming strekt van het ingeroepen recht - redelijkerwijze verantwoorden.

[J. 6° bevelen, in geval van het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim ais bedoeld in artikel XI.332/4 van het Wetboek van economisch recht, en op verzoek van de bouder van het bedrijfsgeheim, om ten bewarende titel beslag te leggen op de inbreukmakende goederen, met inbegrip van ingevoerde goederen, of om ze af te geven, om te vermijden dat ze in de handel worden gebracht of zich in het handelsverkeer bevinden.]J.) <W 2007-05-10/33, art. 15, 147;Inwerkingtreding: 01-11-2007>

(l)<W 2013-07-30/23, art. 129,a233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (2)<W 2015-05-21/12, art. 2,a246; Inwerkingtreding: 20-06-2015> (3)<W 2018-07-30/18, art. 32, 284; Inwerkingtreding: 24-08-2018> (4)<W 2018-04-15/14, art. 252,a291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Art. 584bis. <W 2007-04-01/46, art. 4, 145; Inwerkingtreding: 06-05-2007> Artikel 584 is niet van toepassing op de vorderingen bedoeld in artikel 41, § 1, van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen.

Art. 585.(NOTA: zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg doet op verzoekschrift uitspraak: 1° over de aanvragen tot benoeming van [� ...]� deskundigen, vereffenaars of sekwesters, wanneer de

overeenkomst tussen partijen of de wet hem die benoeming opdraagt;

20 [l . . .]l·' 3° over de aanvragen tot benoeming van deskundigen,op grond van artikel 27,5°,van de wet van 16

december 1851 tot herziening der wet over de hypotheken; 4° op de vorderingen tot begroting van de notariskosten,ingesteld op grond van artikel 3 van de wet

van 31 augustus 1891 houdende tarifering en invordering der erelonen van notarissen; 5° over de aanvraag tot aanwijzing van een notaris met het oog op de voorlopige bewaring van de

minuten van een notaris die overleden is of die wettelijk verhinderd is; 6° over de verzoeken om machtiging tot de verkoop van goederen,gedaan op grond van artikel 111 van

de algemene wet van 26 augustus 1822 betreffende de heffing van invoer-,uitvoer- en doorvoerrechten en de accijnsrechten; 7° over de verzoeken om machtiging om hypothécaire inschrijvingen te vorderen op onroerende

goederen van delinkwenten,gedaan op grond van de artikelen 27 tot 31 van de wet van 10 april 1933, houdende voorlopige wijziging van sommige douanerechten,accijnzen en bijzondere verbruikstaxe en invoering van nieuwe maatregelen om de sluikhandel te beletten.

(8°. over de aanvragen tot vorming van een fonds voor aansprakelijkheidsbeperking,ingediend krachtens de wet van 20 juli 1976 houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie,en de Bijlage, opgemaakt te Brussel op 29 november 1969). <W 1989-04-11/30,art. 23,019; Inwerkingtreding: 01-12- 1989>

]J.90 [l . . . ' (10°) (over de vorderingen tot staking krachtens artikel 20 van de wet vanlO mei 2007 ter bestrijding

van bepaalde vormen van discriminatie;) <W 2007-05-10/37,art. 8,148; Inwerkingtreding: 09-06-2007> (11° over de vorderingen tot staking krachtens artikel 18 van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van

bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden; 12° over de vorderingen tot staking krachtens artikel 25 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van

discriminatie tussen vrouwen en mannen.) <W 2007-05-10/37,art. 9,148; Inwerkingtreding: 09-06- 2007>

(3)<W 2013-07-30/23,art. 130,233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (4)<W 2016-12-25/14,art. 71,257; Inwerkingtreding: 09-01-2017>

Art. 585 VLAAMS GEWEST. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg doet op verzoekschrift uitspraak: 1° over de aanvragen tot benoeming van 11- •••}1- deskundigen, vereffenaars of sekwesters, wanneer de

overeenkomst tussen partijen of de wet hem die benoeming opdraagt; t- ...l; 3° over de aanvragen tot benoeming van deskundigen, op grond van artikel 27, 5°, van de wet van 16

december 1851 tot herziening der wet over de hypotheken; 4° op de vorderingen tot begroting van de notariskosten, ingesteld op grond van artikel 3 van de wet van 31

augustus 1891 houdende tarifering en invordering der erelonen van notarissen; over de aanvraag tot aanwijzing van een notaris met het oog op de voorlopige bewaring van de minuten

van een notaris die overleden is of die wettelijk verhinderd is; 6° over de verzoeken om machtiging tot de verkoop van goederen, gedaan op grond van artikel 111 van de

algemene wet van 26 augustus 1822 betreffende de heffing van invoer-, uitvoer- en doorvoerrechten en de accijnsrechten; over de verzoeken om machtiging om hypothécaire inschrijvingen te vorderen op onroerende goederen

van delinkwenten, gedaan op grond van de artikelen 27 tot 31 van de wet van 10 april 1933, houdende voorlopige wijziging van sommige douanerechten, accijnzen en bijzondere verbruikstaxe en invoering van nieuwe maatregelen om de sluikhandel te beletten.

(8°. over de aanvragen tot vorming van een fonds voor aansprakelijkheidsbeperking, ingediend krachtens de wet van 20juli 1976 houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, en de Bijlage, opgemaakt te Brussel op 29 november 1969). <W 1989-04-11/30, art. 23, 019; Inwerkingtreding: 01-12-1989>

90 t- ...JJ.; (10°) (over de vorderingen tot staking krachtens artikel 20 van de wet vanl0 mei 2007 ter bestrijding van

bepaalde vormen van discriminatie;) <W 2007-05-10/37, art. 8, 148; Inwerkingtreding: 09-06-2007> (11° over de vorderingen tot staking krachtens artikel 18 van de wet van 30juli 1981 tot bestraffing van

bepaalde door racisme ofnxenofobie ingegeven daden; 12° over de vorderingen tot staking krachtens artikel 25 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van

discriminatie tussen vrouwen en mannen.) <W 2007-05-10/37, art. 9, 148; Inwerkingtreding: 09-06-2007> ([l. 14°]l. over de vorderingen tot staking en hij legt de maatregelen van openbaarmaking van zijn

beslissing op die hij nodig acht, krachtens artikel 30 van het decreet van 10juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid.) <D VR 2008-07-10/56, art. 46, 162;/nwerkingtreding: 03/10/2008>

(2)<DVR 2011-06-10/05,art. 4,190; Inwerkingtreding: 14-07-2011> (3)<W 2013-07-30/23,art. 130,233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (4)<W 2016-12-25/14,art. 71,257; Inwerkingtreding: 09-01-2017>

Art. 585 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg doet op verzoekschrift uitspraak: 1° over de aanvragen tot benoeming van P. ...]1. deskundigen, vereffenaars of sekwesters, wanneer de

overeenkomst tussen partijen of de wet hem die benoeming opdraagt; 2 0 t- ...JJ.;

°3° over de aanvragen tot benoeming van deskundigen, op grond van artikel 27, 5 , van de wet van 16 december 1851 tot herziening der wet over de hypotheken;

4° op de vorderingen tot begroting van de notariskosten, ingesteld op grond van artikel 3 van de wet van 31 augustus 1891 houdende tarifering en invordering der erelonen van notarissen;

5° over de aanvraag tot aanwijzing van een notaris met het oog op de voorlopige bewaring van de minuten van een notaris die overleden is of die wettelijk verhinderd is;

6° over de verzoeken om machtiging tot de verkoop van goederen, gedaan op grond van artikel 111 van de algemene wet van 26 augustus 1822 betreffende de heffing van invoer-, uitvoer- en doorvoerrechten en de accijnsrechten;

over de verzoeken om machtiging om hypothécaire inschrijvingen te vorderen op onroerende goederen van delinkwenten, gedaan op grond van de artikelen 27 tot 31 van de wet van 10 april 1933, houdende voorlopige wijziging van sommige douanerechten, accijnzen en bijzondere verbruikstaxe en invoering van nieuwe maatregelen om de sluikhandel te beletten.

(8°. over de aanvragen tot vorming van een fonds voor aansprakelijkheidsbeperking, ingediend krachtens de wet van 20juli 1976 houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, en de Bijlage, opgemaakt te Brussel op 29 november 1969). <W 1989-04-11/30, art. 23, 019; Inwerkingtreding: 01-12-1989>

t- ...i-; (10°) (over de vorderingen tot staking krachtens artikel 20 van de wet vanl0 mei 2007 ter bestrijding van

bepaalde vormen van discriminatie;) <W 2007-05-10/37, art. 8, 148; Inwerkingtreding: 09-06-2007> (11° over de vorderingen tot staking krachtens artikel 18 van de wet van 30juli 1981 tot bestraffing van

bepaalde door racisme ofnxenofobie ingegeven daden; 12° over de vorderingen tot staking krachtens artikel 25 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van

discriminatie tussen vrouwen en mannen.) <W 2007-05-10/37, art. 9,n148; Inwerkingtreding: 09-06-2007> [l 13° over de verzoeken tot staking opgesteld krachtens artikel 23/12, § 7 van de Brusselse

Huisvestingscode.jl 14° over de vorderingen tot staking krachtens artikel 19, paragraaf 1, van de ordonnantie van... ter

bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie en ter bevordering van gelijke behandeling.JS..

(l)<ORD 2009-04-30/04,art. 4,167; Inwerkingtreding: 01-01-2010>

(2)<DVR 2011-06-10/05, art. 4, 190; Inwerkingtreding: 14-07-2011> (3)<W 2013-07-30/23, art. 130,a233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (4)<W 2016-12-25/14, art. 71,a257; Inwerkingtreding: 09-01-2017> (5)<ORD 2017-10-05/03, art. 30,a264; Inwerkingtreding: 29-10-2017>

Art. 586. <Opgeheven bij W 2016-12-25/14, art. 72, 257; Inwerkingtreding: 09-01-2017>

Art. 587.<W 1997-04-03/41, art. 12,a052; Inwerkingtreding: 09-06-1997> De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg doet uitspraak:

10 [� . . .]�'- 2° over de vorderingen bedoeld in artikel 68 van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van

de ruimtelijke ordening en de stedebouw; 3° (over de vorderingen bedoeld in artikel 4, eerste lid, 2q en in artikel 4, tweede lid, 2°, van de wet van

1 september 2004 houdende aanvulling van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek inzake verkoop teneinde de consumenten te beschermen;) <W 2004-09-01/38, art. 6,a127; Inwerkingtreding: 01-01- 2005> 4° over de vorderingen bedoeld in artikel 14 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de

persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens; 5° over de vorderingen ingesteld overeenkomstig de wet van 12 januari 1993 betreffende een

vorderingsrecht inzake bescherming van het leefmilieu; 60 [� ...]n� 7° (...); <W 2007-05-10/33, art. 16, 147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 8° (...); <W 2007-05-10/33, art. 16, 147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 90 [� . . .]�'- (10° over de vorderingen bedoeld in artikel 8 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding

van de betalingsachterstand bij handelstransacties [.4 die worden ingesteld tegen andere personen dan ondernemingen ais bedoeld in artikel 573, 1°, of tegen hun beroepsverenigingen of interprofessionele verenigingen]-4;) <W 2002-08-02/32, art. 12, 100; Inwerkingtreding: 07-08-2002>

110 [1 ...]n1; 12° [1 over de vorderingen ingesteld overeenkomstig artikel XVII. 23 van het Wetboek van economisch

recht;]l 13° (...); <W 2007-05-10/33, art. 16, 147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 14° (...); <W 2007-05-10/33, art. 16, 147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 15° [� ...]�; [1 16°. over de aanvragen bedoeld in artikel 37, § 5, van de wet op de politie van de spoorwegen.]1 Behoudens andersluidende wetsbepalingen worden de vorderingen bedoeld in het eerste lid ingesteld en

behandeld naar de vormen van het kortgeding.

(l)<W 2013-06-02/08, art. 18,a214; Inwerkingtreding: 03-10-2013> (2)<W 2013-12-26/36, art. 13,a220; Inwerkingtreding: 31-05-2014> (3)<W 2014-05-15/06, art. 6,a226; Inwerkingtreding: 31-05-2014> (4)<W 2014-03-26/33, art. 6,a230; Inwerkingtreding: 01-07-2014> (5)<W 2013-07-30/23, art. 131, 233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (6)<W 2018-04-15/14, art. 12,a291; Inwerkingtreding: 01-11-2018> (7)<W 2018-04-27/18, art. 51,§1, 292; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Art. 587bis.<W 2007-05-10/37, art. 10, 148; Inwerkingtreding: 09-06-2007> De voorzitter van de arbeidsrechtbank, aangezocht bij verzoekschrift, doet uitspraak over: 1° de vorderingen krachtens de artikelen 4 en 5, §§ 3 en 4 van de wet van 19 maart 1991 houdende

bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-

personeelsafgevaardigden; 2° de vorderingen tot staking krachtens artikel 20 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van

bepaalde vormen van discriminatie; 3° de vorderingen tot staking krachtens artikel 18 van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van

bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden; 4° de vorderingen tot staking krachtens artikel 25 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van

discriminatie tussen vrouwen en mannen; [6 4°bis de vorderingen krachtens artikel 32decies, § § 2 en 3 van de wet van 4 augustus 1996

betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;]6 [J. 5° de vorderingen krachtens de artikelen 165 en 166 §§ 3 en 4 van hoofdstuk 13 inzake de

ontslagregeling van de contractuele syndicale afgevaardigden en kandidaat-syndicaal afgevaardigden, bedoeld in de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen.JaJ.

(2)<W 2014-03-28/21, art. 5, 221; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (3)<W 2018-03-18/01, art. 46,a273; Inwerkingtreding: 01-04-2018>

Art. 587bis VLAAMS GEWEST. <W 2007-05-10/3 7, art 10, 148; Inwerkingtreding: 09-06-2007> De voorzitter van de arbeidsrechtbank,

aangezocht bij verzoekschrift, doet uitspraak over: 1° de vorderingen krachtens de artikelen 4 en 5, §§ 3 en 4 van de wet van 19 maart 1991 houdende

bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat­

ersoneelsafgevaardigden; 2° de vorderingen tot staking krachtens artikel 20 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde

vormen van discriminatie; 3° de vorderingen tot staking krachtens artikel 18 van de wet van 30juli 1981 tot bestraffing van bepaalde

door racisme of xenofobie ingegeven daden 4° de vorderingen tot staking krachtens artikel 25 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van

discriminatie tussen vrouwen en mannen. ([l 5°jl over de vorderingen tot staking en hij legt de maatregelen van openbaarmaking van zijn beslissing

op die hij nodig acht, krachtens artikel 30 van het decreet van 10juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid.)<DVR 2008-07-10/56, art 4 7, 162; Inwerkingtreding

: 03-10-2008>

(l)<DVR 2011-06-10/05, art. 5, 190; Inwerkingtreding: 14-07-2011> (2)<W 2014-03-28/21, art. 5, 221; Inwerkingtreding: 01-09-2014>

Art. 587ter. <W 1998-04-23/46, art. 7; Inwerkingtreding: 22-09-1996> De voorzitter van de arbeidsrechtbank doet uitspraak over de verzoeken ingesteld krachtens artikel 3 van de wet van 23 april 1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen met een communaitaire dimensie of in concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers.

Art. 587guater. <ingevoegd bij W 2005-09-17/72, art. 7 ; Inwerkingtreding: 05-11-2005> De voorzitter van de arbeidsrechtbank doet uitspraak over de verzoeken ingesteld krachtens artikel 3 van de wet van 17 september 2005 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep, een vertegenwoordigingsorgaan en procedures betreffende de roi van de werknemers in de Europese vennootschap.

Art. 587guinguies. <Ingevoegd bij W 2008-05-09/80, art. 7; Inwerkingtreding: 02-08-2008> De voorzitter van de arbeidsrechtbank doet uitspraak over de verzoeken ingesteld krachtens artikel 3 van

de wet van 9 mei2008 hoodende diverse bepalingen met betrekking tot de instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep, een vertegenwoordigingsorgaan en procedores betreffende de roi van de werknemers in de Eoropese cooperatieve vennootschap.

Art. 587sexies. [1 De voorzitter van de arbeidsrechtbank doet oitspraak over de verzoeken ingesteld krachtens artikel 3 van de wet van 19 joni 2009 hoodende diverse bepalingen met betrekking tot de instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep, een vertegenwoordigingsorgaan en procedores betreffende de medezeggenschap van de werknemers in ondernemingen ontstaan ten gevolge van een grensoverschrijdende fusie van kapitaalvennootschappen.]a1

(l)<Ingevoegd bij W 2009-06-19/16, art. 7, 168; Inwerkingtreding: 08-08-2009>

Art. 587segties.[1 De voorzitter van de arbeidsrechtbank doet oitspraak over de vorderingen ingesteld krachtens artikel 2 van de wet van 2 joni 2010 hoodende bepalingen van het sociaal strafrecht.]1

(l)<Ingevoegd bij W 2010-06-06/06, art. 13, 184; Inwerkingtreding: 01-07-2011>

Art. 588.De voorzitter van de [� ondernemingsrechtbank]� doet op verzoekschrift oitspraak: 1° op de vorderingen tot aanwijzing van [� ...]� deskondigen, vereffenaars of sekwesters, wanneer de

overeenkomst onder partijen of de wet hem die aanwijzing opdraagt; 2° op de vorderingen ingesteld krachtens de artikelen 5 en 6 van de wet van 18 april 1927 betreffende

de bescherming van de benaming van oorsprong van wijn en brandewijn; 30 [1 . . .11-' 4° op de vordering ingesteld krachtens artikel 4 van de wet van 5 mei 1872 op het handelspandrecht; 5° op de vordering ingesteld krachtens artikel 8 van de wet van 25 aogostos 1891, hoodende herziening

van de titel van het Wetboek van koophandel op het vervoercontract; 6° op de vordering ingesteld op grond van artikel 19 van de wet van 25 oktober 1919 betreffende het in

pand geven van de handelszaak, het disconto en het in pand geven van de factoor, alsmede de aanvaarding en de keoring van de rechtstreeks voor het verbroik gedane leveringen; 7° op de vordering ingesteld krachtens artikelen 5, 10 en 12 van de wet van 24 joli 1921 betreffende het

onopzettelijk verlies van het bezit van effecten aan toonder; 8° op de vordering ingesteld krachtens artikel 58 van de wet van 5 mei 1936 op de rivierbevrachting; 9° (op de vorderingen ingesteld op grond van artikel 48 van Boek II van het Wetboek van koophandel).

<W 1989-04-11/30, art. 24,a019; Inwerkingtreding: 01-12-1989> 10° (de vorderingen ingesteld krachtens de artikelen 134, § 1, tweede lid, 4°, en 173, § 3, van de wet van

4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten;) <W 1990-12-04/32, art. 246, 026;Inwerkingtreding: 01-01-1991> 11° op de vorderingen tot aanwijzing van een deskondige die ermede belast is de commissarissen van

een naamloze vennootschap bij te staan bij het nazien van de boeken en de rekeningen van de vennootschap.

120 [1 ... ]n1; 13° (de vorderingen tot staking krachtens artikel 20 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van

bepaalde vormen van discriminatie;) <W 2007-05-10/37, art. 11, 148; Inwerkingtreding: 09-06-2007> (14° op de vorderingen ingesteld op grond van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de

Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statoot van de Eoropese vennootschap (SE).) <KB 2004-09- 01/30, art. 32, 126; Inwerkingtreding: 08-10-2004> (15° op de vorderingen betreffende beslag inzake namaak ingesteld krachtens de artikelen 1369bis /1

tot 1369bis /10 van dit Wetboek en ingesteld door personen die, op grond van een wet betreffende de intellectoele eigendomsrechten bedoeld in artikel 574, 3°, 11°, 14°, 15°, 16°, 17° en 18° een vordering inzake namaak konnen instellen.) <W 2007-05-10/33, art. 17,a147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> (15° de vorderingen tot staking krachtens artikel 18 van de wet van 30 joli 1981 tot bestraffing van

bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden;

3 0r- ...}1-;

16° de vorderingen tot staking krachtens artikel 25 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van de discriminatie tussen vrouwen en mannen.) <W 2007-05-10/37, art. 12, 148; Inwerkingtreding: 09-06- 2007> (17° [1 op de vorderingen ingesteld op grond van artikel 12:114, § 2, van het Wetboek van

vennootschappen en verenigingen;]1 [1 19° [1 op de vorderingen tot bevestiging en homologatie van de aanstelling van de vereffenaars

bedoeld in artikel 2:84 of 2:119 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en op de vorderingen tot vervanging van de vereffenaar bedoeld in de artikelen 2:86 en 2:120 van hetzelfde wetboek]1.]1

(2)<W 2012-04-22/02, art. 3, 197; Inwerkingtreding: 17-05-2012> (3)<W 2014-05-15/06, art. 7,a226; Inwerkingtreding: 31-05-2014> (4)<W 2013-07-11/19, art. 101,a240; Inwerkingtreding: onbepaald en uiterlijk op 01-01-2018> (5)<W 2016-12-25/14, art. 73,a257; Inwerkingtreding: 09-01-2017> (6)<W 2018-04-15/14, art. 252,a291; Inwerkingtreding: 01-11-2018> (7)<W 2019-03-23/06, art. 4,a298; Inwerkingtreding: 01-05-2019>

Art. 588 VLAAMS GEWEST. De voorzitter van de f- ondernemingsrechtbank].i. doet op verzoekschrift uitspraak: 1° op de vorderingen tot aanwijzing van [S.- •••Ji deskundigen, vereffenaars of sekwesters, wanneer de

overeenkomst onder partijen of de wet hem die aanwijzing opdraagt; 2° op de vorderingen ingesteld krachtens de artikelen 5 en 6 van de wet van 18 april 1927 betreffende de

bescherming van de benaming van oorsprong van wijn en brandewijn;

4° op de vordering ingesteld krachtens artikel 4 van de wet van 5 mei 1872 op het handelspandrecht; op de vordering ingesteld krachtens artikel 8 van de wet van 25 augustus 1891, houdende herziening

van de titel van het Wetboek van koophandel op het vervoercontract; 6° op de vordering ingesteld op grond van artikel 19 van de wet van 25 oktober 1919 betreffende het in and geven van de handelszaak, het disconto en het in pand geven van de factuur, alsmede de aanvaarding

en de keuring van de rechtstreeks voor het verbruik gedane leveringen; op de vordering ingesteldkrachtens artikelen 5,10 en 12 van de wet van 24juli 1921 betreffende het

onopzettelijk verlies van het bezit van effecten aan toonder; 8° op de vordering ingesteld krachtens artikel 58 van de wet van 5 mei 1936 op de rivierbevrachting; 9° (op de vorderingen ingesteld op grond van artikel 48 van Boek II van het Wetboek van koophandel;) <

1989-04-11/30, art. 24, 019; Inwerkingtreding: 01-12-1989> 10° (de vorderingen ingesteld krachtens de artikelen 134, § 1, tweede lid, 4°, en 173, § 3, van de wet van 4

december 1990 op definanciële transacties en definanciële markten;) <W 1990-12-04/32, art. 246, 026;/nwerkingtreding: 01-01-1991> 11° op de vorderingen tot aanwijzing van een deskundige die ermede belast is de commissarissen van een

naamloze vennootschap bij te staan bij het nazien van de boeken en de rekeningen van de vennootschap; 12° f- ...i-; 13° (de vorderingen tot staking krachtens artikel 20 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van

bepaalde vormen van discriminatie;) <W 2007-05-10/37, art. 11, 148; Inwerkingtreding: 09-06-2007> (14° op de vorderingen ingesteld op grond van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad

van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE);) <KB 2004-09-01/30, art. 32, 126; Inwerkingtreding: 08-10-2004>

(15° op de vorderingen betreffende beslag inzake namaak ingesteld krachtens de artikelen 1369bis Il tot 1369bis /10 van dit Wetboek en ingesteld door personen die, op grond van een wet betreffende de intellectuele eigendomsrechten bedoeld in artikel 574, 3n°, 11°, 14°, 15°, 16°, 17° en 18n° een vordering inzake namaak kunnen instellen;) <W 2007-05-10/33, art. 17, 147; Inwerkingtreding: 01-11-2007>

(16° de vorderingen tot staking krachtens artikel 25 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van de discriminatie tussen vrouwen en mannen;) <W 2007-05-10/37, art. 12,n148; Inwerkingtreding: 09-06-2007>

(17° op de vorderingen ingesteld op grond van artikel 77219, § 2,van het Wetboek van vennootschappen;) <W 2008-06-08/32, art. 8,158; Inwerkingtreding: 26-06-2008> ([l ]8°]1 de vorderingen tot staking krachtens artikel 18 van de wet van 30juli 1981 tot bestraffing van

bepaalde door racisme ofxenofobie ingegeven daden;)<W 2008-06-08/32, art 8,158; Inwerkingtreding:26- 06-2008> [2. 19° op de vorderingen tot het aanstellen van vereffenaars bedoeld in artikel 184,§ 1,infine,van het

Wetboek van vennootschappen,op de vorderingen tot bevestiging en homologatie van de aanstelling van een vereffenaar bedoeld in artikel 184,§ 2,van hetzelfde Wetboek en op de vorderingen tot vervanging van de vereffenaar bedoeld in artikel 184,§ 4,van hetzelfde Wetboek.jl.

(l)<DVR 2011-06-10/05,art. 6,190; Inwerkingtreding: 14-07-2011> (2)<W 2012-04-22/02,art. 3,197; Inwerkingtreding: 17-05-2012> (3)<W 2014-05-15/06,art. 7,226; Inwerkingtreding: 31-05-2014> (4)<W 2013-07-11/19,art. 101,240; Inwerkingtreding: onbepaald en uiterlijk op 01-01-2018> (5)<W 2016-12-25/14,art. 73,257; Inwerkingtreding: 09-01-2017> (6)<W 2018-04-15/14,art. 252,291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Art. 588 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. 1° op de vorderingen tot aanwijzing vanl· . . .JS·· deskundigen,vereffenaars of sekwesters,wanneer de

overeenkomst onder partijen of de wet hem die aanwijzing opdraagt; 2° op de vorderingen ingesteld krachtens de artikelen 5 en 6 van de wet van 18 april 1927 betreffende de

bescherming van de benaming van oorsparong van wijn en brandewijn; 3° op de vorderingen ingesteld krachtens de artikelen 11,§ 3,12,§ 4,en 24,§ 1,van de wet van 18

november 1862 houdende invoering van het stelsel der warrants; 4° op de vordering ingesteld krachtens artikel 4 van de wet van 5 mei 1872 op het handelspandrecht; op de vordering ingesteld krachtens artikel 8 van de wet van 25 augustus 1891,houdende herziening

van de titel van het Wetboek van koophandel op het vervoercontract; 6° op de vordering ingesteld op grond van artikel 19 van de wet van 25 oktober 1919 betreffende het in and geven van de handelszaak,het disconto en het in pand geven van de factuur,alsmede de aanvaarding

en de keuring van de rechtstreeks voor het verbruik gedane leverinagen; 7

° op de vordering ingesteld krachtens artikelen 5,10 en 12 van de wet van 24juli 1921 betreffende het onopzettelijk verlies van het bezit van effecten aan toonder; 8° op de vordering ingesteld krachtens artikel 58 van de wet van 5 mei 1936 op de rivierbevrachting; 9° (op de vorderingen ingesteld op grond van artikel 48 vanBoekII van het Wetboek van koophandel). <W

1989-04-11/30,art. 24,019; Inwerkingtreding: 01-12-1989> 10° (de vorderingen ingesteld krachtens de artikelen 134,§ 1,tweede lid,4°,en 173,§ 3,van de wet van 4

december 1990 op definanciële transacties en definanciële markten;) <W 1990-12-04/32,art 246, 026;/nwerkingtreding: 01-01-1991> 11° op de vorderingen tot aanwijzing van een deskundige die ermede belast is de commissarissen van een

naamloze vennootschap bij te staan bij het nazien van de boeken en de rekeningen van de vennootschap. 12° t- ...JJ.; 13° (de vorderingen tot staking krachtens artikel 20 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van

bepaalde vormen van discriminatie;) <W 2007-05-10/37, art. 11,148; Inwerkingtreding: 09-06-2007> (14° op de vorderingen ingesteld op grond van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 2157/2001 van deRaad

van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van deEuropese vennootschap (SE).) <KB 2004-09-01/30,art. 32,126; Inwerkingtreding: 08-10-2004> (1 5° op de vorderingen betreffende beslag inzake namaak ingesteld krachtens de artikelen 1369bisIl tot

1369bis/10 van dit Wetboek en ingesteld door personen die, op grond van een wet betreffende de intellectuele eigendomsrechten bedoeld in artikel 574,3a°,11°,14°,15°,16°,17° en 18° een vordering inzake namaak kunnen instellen.) <W 2007-05-10/33, art. 17,147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> (1 5° de vorderingen tot staking krachtens artikel 18 van de wet van 30juli 1981 tot bestraffing van

bepaalde door racisme ofxenofobie ingegeven daden; 16° de vorderingen tot staking krachtens artikel 25 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van de

discriminatie tussen vrouwen en mannen.) <W 2007-05-10/37, art. 12,148; Inwerkingtreding: 09-06-2007> (17° op de vorderingen ingesteld op grond van artikel 77219, § 2,van het Wetboek van vennootschappen.)

<W 2008-06-08/32, art. 8,158; Inwerkingtreding: 26-06-2008> [2. 19° op de vorderingen tot het aanstellen van vereffenaars bedoeld in artikel 184,§ 1,infine,van het

Wetboek van vennootschappen,op de vorderingen tot bevestiging en homologatie van de aanstelling van een vereffenaar bedoeld in artikel 184,§ 2,van hetzelfde Wetboek en op de vorderingen tot vervanging van de vereffenaar bedoeld in artikel 184,§ 4,van hetzelfde Wetboek.j2. P. 20° op de vorderingen tot staking krachtens artikel 19,paragraaf 1 van de ordonnantie van 5 oktober

2017 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie en ter bevordering van gelijke behandeling.J.i.

(l)<DVR 2011-06-10/05,art. 6,190; Inwerkingtreding: 14-07-2011> (2)<W 2012-04-22/02,art. 3,197; Inwerkingtreding: 17-05-2012> (3)<W 2014-05-15/06,art. 7,226; Inwerkingtreding: 31-05-2014> (4)<W 2013-07-11/19,art. 101,240; Inwerkingtreding: onbepaald en uiterlijk op 01-01-2018> (5)<W 2016-12-25/14,art. 73,257; Inwerkingtreding: 09-01-2017> (6)<ORD 2017-10-05/03,art. 31,264; Inwerkingtreding: 29-10-2017>

Art. 589.<W 1999-04-11/46,art. 3,074; Inwerkingtreding: 01-07-1999> De voorzitter van de [11ondernemingsrechtbank1n11 doet uitspraak over de vorderingen ais bedoeld: 1° in de artikelen [l 2 tot 4 van de wet van 6 april 2010 met betrekking tot de regeling van bepaalde

procedures in het kader van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming 1nl; <W 2007-05-10/33,art. 18,147; Inwerkingtreding: 01-11-2007>

2° [� in artikel 125 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;1n� 30 [2. . .12'- 4° [12 in artikel 78 van de wet van 21 november 2017 betreffende de verkoop van pakketreizen,

gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten;1n12

5° [1 in artikel 20 van de wet van 28 augustus 2011 betreffende de bescherming van de consumenten inzake overeenkomsten betreffende het gebruik van goederen in deeltijd,vakantieproducten van lange duur,doorverkoop en uitwisseling;11

(6° in artikel 2 van de wet van 11 april 1999 aangaande de vordering tot staking van de inbreuken op de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren;) <W 1999-04-11/48,art. 3,075; Inwerkingtreding: 01-07-1999>

(7° bedoeld in artikel 8 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties die worden ingesteld tegen [� ondernemingen ais bedoeld in artikel 573,eerste lid,1°,of hun beroepsverenigingen of interprofessionele verenigingen1�;) <W 2002-08- 02/32,art. 13,100; Inwerkingtreding: 07-08-2002>

(8° in artikel 16 van de wet van 17 juli 2002 betreffende de transacties uitgevoerd met instrumenten voor de elektronische overmaking van geldmiddelen;)<W 2002-07-17/32,art. 20,101; Inwerkingtreding

: 01-02-2003> 90 [1 . . .11·' 10° [1 over de vorderingen ingesteld overeenkomstig artikel XVII. 23 van het Wetboek van economisch

recht;11 (11° in artikel 9 van de wet van (20 december 2002) betreffende de minnelijke invordering van schulden

van de consument;) <Ingevoegd ais 7° bij W 2002-12-20/62,art. 18,108; Inwerkingtreding: 01-07-2003; ais 11° genummerd bij W 2003-06-26/48,art. 10,118; Inwerkingtreding: 19-09-2003>

12° [1 in artikel XVII. 23 van het Wetboek van economisch recht;11 130 [1 ...1n1 (14° in artikel 4,eerste lid,1°,en in artikel 4,tweede lid,1°,van de wet van 1 september 2004 houdende

aanvulling van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek inzake verkoop teneinde de consumenten te beschermen;) <W 2004-09-01/38, art. 7, 127; Inwerkingtreding: 01-01-2005>

[215° (vroegere 14°) in de artikelen 207, § 6, en 271/12, § 2, vierde lid, van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen;]2

[215° /1 in artikel 321, § 6, van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders;]2 (16° in artikel 17 van de wet van 13 augustus 2004 betreffende de vergunning van handelsvestigingen;)

<KB 2004-08-13/36, art. 18,a128; Inwerkingtreding: 01-03-2005> 170 [2 •••]2; [J. [18°] in artikel 2 van de dienstenwet van 26 maart 2010 betreffende bepaalde juridische aspecten

bedoeld in artikel 77 van de Grondwet;]J. [-2 19° in artikel 14 van de wet van 30 juli 2013, betreffende de verkoop van toegangsbewijzen tot

evenementen;]-2 [10 20° in artikel XVII.21/1 van het Wetboek van economisch recht, onverminderd de bevoegdheden

van de arbeidsrechtbank.]10

(l)<W 2009-12-22/27, art. 5,a173; Inwerkingtreding: 01-04-2010> (2)<W 2010-04-06/04, art. 5, 176; Inwerkingtreding: 12-05-2010> (3)<W 2010-03-26/08, art. 6, 178; Inwerkingtreding: 28-12-2009> (4)<W 2011-08-13/18, art. 4, 194; Inwerkingtreding: 26-09-2011> (5)<W 2013-07-31/03, art. 11,a208; Inwerkingtreding: 09-09-2013> (6)<W 2013-07-30/20, art. 15,a212; Inwerkingtreding: 01-10-2013> (7)<W 2013-12-26/36, art. 14,a220; Inwerkingtreding: 31-05-2014> (8)<W 2014-03-26/33, art. 7,a230; Inwerkingtreding: 01-07-2014> (9)<W 2015-10-26/06, art. 78,a249; Inwerkingtreding: 09-11-2015> (lO)<W 2018-07-30/18, art. 33, 284; Inwerkingtreding: 24-08-2018> (ll)<W 2018-04-15/14, art. 252,a291; Inwerkingtreding: 01-11-2018> (12)<W 2019-05-02/28, art. 40,a301; Inwerkingtreding: 01-06-2019>

Art. 589bis.<Ingevoegd bij W 2007-05-10/33, art. 19; Inwerkingtreding: 01-11-2007> § 1. De voorzitter van de [l ondernemingsrechtbank]l en de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg doen, in aangelegenheden die tot de respectieve bevoegdheid van die rechtbanken behoren, op verzoekschrift uitspraak over vorderingen betreffende beslag inzake namaak, ingesteld krachtens de artikelen 1369bis/1 tot 1369bis/10, en ingesteld door personen die op grond van een wet betreffende de intellectuele eigendomsrechten bedoeld in artikel 575, § 1, een vordering inzake namaak kunnen instellen. § 2. De voorzitter van de [l ondernemingsrechtbank]l en de voorzitter van de rechtbank van eerste

aanleg doen, in aangelegenheden die tot de respectieve bevoegdheid van die rechtbanken behoren, uitspraak over de vorderingen [1 bedoeld in de artikelen 77quinquies, 87 en 87bis ]1 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten alsook over de vorderingen bepaald in de artikelen 12quater en 12sexies van de wet van 31 augustus 1998 houdende omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken.

(l)<W 2009-12-11/03, art. 2, 186; Inwerkingtreding: 01-04-2010> (2)<W 2018-04-15/14, art. 252,a291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

HOOFDSTUK III. - Vrederechter.

Art. 590.(De vrederechter neemt kennis van aile vorderingen waarvan het bedrag ( [J. 5.000 euro]J.; niet te boven gaat, behalve die welke de wet aan zijn rechtsmacht onttrekt, inzonderheid de vorderingen

bedoeld in de artikelen 569 tot 571, [1 572bis,]1 [1 573,]l 574 en 578 tot 583.) <W 29-11-1979, art. 2> <W 1992-08-03/31, art. 7,a034; Inwerkingtreding: 1993-01-01> <KB 2000-07-20/57, art. 1, 088;Inwerkingtreding: 01-01-2002> Indien daartoe grond bestaat, geeft hij de zaken die ter kennisneming van scheidsrechters staan, uit

handen, wanneer een partij de exceptie van onbevoegdheid opwerpt v66r enige andere exceptie of verweer.

[1 De Koning kan het in het eerste lid bepaalde bedrag aanpassen, zonder dat het aangepaste bedrag het hieronder beschreven indexeringsbedrag mag overtreffen.

Ais het in het eerste lid bepaalde bedrag wordt aangepast, wordt het aangepaste bedrag ten laatste in de maand november bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Het nieuwe bedrag wordt van kracht op 1 januari van het jaar volgend op de aanpassing ervan en is niet van toepassing op vorderingen die voor die datum zijn ingesteld.

Eike verhoging of verlaging van het indexcijfer brengt een verhoging of verlaging van het indexeringsbedrag met zich mee, overeenkomstig de volgende formule: het nieuwe indexeringsbedrag is gelijk aan het basisbedrag, vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer. Het resultaat wordt afgerond tot de hogere euro.

Het indexeringsbedrag wordt berekend rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand oktober van elk jaar. Het aanvangsindexcijfer is dat van de maand oktober 2013.]1

(l)<W 2014-03-26/33, art. 8, 230; Inwerkingtreding: 01-07-2014> (2)<W 2013-07-30/23, art. 132,a233; Inwerkingtreding: 01-09-2014; zie W 2014-05-08/02, art. 57,

Inwerkingtreding: 01-09-2014> (3)<W 2018-05-25/02, art. 27,a285; Inwerkingtreding: 01-09-2018>

Art. 591. Ongeacht het bedrag van de vordering, neemt de vrederechter kennis: 1° van geschillen betreffende de verhuring van onroerende goederen en van de samenhangende

vorderingen die ontstaan uit de verhuring van een handelszaak; van vorderingen tot betaling van vergoedingen voor bewoning van en tot uitzetting uit plaatsen zonder recht betrokken, onverschillig of die vorderingen al dan niet volgen uit een overeenkomst; van aile geschillen betreffende de uitoefening van het recht van voorkoop ten gunste van de huurders van landeigendommen;

2° van geschillen inzake gebruik, genot, onderhoud, behoud of beheer van het gemeenschappelijk goed in geval van medeeigendom;

(2°bis [13 van geschillen met betrekking tot de gedwongen mede-eigendom van gebouwen of groepen van gebouwen;]13

3° van geschillen inzake erfdienstbaarheden en inzake de verplichtingen die de wet aan de eigenaars van aan elkaar grenzende erven oplegt;

4° van geschillen betreffende rechten van overgang; 5° van bezitsvorderingen; 6° van geschillen betreffende de vaststelling van de verplichtingen tot bevloeiing en drooglegging, de

vaststelling van de loop der waterleiding en haar afmetingen en vorm, de bouw van de kunstwerken op te richten voor de waterwinning, het onderhoud van die werken, de veranderingen aan reeds bestaande werken, en de vergoedingen verschuldigd aan de eigenaar hetzij van het doorlopen erf, hetzij van het erf waar het water zal lopen, hetzij van datgene waarop de kunstwerken zullen worden opgericht;

7° [� geschillen ais bedoeld in de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging;]� 8° (van aile geschillen betreffende de uitoefening door de burgemeester van het opeisingsrecht inzake

leegstaande gebouwen, bedoeld in artikel 134bis van de nieuwe gemeentewet.) <W 1993-01-12/34, art. 18, 039; Inwerkingtreding: 5555-55-55 "op de datum waarop het koninklijk besluit houdende uitvoering van de bepalingen van artikel 134bis van de nieuwe gemeentewet zal bekendgemaakt zijn in het Belgish Staatsblad" art. 3, W 1993-01-21/30>

9° van aile geschillen betreffende militaire opvorderingen zowel wat het recht op de vergoeding ais wat het bedrag ervan betreft;

10° van geschillen betreffende het herstel van mijnschade, bepaald in de gecoordineerde wetten van 15

september 1919 op de mijnen, groeven en graverijen en van de geschillen betreffende het herstel van de schade veroorzaakt door de opsporing of de exploitatie van de bedding bedoeld bij het koninklijk besluit van 28 november 1939 betreffende de opsporing en de exploitatie van bitumineuze gesteenten, petroleum en brandbare gassen;

11° van geschillen inzake ruilverkaveling van landeigendommen; 12° van geschillen betreffende erfdienstbaarheden van opruiming van struikgewas op gronden langs de

spoorwegen; 13° van geschillen wegens schade, door mensen of dieren veroorzaakt aan velden, vruchten en

veldvruchten; 14° [11 van de vorderingen betreffende de terugvordering van het leefloon zoals bedoeld in artikel 26

van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en van de vorderingen betreffende de terugvordering van de kosten van de maatschappelijke dienstverlening zoals bedoeld in artikel 98, § 2, van de organieke wet van 8 joli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;]11

15° van de vorderingen tot koopvernietiging en de vorderingen tot nietigverklaring op grond van een gebrek van de zaak, bij verkoop of ruiling van dieren;

16° (van geschillen betreffende toekenning van uitgesteld loon in land- en tuinbouw.) <W 28-12-1967, art. 6>

17° (van de vorderingen inzake groefrecht.) <W 15-07-1970, art. 30> 18° (van geschillen betreffende de verticale integratie in de sector van de dierlijke produktie.) <W 01-

04-1976, art. 15> 18° (van de betwistingen inzake vergoeding van schade bedoeld bij de wet van 10 januari 1977

houdende regeling van de schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater.) <W 10-01-1977, art. 5. De wetgever heeft tweemaal een 18° toegevoegd.>

(19° van de vorderingen inzake vergoeding van schade bedoeld bij artikel 14 van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer;) <DVR 24-01-1984, art. 18, enkel geldig voor de Vlaamse Gemeenschap>

(20° betreffende het herstel van schade bedoeld door het dekreet van de Waalse Gewestraad betreffende het herstellen van schade veroorzaakt door grondwaterwinning en pomping;) <DWG 1985- 10-11/33, art. 6, 008>

(21° van de betwistingen inzake kredietovereenkomsten (evenals de verzoeken tot het toestaan van betalingsfaciliteiten en de betwistingen inzake borgtocht bij kredietovereenkomsten), zoals geregeld bij wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.) <W 1991-06-12/30, art. 114, § 3, 029;Inwerkingtreding

: uiterlijk op 09-07-1992, op een datum door de Koning te bepalen> <W 2003-03-24/40, art. 77, 115; Inwerkingtreding: 01-01-2004>

(22° van aile geschillen betreffende de uitoefening door de minister tot wiens bevoegdheid de Maatschappelijke Integratie behoort, of zijn gemachtigde, van het opeisingsrecht inzake verlaten gebouwen, bedoeld in artikel 74 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen.) <W 2001-06-10/70, art. 2,a093; Inwerkingtreding: 11-09-2001>

[1 25° [12 van aile vorderingen tegen een natuurlijke persoon die geen onderneming is ais bedoeld in artikel 573, eerste lid, 1°, tot betaling van de levering van een nutsvoorziening verleend door een leverancier van elektriciteit, gas, warmte of water of door een persoon die een openbaar elektronisch communicatienetwerk, een omroeptransmissie- of omroepdienst aanbiedt.]a12]1

((7)<W 2014-03-26/33, art. 11, 230; Inwerkingtreding: 01-07-2014> (8)<W 2013-07-30/23, art. 133,a233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (ll)<W 2017-07-06/24, art. 74,a260; Inwerkingtreding: 03-08-2017> (12)<W 2018-03-18/14, art. 22,a277; Inwerkingtreding: 12-05-2018> (13)<W 2018-06-18/03, art. 178, 282; Inwerkingtreding: 01-01-2019>

Art. 591 WAALS GEWEST. Ongeacht het bedrag van de vordering, neemt de vrederechter kennis:

1° van geschillen betreffende de verhuring van onroerende goederen en van de samenhangende vorderingen die ontstaan uit de verhuring van een handelszaak; van vorderingen tot betaling van vergoedingen voor bewoning van en tot uitzetting uit plaatsen zonder recht betrokken,onverschillig of die vorderingen al dan niet volgen uit een overeenkomst; van aile geschillen betreffende de uitoefening van het recht van voorkoop ten gunste van de huurders van landeigendommen; 2° van geschillen inzake gebruik, genot,onderhoud,behoud of beheer van het gemeenschappelijk goed in eval van medeeigendom; [2°bis van de vorderingen ingesteld op grond van de artikelen 577-9,§§ 2,3,4,6 of 7,577-10,§ 4,en 577-

12,vierde lid,van hetBurgerlijk Wetboek;] <W 1994-06-30/34,art. 8,047; Inwerkinagtreding: 1995-08-01> 3° van geschillen inzake erfdienstbaarheden en inzake de verplichtingen die de wet aan de eigenaars van

aan elkaar grenzende erven oplegt; 4° van geschillen betreffende rechten van overgang; van bezitsvorderingen; 6° van geschillen betreffende de vaststelling van de verplichtingen tot bevloeiin g en drooglegging,de

vaststelling van de loop der waterleiding en haar afmetingen en vorm,de bouw van de kunstwerken op te richten voor de waterwinning,het onderhoud van die werken,de veranderingen aan reeds bestaande werken,en de vergoedingen verschuldigd aan de eigenaar hetzij van het doorlopen erf, hetzij van het erf waar het water zal lopen,hetzij van datgene waarop de kunstwerken zullen worden opgericht; F geschillen ais bedoeld in de wet van 20juli 1971 op de begraajjJlaatsen en de lijkbezorging;JB. 8° [van aile geschillen betreffende de uitoaefening door de burgemeester van het opeisingsrecht inzake

leegstaande gebouwen,bedoeld in artikel 134bis van de nieuwe gemeentewet.] <W 1993-01-12/34,art. 18, 039; Inwerkingtreding: 5555-55-55 "op de datum waarop het koninklijk besluit houdende uitvoering van de bepalingen van artikel 134bis van de nieuwe gemeentewet zal bekendgemaakt zijn in hetBelgish Staatsblad" art. 3,W 1993-01-21/30>

9° van aile geschillen betreffende militaire opvorderingen zowel wat het recht op de vergoeding ais wat het bedrag ervan betreft; 10° van geschillen betreffende het herstel van mijnschade,bepaald in de gecoordineerde wetten van 15

september 1919 op de mijnen,groeven en graverijen en van de geschillen betreffende het herstel van de schade veroorzaakt door de opsporing of de exploitatie van de beddin g bedoeld bij het koninklijk besluit van 28 november 1939 betreffende de opsporing en de exploitatie van bitumineuze gesteenten,petroleum en brandbare gassenf-, of door de geologische opslag van kooldioxide,alsook die betreffende de vergoeding van het verlies van genot tengevolge de inbezitneming van de terreinen in het kader van het decreet van 10 'uli 2013 betreffende de geologisache opslag van kooldioxide;j1.a; 11° van geschillen inzake grondinrichting zoals georganiseerd krachtens titel 11,hoofdstuk 3,van het

Waalse landbouwwetboek;JÎ 12° van geschillen betreffende erfdieanstbaarheden van opruimin g van struikgewas op gronden langs de

spoorwegen; 13° van geschillen wegens schade,door mensen of dieren veroorzaakt aan velden,vruchten en

veldvruchten; 14°r- de aan het leejloon gerelateerde verplichtingen tot levensonderhoud;JB. 15° van de vorderingen tot koopvernietiging en de vorderingen tot nietigverklaring op grond van een ebrek van de zaak, bij verkoop ofaruiling van dieren; 16° [van geschillen betreffende toekenning van uitgesteld loon in land- en tuinbouw;] <W 28-12-1967,art.

6> 17° [van de vorderingen inzake groefrecht;] <W 15-07-1970,art. 30> 18° [van geschillen betreffende de verticale integratie in de sector van de dierlijke produktie;] <W 01-04-

1976,art. 15> 18° [van de betwistingen inzake vergoeding van schade bedoeld bij de wet van 10januari 1977 houdende

regeling van de schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater;] <W 10-01-1977,art. 5. De wetgever heeft tweemaal een 18° toegevoegd.> [19° van de vorderingen inzake vergoeding van schade bedoeld bij artikel 14 van het decreet van 24

·anuari 1984 houdende maatregelen inzake hetagrondwaterbeheer;] <DVR 24-01-1984,art. 18,enkel geldig voor de Vlaamse Gemeenschap>

120° betreffende het herstel van schade bedoeld door het dekreet van de Waalse Gewestraad betreffende het herstellen van schade veroorzaakt door grondwaterwinning en pomping;] <DWG 1985-10-11/33,art. 6, 008> 121° van de betwistingen inzake kredietovereenkomstenlevenals de verzoeken tot het toestaan van

betalingsfaaciliteiten en de betwisatingen inzake borgtocht bij kredietovereenkomsten],zoals geregeld bij wet van 12juni 1991 op het consumentenkrediet;] <W 1991-06-12/30,art.a114,§ 3,029; Inwerkingtreding :uiterlijk op 09-07-1992,op een datum door deKoning te bepalen> <W 2003-03-24/40, art. 77, 115;/nwerkingtreding: 01-01-2004> 122° van aile geschillen betreffende de uitoefening door de minis ter tot wiens bevoegdh eid de

MaatschappelijkeIntegratie behoort,ofazijn gemachtigde,van het opeisingsrecht inzake verlaten gebouwen, bedoeld in artikel 74 van de wet van 2januari 2001 houdende sociale,budgettaaire en andere bepalingen.J <W 2001-06-10/70, art. 2,093; Inwerkingtreding: 11-09-2001> P 24° van aile vorderingen die ingesteld worden op basis van 33quater,§ 6,van het decreet van 12 april

2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt,tegen de beslissingen van de laatselijke commissies voor energie.].i- !1a250 van aile vorderingen betreffende de invordering van een geldsom die zijn ingesteld door een

leverancier van elektriciteit,gas,warmte of water of door een persoon die een openbaar elektronisch communicatienetwerk,een omroeptransmissie- of omroepdienst aanbiedt tegen een natuurlijke persoon die een onderneming is ais bedoeld in artikel 573,eerste /id,1°,omdat deze in gebreke blijft een leverin g van

een nutsvoorziening door de hiervoor vermelde leverancier of persoon te betalen;JZ f- 25° van aile vorderingen die ingesteld worden op basis van 31,§ 6,van het decreet van 19 april 2002

betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt,tegen de beslissingen van de plaatselijke commissies voor energie.j2

(4)<DWG 2013-07-10/39,art. 45,211; Inwerkingtreding: 13-09-2013> (5)<DWG 2014-03-27/65,art. D.410,227; Inwerkingtreding: 15-06-2014> (6)<DWG 2014-04-11/23,art. 74,229; Inwerkingtreding: 27-06-2014> (7)<W 2014-03-26/33,art. 11,230; Inwerkingtreding: 01-07-2014> (8)<W 2013-07-30/23,art. 133,233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (9)<DWG 2015-05-21/05,art. 54,245; Inwerkingtreding: 12-06-2015> (ll)<W 2017-07-06/24,art. 74,260; Inwerkingtreding: 03-08-2017>

Art. 591 VLAAMS GEWEST. Ongeacht het bedrag van de vordering, neemt de vrederechter kennis: 1° van geschillen betreffende de verhuring van onroerende goederen en van de samenhangende

vorderingen die ontstaan uit de verhuring van een handelszaak; van vorderingen tot betaling van vergoedingen voor bewoning van en tot uitzetting uit plaatsen zonder recht betrokken,onverschillig of die vorderingen al dan niet volgen uit een overeenkomst; van aile geschillen betreffende de uitoefening van het recht van voorkoop ten gunste van de huurders van landeigendommen; 2° van geschillen inzake gebruik,genot,onderhoud,behoud of beheer van het gemeenschappelijk goed in eval van medeeigendom; l2°bis van de vorderingen ingesteld op grond van de artikelen 577-9,§§ 2,3,4,6 of 7,577-10,§ 4,en 577-

12,vierde /id,van hetBurgerlijk Wetboek;] <W 1994-06-30/34,art. 8,047; Inwerkin gtreding: 1995-08-01> 3° van geschillen inzake erfdienstbaarheden en inzake de verplichtingen die de wet aan de eigenaars van

aan elkaar grenzende erven oplegt; 4° van geschillen betreffende rechten van overgang;

° 5 van bezitsvorderingen; 6° van geschillen betreffende de vaststelling van de verplichtingen tot bevloeiing en drooglegging,de

vaststelling van de loop der waterleiding en haar afmetingen en vorm,de bouw van de kunstwerken op te richten voor de waterwinning,het onderhoud van die werken,de veranderingen aan reeds bestaande werken,en de vergoedingen verschuldigd aan de eigenaar hetzij van het doorlopen erf, hetzij van het erf waar het water zal /open,hetzij van datgene waarop de kunstwerken zullen worden opgericht;

p geschillen ais bedoeld in de wet van 20juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging;JB. 8° [van aile geschillen betreffende de uitoefening door de burgemeester van het opeisingsrecht inzake

leegstaande gebouwen, bedoeld in artikel 134bis van de nieuwe gemeentewet;] <W 1993-01-12/34, art. 18, 039; Inwerkingtreding: 5555-55-55 "op de datum waarop het koninklijk besluit houdende uitvoering van de bepalingen van artikel 134bis van de nieuwe gemeentewet zal bekendgemaakt zijn in het Belgish Staatsbladn" art. 3, W 1993-01-21/30>

9° van aile geschillen betreffende militaire opvorderingen zowel wat het recht op de vergoeding ais wat het bedrag ervan betreft; 10° van geschillen betreffende het herstel van mijnschade, [l en van de geschillen betreffende de

vergoeding van de schade, veroorzaakt door het opsporen of het winnen van koolwaterstoffen [1° , door het opsporen of het winnen van aardwarmte}1O of door de geologische opslag van koolstofdioxide en betreffende de vergoeding van het genotsverlies ten gevolge van het bezeUen van gronden in het kader van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrondjl; 11° van geschillen inzake ruilverkaveling van landeigendommen; 12° van geschillen betreffende erfdienstbaarheden van opruiming van struikgewas op gronden fangs de

spoorwegen; 13° van geschillen wegens schade, door mensen of dieren veroorzaakt aan velden, vruchten en

veldvruchten; 14° p de aan het leefloon gerelateerde verplichtingen tot levensonderhoud;JB. 15° van de vorderingen tot koopvernietiging en de vorderingen tot nietigverklaring op grond van een ebrek van de zaak, bij verkoop of ruiling van dieren; 16° [van geschillen betreffende toekenning van uitgesteld Loon in land- en tuinbouw;] <W 28-12-1967, art.

6> 17° [van de vorderingen inzake groefrecht;] <W 15-07-1970, art. 30> 18° [van geschillen betreffende de verticale integratie in de sector van de dierlijke produktie;] <W 01-04-

1976, art. 15> 18° [van de betwistingen inzake vergoeding van schade bedoeld bij de wet van 10januari 1977 houdende

regeling van de schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater;] <W 10-01-1977, art. 5. De wetgever heeft tweemaal een 18° toegevoegd.> [19° van de vorderingen inzake vergoeding van schade bedoeld bij artikel 14 van het decreet van 24

·anuari 1984 houdende maatregelen inzake hetngrondwaterbeheer;] <DVR 24-01-1984, art. 18, enkel geldig voor de Vlaamse Gemeenschap> [20° betreffende het herstel van schade bedoeld door het dekreet van de Waalse Gewestraad betreffende het

herstellen van schade veroorzaakt door grondwaterwinning en pomping;] <DWG 1985-10-11/33, art. 6, 008> [21° van de betwistingen inzake kredietovereenkomsten [evenals de verzoeken tot het toestaan van

betalingsfaciliteiten en de betwistingen inzake borgtocht bij kredietovereenkomsten], zoals geregeld bij wet van 12juni 1991 op het consumentenkrediet;] <W 1991-06-12/30, art. 114, § 3, 029; Inwerkingtreding :uiterlijk op 09-07-1992, op een datum door de Koning te bepalen> <W 2003-03-24/40, art. 77, 115;/nwerkingtreding: 01-01-2004> [22° van aile geschillen betreffende de uitoefening door de minister tot wiens bevoegdheid de

Maatschappelijke Integratie behoort, ofnzijn gemachtigde, van het opeisingsrecht inzake verlaten gebouwen, bedoeld in artikel 74 van de wet van 2januari 2001 houdende sociale, budgeUaire en andere bepalingen;J <W 2001-06-10/70, art. 2, 093; Inwerkingtreding: 11-09-2001> f- 23° van geschillen betreffende de erfdienstbaarheden, ais vermeld in [12 artikel 4.1.23 en artikel

4/1.1.7)12 van het Energiedecreet van 8 mei 2009; 24° van de vorderingen betreffende de aangelegenheden, vermeld bij [12 artikel 4.1.24, artikel 4.1.25,

artikel 4/1.1.8 en artikel 4/1.1.9)n12 van het Energiedecreet van 8 mei 2009.]l- [Z 25° van aile vorderingen betreffende de invordering van een geldsom die zijn ingesteld door een

leverancier van elektriciteit, gas, warmte of water of door een persoon die een openbaar elektronisch communicatienetwerk, een omroeptransmissie- of omroepdienst aanbiedt tegen een natuurlijke persoon die

een onderneming is ais bedoeld in artikel 573, eerste /id, 1n°, omdat deze in gebreke blijft een levering van

een nutsvoorziening door de hiervoor vermelde leverancier of persoon te betalen.JZ

(l)<DVR 2009-05-08/15,art. 65,180; Inwerkingtreding: 06-09-2011> (3)<DVR 2012-03-16/04,art. 4,196; Inwerkingtreding: 12-04-2012> (7)<W 2014-03-26/33,art. 11,230; Inwerkingtreding: 01-07-2014> (8)<W 2013-07-30/23,art. 133,233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (lO)<DVR 2016-03-25/25,art. 38,253; Inwerkingtreding: 01-01-2017 (BVR 2016-10-28/24)> (ll)<W 2017-07-06/24,art. 74,260; Inwerkingtreding: 03-08-2017> (12)<DVR 2017-03-10/15,art. 30,266; Inwerkingtreding: 01-04-2019>

Art. 591 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. Ongeacht het bedrag van de vordering, neemt de vrederechter kennis: 1° van geschillen betreffende de verhuring van onroerende goederen en van de samenhangende

vorderingen die ontstaan uit de verhuring van een handelszaak; van vorderingen tot betaling van vergoedingen voor bewoning van en tot uitzetting uit plaatsen zonder recht betrokken,onverschillig of die vorderingen al dan niet volgen uit een overeenkomst; van aile geschillen betreffende de uitoefening van het recht van voorkoop ten gunste van de huurders van landeigendommen; 2° van geschillen inzake gebruik, genot,onderhoud,behoud of beheer van het gemeenschappelijk goed in eval van medeeigendom; (2°bis van de vorderingen ingesteld op grond van de artikelen 577-9,§§ 2,3,4,6 of 7,577-10,§ 4,en 577-

12,vierde /id,van hetBurgerlijk Wetboek;) <W 1994-06-30/34,art. 8,047; Inwerkin gtreding: 1995-08-01> 3° van geschillen inzake erfdienstbaarheden en inzake de verplichtingen die de wet aan de eigenaars van

aan elkaar grenzende erven oplegt; 4° van geschillen betreffende rechten van overgang; van bezitsvorderingen; 6° van geschillen betreffende de vaststelling van de verplichtingen tot bevloeiin g en drooglegging,de

vaststelling van de loop der waterleiding en haar afmetingen en vorm,de bouw van de kunstwerken op te richten voor de waterwinning, het onderhoud van die werken,de veranderingen aan reeds bestaande werken,en de vergoedingen verschuldigd aan de eigenaar hetzij van het doorlopen erf, hetzij van het erf waar het waterzal /open,hetzij van datgene waarop de kunstwerken zullen worden opgericht; P. geschillen ais bedoeld in de wet van 20juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging;JH. 8° (van aile geschillen betreffende de uitoefening door de burgemeester van het opeisingsrecht inzake

leegstaande gebouwen,bedoeld in artikel 134bis van de nieuwe gemeentewet;) <W 1993-01-12/34,art. 18, 039; Inwerkingtreding: 5555-55-55 "op de datum waarop het koninklijk besluit houdende uitvoering van de bepalingen van artikel 134bis van de nieuwe gemeentewet zal bekendgemaakt zijn in hetBelgish Staatsblad" art. 3,W 1993-01-21/30>

9° van aile geschillen betreffende militaire opvorderingen zowel wat het recht op de vergoeding ais wat het bedrag ervan betreft; 10° van geschillen betreffende het herstel van mijnschade,bepaald in de gecoordineerde wetten van 15

september 1919 op de mijnen,groeven en graverijen en van de geschillen betreffende het herstel van de schade veroorzaakt door de opsporing of de exploitatie van de bedding bedoeld bij het koninklijk besluit van 28 november 1939 betreffende de opsporing en de exploitatie van bitumineuze gesteenten,petroleum en brandbare gassen; 11° van geschillen inzake ruilverkaveling van landeigendommen; 12° van geschillen betreffende erfdieanstbaarheden van opruiming van struikgewas op gronden fangs de

spoorwegen; 13° van geschillen wegens schade,door mensen of dieren veroorzaakt aan velden,vruchten en

veldvruchten; 14° P. de aan het leejloon gerelateerde verplichtingen tot levensonderhoud;JH. 15° van de vorderingen tot koopvernietiging en de vorderingen tot nietigverklaring op grond van een ebrek van de zaak,bij verkoop ofaruiling van dieren; 16° (van geschillen betreffende toekenning van uitgesteld loon in land- en tuinbouw;) <W 28-12-1967,art.

6>

17° (van de vorderingen inzake groefrecht.) <W 15-07-1970,art. 30> 18° (van geschillen betreffende de verticale integratie in de sector van de dierlijke produktie;) <W 01-04-

1976,art. 15> 18° (van de betwistingen inzake vergoeding van schade bedoeld bij de wet van 10januari 1977 houdende

regeling van de schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater;) <W 10-01-1977,art. 5. De wetgever heeft tweemaal een 18° toegevoegd.> (19° van de vorderingen inzake vergoeding van schade bedoeld bij artikel 14 van het decreet van 24

·anuari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer;) <DVR 24-01-1984,art. 18,enkel geldig voor de Vlaamse Gemeenschap> (20° betreffende het herstel van schade bedoeld door het dekreet van de Waalse Gewestraad betreffende het

herstellen van schade veroorzaakt door grondwaterwinning en pomping;) <DWG 1985-10-11/33,art. 6, 008> (21° van de betwistingen inzake kredietovereenkomsten (evenals de verzoeken tot het toestaan van

betalingsfaciliteiten en de betwis tingen inzake borgtocht bij kredietovereenkomsten),zoals geregeld bij wet van 12juni 1991 op het consumentenkrediet;) <W 1991-06-12/30,art. 114,§ 3,029; Inwerkingtreding :uiterlijk op 09-07-1992,op een datum door deKoning te bepalen> <W 2003-03-24/40,art. 77, 115;/nwerkingtreding: 01-01-2004> (22° van aile geschillen betreffende de uitoaefening door de minisater tot wiens bevoegdhaeid de

MaatschappelijkeIntegratie behoort,ofazijn gemachtigde,van het opeisingsrecht inzake verlaten gebouwen, bedoeld in artikel 74 van de wet van 2januari 2001 houdende sociale,budgettaire en andere bepalingen;) <W 2001-06-10/70,art. 2,093; Inwerkingtreding: 11-09-2001>

23° [2. van aile vorderingen die ingesteld worden op basis van de procedure vanHoofdstukIVbis van de ordonnantie van 19juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in hetBrussels Hoofdstedelijk Gewest en aile vorderinagen die ingesteld worden op basis van de procedure vanHoofdsatuk Vbis van de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organis atie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest,betreffende wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in hetBrussels Hoofdstedelijk Gewest,alsmede van de samenhangende vorderingen,zoals de terugvordering van schuldvorderingen en deze inzake betalingsfaciliteiten.]l. f1a25° van aile vorderingen betreffende de invordering van een geldsom die zijn ingesteld door een

leverancier van elektriciteit,gas,warmte of water of door een persoon die een openbaar elektronisch communicatienetwerk,een omroeptransmisasie- of omroepdienst aanbiedt tegen een natuurlijke persoon die een onderneming is ais bedoeld in artikel 573,eerste lid,1°,omdat deze in gebreke blijft een leverin g van

een nutsvoorziening door de hiervoor vermelde leverancier of persoon te betalen.JZ

(2)<ORD 2011-07-20/28,art. 66,193; Inwerkingtreding: 20-08-2011> (7)<W 2014-03-26/33,art. 11,230; Inwerkingtreding: 01-07-2014> (8)<W 2013-07-30/23,art. 133,233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (ll)<W 2017-07-06/24,art. 74,260; Inwerkingtreding: 03-08-2017>

Art. 592.Wanneer de waarde van de vordering niet bepaald is en deze niet uitsluitend tot de bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg of de [l ondernemingsrechtbank]l behoort,kan zij, naar keuze van de eiser,voor de rechtbank van eerste aanleg of de [l ondernemingsrechtbank]l,naar gelang van het geval,of voor de vrederechter worden gebracht. Op verzoek van de verweerder verwijst de rechtbank de zaak naar de vrederechter,wanneer de waarde

van de vordering kennelijk gelijkwaardig kan worden geacht met een bedrag dat de bevoegdheid van de vrederechter niet te boven gaat.

Op verzoek van de verweerder verwijst de vrederechter de zaak naar de rechtbank van eerste aanleg of de [l ondernemingsrechtbank]l,naar gelang van het geval,wanneer de waarde van de vordering kennelijk hoger is dan het bedrag waarvoor hij bevoegd is.

(l)<W 2018-04-15/14,art. 252,291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Art. 593. De vrederechter neemt kennis van de geschillen over de titel,die in ondergeschikt verband staan met de vorderingen die op geldige wijze voor hem aanhangig zijn.

Art. 594.De vrederechter doet op verzoekschrift uitspraak: 1° op vorderingen tot aanwijzing van deskundigen [� ...]n� wanneer dit hem toekomt krachtens

overeenkomst tussen partijen of krachtens de wet,of wanneer het voorwerp van het deskundigenonderzoek tot zijn volstrekte bevoegdheid behoort;

2° [J. in geval van voogdij,]l over het verzet van de wettelijke vertegenwoordiger tegen de uitoefening van de rechten van de niet ontvoogde minderjarige om de op diens spaarboekje ingeschreven sommen op te vragen; 3° over het verzet van de vader of de voogd tegen de aansluiting van de minderjarige bij een

beroepsvereniging; 4° over het verzet van de militair tegen betaling van de militievergoeding aan de (echtgenoot); <KB

1986-10-17/31,art.n15,012> 5° (over het verzet tegen de uitbetaling van uitkeringen welke geheel of gedeeltelijk worden verleend uit

de middelen van: a) de Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid,zoals bedoeld in artikel 44 van de wet van 27 juni

1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; b) het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers,zoals bedoeld in artikel 5 van de besluitwet van 10

januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden; c) ['.Z de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering;]1 (6° op de verzoeken die bij hem worden ingediend in verband met de voogdij van minderjarigen

[l ...]nlalsook ter uitvoering van de artikelen 378 en 483 van het Burgerlijk Wetboek;) <W 2001-03-27/39, art. 4,091; Inwerkingtreding: 01-08-2001>

(7° op de verzoeken inzake specifieke voogdij ais voorzien in Titel XIII,Hoofdstuk 6. - " Voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen " van de programmawet van 24 december 2002;) <L 2002- 12-24/45,art. 27,106; Inwerkingtreding: 01-05-2004>

8° (over het verzet van [l ...]nJ. de voogd,de toeziende voogd,de curator of de rechthebbende,tegen de uitbetaling van de gezinsbijslag aan de bijslagtrekkende zoals het is bedoeld in artikel 69,§ 3,van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders,buiten het geval waar de vordering bij de jeugdrechtbank aanhangig gemaakt wordt op grond van artikel 29 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming.) <W 1985-08-01/31,art. 51,006>

9° [l in geval van een minderjarige onder voogdij,]l (over het verzet tegen de betaling aan de bijslagtrekkende van de gezinsbijslag voor zelfstandigen,tenzij een vordering bij de jeugdrechtbank aanhangig gemaakt werd op grond van artikel 29 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming.) <W 29-03-1976,art. 8>

10° over verzoeken om machtiging [� op grond van de artikelen 236 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en 143 van het Wetboek der successierechten]n�;

11° over de verzoeken om machtiging tot hypothecaire inschrijving die door de ontvanger [� ...]n�worden gedaan krachtens artikel 87 van het Wetboek der successierechten;

12° over verzoeken om aanwijzing van een bewindvoerder ad hoc ten einde in een (besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid) een onbekwaamverklaarde vennoot te vertegenwoordigen; <W 1985-07-15/35,art. 1,007> 13° (opgeheven) <W 1999-05-04/03,art. 45,085; Inwerkingtreding: 01-11-1999> 14° over het verzoek van medeëigenaars,vruchtgebruikers of degenen die een recht hebben van

erfpacht,opstal,gebruik of bewoning,om aanstelling van een gemeenschappelijke lasthebber die zitting neemt in de algemene vergadering van de polder of van de watering;

(15° over de verzoeken die bij hem worden ingediend krachtens de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke;) <W 1990-06-26/32,art. 38,§2,024; Inwerkingtreding

: 1991-07-27,volgens art. 39 van de wet en art. 11 van KB 1991-07-18/38>

16° (over elk verzoek dat tot hem is gericht met toepassing van de artikelen [2488/1 tot 502]2van het Burgerlijk Wetboek.) <W 1991-07-18/33, art. 16, 1), 032; Inwerkingtreding: 28-07-1992>

[J 16°/1 op de vorderingen om maatregelen tot gerechtelijk bescherming, ais bedoeld in de artikelen 1238 tot [21251]2;]1

[.4a16°/2 over vorderingen betreffende het vermoeden van afwezigheid bedoeld in artikel 112 van het Burgerlijk Wetboek;].4 17° over het verzoek van openbare ambtenaren om aflevering van een uitvoerbaar afschrift voor de

terugbetaling van de bedragen die zij hebben voorgeschoten bij uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten; 18° over het verzoek om vaststelling van het bedrag van de borgsom bedoeld in artikel 94 van het

Wetboek der successierechten; 19° [J over de verzoeken om een curator aan te wijzen krachtens artikel 936 van het Burgerlijk

Wetboek;]J 20° (over het verzoek om machtiging, inzake pacht, om de gebouwen op te trekken en aile werken uit te

voeren die nodig zijn voor de bewoonbaarheid van het gepacht goed of dienstig voor de exploitatie ervan en die stroken met de bestemming van dat goed.) <W 15-07-1970, art. 31> (21° op de vorderingen tot benoeming van de syndicus of tot aanwijzing van een vervanger, ingesteld op

grond van artikel 577-8, § 1 of § 7, van het Burgerlijk Wetboek.) <W 1994-06-30/34, art. 9, 047;Inwerkingtreding: 1995-08-01> 22° [-2 over de verzoeken die bij hem worden ingediend krachtens de wet van 18 oktober 2017

betreffende het onrechtmatig binnendringen in, bezetten van of verblijven in andermans goed.]-2

(2)<W 2013-03-17/14, art. 155,a223; Inwerkingtreding: 01-09-2014 (W 2014-05-12/02, art. 22)> (3)<W 2013-07-30/23, art. 134,a233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (4)<W 2014-05-08/02, art. 58,a002; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (5)<W 2016-12-25/14, art. 74,a257; Inwerkingtreding: 09-01-2017> (6)<W 2017-10-18/08, art. 4,a265; Inwerkingtreding: 16-11-2017> (7)<KB 2018-05-15/05, art. 3,a279; Inwerkingtreding: 01-01-2018> (8)<W 2018-07-11/07, art. 46,a283; Inwerkingtreding: 30-07-2018> (9)<W 2018-12-21/09, art. 48,a294; Inwerkingtreding: 01-03-2019>

Art. 594 VLAAMS GEWEST. De vrederechter doet op verzoekschrift uitspraak: 1° op vorderingen tot aanwijzing van deskundigen [Î ...]Î wanneer dit hem toekomt krachtens

overeenkomst tussen partijen of krachtens de wet, of wanneer het voorwerp van het deskundigenonderzoek tot zijn volstrekte bevoegdheid behoort; 2° f- in geval van voogdij,JJ. over het verzet van de wettelijke vertegenwoordiger tegen de uitoefening van

de rechten van de niet ontvoogde minderjarige om de op diens spaarboekje ingeschreven sommen op te vragen;

3° over het verzet van de vader of de voogd tegen de aansluiting van de minderjarige bij een beroepsvereniging; 4° over het verzet van de militair tegen betaling van de militievergoeding aan de (echtgenoot); <KB 1986-

10-17/31, art. 15, 012> (over het verzet tegen de uitbetaling van uitkeringen welke geheel of gedeeltelijk worden verleend uit de

middelen van: a) de Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid, zoals bedoeld in artikel 44 van de wet van 27juni 1969

tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; b) het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers, zoals bedoeld in artikel 5 van de besluitwet van 10

·anuari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden; c) [Z de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering;JZ

(6° op de verzoeken die bij hem worden ingediend in verband met de voogdij van minderjarigen [2. ...jl.alsook ter uitvoering van de artikelen 378 en 483 van het Burgerlijk Wetboek;) <W 2001-03-27/39, art. 4,091; Inwerkingtreding: 01-08-2001> (7° op de verzoeken inzake specijieke voogdij ais voorzien in Tite/ XIII, Hoofdstuk 6. - " Voogdij over niet­

begeleide minderjarige vreemdelingen "avan de programmawet van 24 december 2002;) <L 2002-12-24/45, art. 27,106; Inwerkingtreding: 01-05-2004> 8° [10 over geschillen over de aanwijzing van de begunstigden van toelagen in het kader van het ezinsbeleid,zoals gedefinieerd in artikel 3,§ 3,1°,van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de

toelagen in het kader van het gezinsbeleid,in geval van voogdij,buiten het geval waar de vordering bij de ·eugdrechtbank aanhangig gemaakt is op grond van artikel 29 van de wet van 8 april 1965 betreffende de ·eugdbescherming}1° 90 [10 •••)10 10° over verzoeken om machtigingr- op grond van de artikelen 236 van het Wetboek der regisatratie-,

hypotheek- en griffierechten en 143 van het Wetboek der successierechten]B-; 11° over de verzoeken om machtiging tot hypoth ecaire inschrijving die door de ontvanger [H. •••JH. worden edaan krachtens artikel 87 van het Wetboek der successierechten; 12° over verzoeken om aanwijzing van een bewindvoerder ad hoc ten einde in een (besloten vennootschap

met beperkte aansprakelijkheid) een onbekwaamverklaarde vennoot te vertegenwoordigen; <W 1985-07- 15/35,art. 1,007> 13° (opgeheven) <W 1999-05-04/03,art. 45,085; Inwerkingtredin g: 01-11-1999> 14° over het verzoek van medeëigenaars,vruchtgebruikers of degenen die een recht hebben van erfj,acht,

opstal,gebruik of bewoning, om aanstelling van een gemeenschappelijke lasth ebber die zitting neemt in de algemene vergaadering van de polder of van de watering; (1 5° over de verzoeken die bij hem worden ingediend krachtens de wet van 26juni 1990 betreffende de

bescherming van de persoon van de geesteszieke;) <W 1990-06-26/32,art. 38,§2,024; Inwerkingtreding :1991-07-27,volgens art. 39 van de wet en art. 11 vanKB 1991-07-18/38>

16° (over elk verzoek dat tot hem is gericht met toepassing van de artikelenf- 488/1 tot 502]2 van het Burgerlijk Wetboek.) <W 1991-07-18/33,art. 16,1),032; Inwerkingtreding: 28-07-1992>

f- 16°/1 op de vorderingen om maatregelen tot gerechtelijk bescherming, ais bedoeld in de artikelen 1238 tott- 1251]2;]1 f- 16°/2 over vorderingen betreffende het vermoeden van afwezigheid bedoeld in artikel 112 van het

Burgerlijk Wetboek;}1- 170 over het verzoek van openbare ambtenaren om ajlevering van een uitvoerbaar afschrift voor de

terugbetaling van de bedragen die zij hebben voorgeschoten bij uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten;

18° over het verzoek om vaststelling van het bedrag van de borgsaom bedoeld in artikel 94 van het Wetboek der successierechten; 19° f- over de verzoeken om een curator aan te wijzen krachtens artikel 936 van het Burgerlijk Wetboek;]1 20° (over het verzoek om machtiging,inzake pacht,om de gebouwen op te trekken en aile werken uit te

voeren die nodig zijn voor de bewoonbaarheid van het gepacht goed of dienstig voor de exploitatie ervan en die stroken met de bestemming van dat goed.) <W 15-07-1970,art. 31> (21° op de vorderingen tot benoeming van de syndicus of tot aanwijzing van een vervanger,ingesteld op rond van artikel 577-8,§ 1 of § 7, van hetBurgerlijk Wetboek.) <W 1994-06-30/34,art. 9,

047;/nwerkingtreding: 1995-08-01> 22° f- over de verzoeken die bij hem worden ingediend krachtens de wet van 18 oktober 2017 betreffende

het onrechtm atig binnendringen in,bezetten van ofaverblijven in andermans goed.Jfl.

(2)<W 2013-03-17/14,art. 155,223; Inwerkingtreding: 01-09-2014 (W 2014-05-12/02,art. 22)> (3)<W 2013-07-30/23,art. 134,233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (4)<W 2014-05-08/02,art. 58,002; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (5)<W 2016-12-25/14,art. 74,257; Inwerkingtreding: 09-01-2017>

(6)<W 2017-10-18/08, art. 4,a265; Inwerkingtreding: 16-11-2017> (7)<KB 2018-05-15/05, art. 3,a279; Inwerkingtreding: 01-01-2018> (8)<W 2018-07-11/07, art. 46,a283; Inwerkingtreding: 30-07-2018> (9)<W 2018-12-21/09, art. 48,a294; Inwerkingtreding: 01-03-2019> (lO)<DVR 2018-04-27/27, art. 196,a299; Inwerkingtreding: 01-01-2019>

Art. 594 DUITSTALIGE GEMEENSCHAP. De vrederechter doet op verzoekschrift uitspraak: 1° op vorderingen tot aanwijzing van deskundigen [S. • • •i wanneer dit hem toekomt krachtens

overeenkomst tussen partijen of krachtens de wet, of wanneer het voorwerp van het deskundigenonderzoek tot zijn volstrekte bevoegdheid behoort; f- in geval van voogdij,JJ. over het verzet van de wettelijke vertegenwoordiger tegen de uitoaefening van

de rechten van de niet ontvoogde minderjarige om de op diens spaarboekje ingeschreven sommen op te vragen; 3° over het verzet van de vader of de voogd tegen de aansluiting van de minderjarige bij een

beroepsverenigin g; 4° over het verzet van de militair tegen betaling van de militievergoeding aan de (echtgenoot) ; <KB 1986-

10-17/31, art. 15,012> (over het verzet tegen de uitbetaling van uitkeringen welke geheel of gedeeltelijk worden verleend uit de

middelen van: a) deRijksdienst voor maatschappelijke zekerheid, zoals bedoeld in artikel 44 van de wet van 27juni 1969

tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; b) het NationaalPensioenfonds voor mijnwerkers,zoals bedoeld in artikel 5 van de besluitwet van 10

·anuari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden; c) [Z deHulpkas voorZiekte- en Invaliditeitsverzekering;JZ (6° op de verzoeken die bij hem worden ingediend in verba nd met de voogdij van minderjarigen

[1 •••]1alsook ter uitvoering van de artikelen 378 en 483 van het Burgerlijk Wetboek;) <W 2001-03-27/39, art. 4,091; Inwerkingtreding: 01-08-2001> (7° op de verzoeken inzake specifieke voogdij ais voorzien in Tite!XIII, Hoofdstuk 6. - " Voogdij over niet­

begeleide minderjarige vreemdelingen "avan de programmawet van 24 december 2002;) <L 2002-12-24/45, art. 27,106; Inwerkingtreding: 01-05-2004> 8° {10 in geval van voogdij, over geschillen met betrekking tot het aanwijzen van de bijslagtrekkende(n) van ezinsbijslagen, en over verzet tegen de uitbaetaling van gezinsbijslagen aan de bijslagtrekkende, tenzij een

vordering bij dejeugdrechtbank aanhangig werd gemaakt op grond van artikel 29 van de wet van 8 april 1965 betreffende dejeugdbaescherming;}1°

90 [10 •••)10

10° over verzoeken om machtigingp. op grond van de artikelen 236 van het Wetboek der regisatratie-, hypotheek- en griffierechten en 143 van het Wetboek der successierechten/1·· ;

11° over de verzoeken om machtiging tot hypothaecaire inschrijving die door de ontvanger [H. •••JH. worden edaan krachtens artikel 87 van het Wetboek der successierechten; 12° over verzoeken om aanwijzing van een bewindvoerder ad hoc ten einde in een (besloten vennootschap

met beperkte aansprakelijkheid) een onbekwaamverklaarde vennoot te vertegenwoordigen; <W 1985-07- 15/35, art. 1, 007> 13° (opgeheven) <W 1999-05-04/03, art. 45,085; Inwerkingtredin g: 01-11-1999> 14° over het verzoek van medeëigenaars,vruchtgebruikers of degenen die een recht hebben van erfpacht,

opstal,gebruik of bewoning, om aanstelling van een gemeenschappelijke lasth ebber die zitting neemt in de algemene vergadering van de polder of van de watering; (1 5° over de verzoeken die bij hem worden ingediend krachtens de wet van 26juni 1990 betreffende de

bescherming van de persoon van de geesteszieke;) <W 1990-06-26/32, art. 38, §2, 024; Inwerkingtreding :1991-07-27,volgens art. 39 van de wet en art. 11 vanKB 1991-07-18/38>

16° (over elk verzoek dat tot hem is gericht met toepassing van de artikelenfi 488/1 tot 502]2. van het Burgerlijk Wetboek.) <W 1991-07-18/33,art. 16,1),032; Inwerkingtreding: 28-07-1992> f- 16° Il op de vorderingen om maatregelen tot gerechtelijk bescherming,ais bedoeld in de artikelen 1238

totf- 1251]2;]1 f- 16°/2 over vorderingen betreffende het vermoeden van afwezigheid bedoeld in artikel 112 van het

Burgerlijk Wetboek;j1. 17° over het verzoek van openbare ambtenaren om aflevering van een uitvoerbaar afschrift voor de

terugbetaling van de bedragen die zij hebben voorgeschoten bij uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten;

18° over het verzoek om vaststelling van het bedrag van de borgsaom bedoeld in artikel 94 van het Wetboek der successierechten; 19° f- over de verzoeken om een curator aan te wijzen krachtens artikel 936 van het Burgerlijk Wetboek;J1 20° (over het verzoek om machtiging,inzake pacht,om de gebouwen op te trekken en aile werken uit te

voeren die nodig zijn voor de bewoonbaarheid van het gepacht goed of dienstig voor de exploitatie ervan en die stroken met de bestemming van dat goed.) <W 15-07-1970,art. 31> (21° op de vorderingen tot benoeming van de syndicus of tot aanwijzing van een vervanger,ingesteld op rond van artikel 577-8,§ 1 of § 7, van hetBurgerlijk Wetboek.) <W 1994-06-30/34,art. 9,

047;/nwerkingtreding: 1995-08-01> 22° f- over de verzoeken die bij hem worden ingediend krachtens de wet van 18 oktober 2017 betreffende

het onrechtm atig binnendringen in,bezetten van ofaverblijven in andermans goed.J.i.

(2)<W 2013-03-17/14, art. 155,n223; Inwerkingtreding: 01-09-2014 (W 2014-05-12/02, art. 22)> (3)<W 2013-07-30/23, art. 134,n233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (4)<W 2014-05-08/02, art. 58,n002; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (5)<W 2016-12-25/14, art. 74, 257; Inwerkingtreding: 09-01-2017> (6)<W 2017-10-18/08, art. 4,n265; Inwerkingtreding: 16-11-2017> (7)<KB 2018-05-15/05, art. 3,n279; Inwerkingtreding: 01-01-2018> (8)<W 2018-07-11/07, art. 46,n283; Inwerkingtreding: 30-07-2018> (9)<W 2018-12-21/09, art. 48,n294; Inwerkingtreding: 01-03-2019> (l0)<DDG 2018-04-23/18, art. 97, 296; Inwerkingtreding: 01-01-2019>

Art. 595. De vrederechter doet uitspraak over de vorderingen die voor hem aanhangig zijn krachtens de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging in geval van uiterst dringende noodzakelijkheid inzake onteigening ten algemenen nutte.

Art. 595 WAALS GEWEST. <Opgeheven bij DWG 2018-11-22/12, art. 68,n305; Inwerkingtreding: 01-07-2019>

Art. 595 VLAAMS GEWEST. De vrederechter doet uitsparaak over de vorderingen die voor hem aanhangig zijn krachtens[l het Vlaams

Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017]1.

(l)<DVR 2017-02-24/22, art. 81, 275; Inwerkingtreding: 01-01-2018>

Art. 596. <W 2003-03-13/62, art. 2, 119; Inwerkingtreding: 01-09-2005> De vrederechter is bevoegd inzake voogdij zoals in boek I van het Burgerlijk Wetboek is voorgeschreven.

Art. 596bis. <lngevoegd bij W 2007-05-10/51, art. 3; Inwerkingtreding: 01-07-2007> De vrederechter is bevoegd inzake het gerechtelijk beheer va de goederen van een vermoedelijk afwezige, overeenkomstig de artikelen 113 tot 117 van het Burgerlijk Wetboek.

Art. 597.De vrederechter is bevoegd inzake verzegeling [l en aanstelling van sekwesters]nl [1 in zaken die behoren tot zijn bevoegdheid]l.

(l)<W 2013-07-30/23,art. 135,233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (2)<W 2015-05-21/12,art. 3,246; Inwerkingtreding: 20-06-2015>

Art. 598. [l De vrederechter is tegenwoordig: 1° bij verdelingen waarmee het belang gemoeid is van minderjarigen,van beschermde personen die

krachtens artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek onbekwaam werden verklaard,van vermoedelijk afwezigen en van personen die geïnterneerd zijn ingevolge [1 de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen]l;

2° indien de vrederechter daartoe beslist,bij openbare verkopingen van onroerende goederen waarmee het belang gemoeid is van minderjarigen,van beschermde personen die krachtens artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek onbekwaam werden verklaard,van vermoedelijk afwezigen en van personen die geïnterneerd zijn ingevolge [1 de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen]l,evenals bij openbare verkopingen van onroerende goederen uit nalatenschappen die onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard zijn,uit onbeheerde nalatenschappen of uit failliete boedels.

Hij oefent de bevoegdheden uit die bij de artikelen 1192 en 1206 bepaald worden.]l

(l)<W 2014-04-25/23,art. 203,224; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (2)<W 2015-08-10/19,art. 2,248; Inwerkingtreding: 05-09-2015>

Art. 599. De vrederechter kan worden belast met de onderzoeksverrichtingen die de rechterlijke overheid beveelt.

Art. 600.Hij geeft akten van bekendheid af aan degenen die erom verzoeken [l ...]nl.

(l)<W 2014-04-25/23,art. 96,224; Inwerkingtreding: 24-05-2014>

Art. 601. De vrederechter beëdigt: 1° aile personen die wegens hun ambt en bediening aan die voorafgaande formaliteit onderworpen zijn,

in de gevallen waarin de wet de beëdigde overheid niet uitdrukkelijk heeft bepaald; 2° de wegencommissarissen; 3° de ambtenaren aangewezen om overtredingen inzake bevloeiing vast te stellen; 4° de lasthebbers of koopwachters,overeenkomstig het Boswetboek aan te wijzen; 5° de personen aangewezen om de overtreding vast te stellen van de wet op de gezondheidspolitie der

huisdieren en op de schadelijke insekten; 6° de personen aangewezen om de overtreding van de conventie van Rome van 6 december 1951 op de

bescherming van de planten vast te stellen; 7° de gemachtigde bedienden van tramconcessiehouders; 8° de ambtenaren aangewezen om de overtreding van de voorschriften inzake handel in scheuten van

harsbomen vast te stellen; 9° de ambtenaren aangewezen om de inbreuken op de wet houdende verbod van de handel in Levantse

bessen vast te stellen; 10° de wachters die erkend zijn om te waken voor de uitvoering van de wettelijke bepalingen inzake

elektriciteitsvoorziening; 11° de personen aangewezen om de overtreding vast te stellen van de wettelijke bepalingen inzake

handel in land- en tuinprodukten en produkten van de zeevisserij; 12° de exploitanten van openbare autobusdiensten,van speciale autobusdiensten en van toerauto's en

hun bedienden die gelast zijn de overtreding van de politieverordening op de exploitatie van de diensten vast te stellen;

13° de ambtenaren aangewezen om de overtreding vast te stellen van de voorschriften inzake behandeling van ontplotbare en voor deflagratie vatbare stoffen en mengsels, en de daarmede geladen tuigen; 14° de wachters en sluiswachters aangesteld bij de dienst der wateringen; 15° de dijk- en sluiswachters aangesteld bij de dienst der polders; 16° de wegers, meters en scheepsmeters die niet bedoeld zijn in artikel 576; 17° de ijkmeesters en hulpijkmeesters; 18° de veldwachters en particuliere veldwachters.

HOOFDSTUK Illbis. _ Politierechtbank. <ingevoegd bij W 1994-07-11/33, art. 36, Inwerkingtreding :1995-01-01>

Art. 601bis.<Ingevoegd bij W 1994-07-11/33, art. 36, Inwerkingtreding: 1995-01-01> De politierechtbank neemt kennis, ongeacht het bedrag, van aile vorderingen tot vergoeding van schade ontstaan uit een verkeersongeval [l of een treinongeval]l zelfs indien het zich heeft voorgedaan op een plaats die niet toegankelijk is voor het publiek.

(l)<W 2009-12-30/13, art. 17,a172; Inwerkingtreding: 25-01-2010; zie ook art.a18>

Art. 601ter.<Ingevoegd bij W 1999-05-13/32, art. 8, Inwerkingtreding: 20-06-1999> De politierechtbank neemt kennis van:

[1 1° van het beroep tegen de beslissing tot opleggen van de sanctie bedoeld in artikel 4, § 1, 1°, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, door de sanctionerend ambtenaar die daartoe door de gemeente wordt aangewezen;

2° van het beroep tegen de beslissing tot het niet-opleggen van de sanctie bedoeld in artikel 4, § 1, 1°, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, door de sanctionerend ambtenaar die daartoe door de gemeente wordt aangewezen.]1 3° het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve sanctie door de ambtenaar,

daartoe door de Koning aangewezen, voor feiten omschreven in de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden.

[J 4° het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete overeenkomstig artikel 48, § 3, van de wet van 15 juli 2013 betreffende het goederenvervoer over de weg en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de Verordening (EG) or. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg;]J

[6 5° het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete overeenkomstig artikel 36, § 3, van de wet van 15 juli 2013 betreffende het reizigersvervoer over de weg en houdende uitvoering van de Verordening (EG) or. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verorde oing (EG) nr. 561/2006;]1

[� 6°. het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete bedoeld in de artikelen 29 en 30 van de wet op de politie van de spoorwegen, door de bestraffende beambte die daartoe aangewezen is.]�

(l)<W 2013-06-24/04, art. 49,a209; Inwerkingtreding: 01-01-2014>

(2)<W 2013-07-15/20, art. 40, §1, 234; Inwerkingtreding: 01-09-2014, zie KB 2014-05-22/35, art. 52, 10> (3)<W 2013-07-15/22, art. 53, §1, 235; Inwerkingtreding: 01-09-2014, zie KB 2014-05-22/36, art. art.

59, 1°> (4)<W 2018-04-27/18, art. 51,§2, 292; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Art. 601ter BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. <Ingevoegd bij W 1999-05-13/32, art. 8, Inwerkingtreding: 20-06-1999> De politierechtbank neemt

kennis van: 11 1° van het beroep tegen de beslissing tot opleggen van de sanctie bedoeld in artikel 4, § 1, 1n°, van de wet

van 24juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, door de sanctionerend ambtenaar die daartoe door de gemeente wordt aangewezen;

van het beroep tegen de beslissing tot het niet-opleggen van de sanctie bedoeld in artikel 4, § 1, 1n°, van de wet van 24juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, door de sanctionerend ambtenaar die daartoe door de gemeente wordt aangewezen.]1 3° het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve sanctie door de ambtenaar,

daartoe door de Koning aangewezen, voor feiten omschreven in de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden. f- 4° het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete overeenkomstig

artikel 48, § 3, van de wet van 15juli 2013 betreffende het goederenvervoer over de weg en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg;J1 12.. het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete overeenkomstig

artikel 36, § 3, van de wet van 15juli 2013 betreffende het reizigersvervoer over de weg en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verorde ning (EG) nr. 561/2006.]2.. f- 6° het beroep tegen de beslissing om een administratieve boete op te leggen krachtens artikel 3.4.1/1 van

het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing.j1-

(l)<W 2013-06-24/04, art. 49,a209; Inwerkingtreding: 01-01-2014> (2)<W 2013-07-15/20, art. 40, §1, 234; Inwerkingtreding: 01-09-2014, zie KB 2014-05-22/35, art. 52,

10> (3)<W 2013-07-15/22, art. 53, §1, 235; Inwerkingtreding: 01-09-2014, zie KB 2014-05-22/36, art. art.

59, 1°> (4)<ORD 2017-12-07/03, art. 17,a268; Inwerkingtreding: 01-01-2018>

Art. 601ter VLAAMS GEWEST. <Ingevoegd bij W 1999-05-13/32, art. 8, Inwerkingtreding: 20-06-1999> De politierechtbank neemt

kennis van: 11 1° van het beroep tegen de beslissing tot opleggen van de sanctie bedoeld in artikel 4, § 1, 1n°, van de wet

van 24juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, door de sanctionerend ambtenaar die daartoe door de gemeente wordt aangewezen;

van het beroep tegen de beslissing tot het niet-opleggen van de sanctie bedoeld in artikel 4, § 1, 1n°, van

de wet van 24juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties,door de sanctionerend ambtenaar die daartoe door de gemeente wordt aangewezen.jl

3° het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een adminisatratieve sanctie door de ambtenaar, daartoe door deKoning aangewezen,voor feiten omschreven in de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden. f- 4° het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete overeenkomstig

artikel 48,§ 3,van de wet van 15juli 2013 betreffende het goederenvervoer over de weg en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1071/2009 van hetEuropees Parlement en deRaad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking vanRichtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1072/2009 van hetEuropees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg;jl. [2. 5° het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete overeenkomstig

artikel 36,§ 3,van de wet van 15juli 2013 betreffende het reizigersvervoer over de weg en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1071/2009 van hetEuropees Parlement en deRaad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking vanRichtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1073/2009 van hetEuropees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verorde ning (EG) nr. 561/2006;jl. P. 6° het beroep tegen de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete,vermeld in artikel 10,

§ 4,van het decreet van 27 november 2015 betreffende lage-emissiezones.J1. f- het beroep tegen de beslissing om een bestuurlijke geldboete op te leggen,vermeld in artikel 11,§ 3,

van het decreet van 9 maart 2018 houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B.]Î

(l)<W 2013-06-24/04,art. 49,209; Inwerkingtreding: 01-01-2014> (2)<W 2013-07-15/20,art. 40,§1,234; Inwerkingtreding: 01-09-2014,zie KB 2014-05-22/35,art. 52,

10> (3)<W 2013-07-15/22,art. 53,§1,235; Inwerkingtreding: 01-09-2014,zie KB 2014-05-22/36,art. art.

59,1°> (4)<DVR 2015-11-27/09,art. 12,252; Inwerkingtreding: 01-03-2016,zie BVR 2016-02-26/02,art. 9,

10> (5)<DVR 2018-03-09/04,art. 12,290; Inwerkingtreding: 01-07-2018>

HOOFDSTUK IV. - Hof van beroep en arbeidshof.

Art. 602.Het hof van beroep neemt kennis van het hoger beroep: 1° tegen beslissingen in eerste aanleg gewezen door de rechtbanken van eerste aanleg en door de

[iondernemingsrechtbanken]i; 2° tegen uitspraken in eerste aanleg gewezen door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg en

door de voorzitter van de [i ondernemingsrechtbank]i; 3° tegen beslissingen van het prijsgerecht; 4° tegen beslissingen gegeven door Belgische consuls in het buitenland; 5° tegen beslissingen inzake verkiezingen gegeven door het college van burgemeester en schepenen en

door de [1 hoofdbureaus;]l [1 6° tegen beslissingen waarbij het verzoek om een Europees bevel tot conservatoir beslag geheel of

gedeeltelijk wordt afgewezen,bedoeld in artikel 21,eerste lid,van Verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van

scbuldvorderingen in burgerlijke en bandelszaken te vergemakkelijken; 7° tegen beslissingen gegeven op grond van de artikelen 33, 34 of 35 van dezelfde Verordening (EU).]1

In de gevallen van 3° en 4° is alleen bet bof van beroep te Brussel bevoegd. [1 In de in bet eerste lid, 6°, bedoelde gevallen verwijst bet bof van beroep dat de bestreden beslissing

gebeel of gedeeltelijk bervormt, de zaak terug naar bet gerecbt dat de bestreden beslissing beeft gewezen, teneinde de eiser een Europees bevel tot conservatoir beslag te laten verlenen. Het gerecbt waarnaar de zaak aldus wordt verwezen, is gebonden door de beslissing van bet bof dat de zaak beeft verwezen.]1

(l)<W 2018-06-18/03, art. 183,a282; Inwerkingtreding: 02-07-2018> (2)<W 2018-04-15/14, art. 252,a291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Art. 603. Het bof van beroep neemt kennis van voorzieningen: 1° (opgebeven) <W 1999-03-23/30, art. 5,a072; Inwerkingtreding: 06-04-1999> 2° tegen beslissingen van de scbeidsrecbterlijke commissies ingesteld kracbtens de wetgeving op de

militaire opvorderingen, en tegen beslissingen van bet scbeidsrecbterlijk comité ingesteld kracbtens de wetgeving inzake opvordering van scbepen; 3° (opgebeven) <W 1999-03-23/30, art. 5,a072; Inwerkingtreding: 06-04-1999> 4° (de beslissingen van de provinciegouverneurs inzake berstel van zekere scbade veroorzaakt aan

private goederen door natuurrampen.) <W 12-07-1976a, art. 59>

Art. 603 VLAAMS GEWEST. Het ho/van beroep neemt kennis van voorzieningen: 1° (opgeheven) <W 1999-03-23/30, art. 5, 072; Inwerkingtreding: 06-04-1999> tegen beslissingen van de scheidsrechterlijke commissies ingesteld krachtens de wetgeving op de

militaire opvorderingen, en tegen beslissingen van het scheidsrechterlijk comité ingesteld krachtens de wetgeving inzake opvordering van schepen;

3° (opgeheven) <W 1999-03-23/30, art. 5, 072; Inwerkingtreding: 06-04-1999> 4° (de beslissingen van [l de Vlaamse Regeringjl inzake herstel van zekere schade veroorzaakt aan private oederen door natuurrampen.) <W 12-07-1976n, art. 59>

(l)<DVR 2016-06-03/02, art. 27,a259; Inwerkingtreding: 01-03-2017>

Art. 604.[1 Onverminderd de in bet artikel 23/1, § 1 [i en 23/2, § l]i, van bet Wetboek van de Belgiscbe nationaliteit bedoelde gevallen, neemt bet bof van beroep kennis van recbtsvorderingen tot vervallenverklaring van de nationaliteit.]a1

(l)<W 2012-12-04/04, art. 28,a202; Inwerkingtreding: 01-01-2013> (2)<W 2018-06-18/03, art. 154, 282; Inwerkingtreding: 12-07-2018>

Art. 605. Het bof van beroep neemt kennis van aanvragen om eerberstel inzake faillissement.

Art. 605bis.[1 Het bof van beroep neemt kennis van bet beroep ais bedoeld in de artikelen 120, 121 en 123 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende bet toezicbt op de financiële sector en de financiële diensten en in artikel 36/21 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van bet organiek statuut van de Nationale Bank van België, van bet beroep ais bedoeld in artikel 2 van de wet van 12 mei 2004 tot regeling van een beroepsprocedure in bet kader van de bescberming tegen valsemunterij en de bandbaving van de kwaliteit van de geldomloop, en van bet beroep ais bedoeld in artikel 61 van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van bet beroep van en bet publiek toezicbt op de bedrijfsrevisoren.]1

(l)<W 2016-12-07/02, art. 142,a256; Inwerkingtreding: 31-12-2016>

Art. 605ter.<lngevoegd bij W 2002-08-02/65,art. 8; Inwerkingtreding: 01-01-2006> (NOTA: inwerkingtreding van artikel 605TER vastgesteld op 01-06-2003 door KB 2003-04-04/53,art. 1,inzake de verhaalmiddelen tegen de beslissingen van de Minister,de (CBFA),de CDV en de marktondernemingen,alsook inzake de tussenkomst van de (CBFA) en van de CDV voor de strafgerechten) <KB 2003-03-25/34,art. 1,004; Inwerkingtreding: 01-01-2004> Het bof van beroep neemt in eerste en laatste instantie kennis van de vorderingen bedoeld in [1 artikel 41 van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen]nl.

(l)<W 2013-07-31/03,art. 12,208; Inwerkingtreding: 09-09-2013>

Art. 605guater.<lngevoegd bij W 2005-07-27/32,art. 9; Inwerkingtreding: 01-02-2006> Het bof van beroep neemt kennis van de beroepen bedoeld in:

1° artikel 29bis van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt; 2° artikel 29sexies van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt; 3° artikel 15/20 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en

andere door middel van leidingen; 4° artikel 15/23 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en

andere door middel van leidingen. (5° artikel 2 van de wet van 8 december 2006 tot inrichting van een beroep tegen de administratieve

boete opgelegd in het raam van de toepassing van de wet van 8 december 2006 tot vaststelling van een heffing ter bestrijding van het niet benutten van een site voor de productie van elektriciteit door een producent.) <W 2006-12-08/31,art. 3,141; Inwerkingtreding: 23-12-2006>

[1 6° [1 de artikelen 221/1 en 221/3 van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex;]1 70 [1 ...]n1;]1 [Z 80 [� ...]�]Z

(l)<W 2010-01-26/05,art. 6,174; Inwerkingtreding: 19-02-2010> (2)<W 2013-12-21/29,art. 4,215; Inwerkingtreding: 01-01-2014> (4)<W 2016-12-25/14,art. 75,257; Inwerkingtreding: 09-01-2017> (5)<W 2018-03-11/08,art. 56,274; Inwerkingtreding: 01-01-2018>

Art. 605guater BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. <lngevoegd bij W 2005-07-2 7/32, art. 9; Inwerkingtreding: 01-02-2006> Het ho/van beroep neemt

kennis van de beroepen bedoeld in: 1° artikel 29bis van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt; artikel 29sexies van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt; 3° artikel 15/20 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere

door middel van leidingen; 4° artikel 15/23 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere

door middel van leidingen. (5° artikel 2 van de wet van 8 december 2006 tot inrichting van een beroep tegen de administratieve boete

opgelegd in het raam van de toepassing van de wet van 8 december 2006 tot vaststelling van een heffing ter bestrijding van het niet benutten van een site voor de productie van elektriciteit door een producent.) <W 2006-12-08/31, art. 3, 141; Inwerkingtreding: 23-12-2006> [1 6° f- de artikelen 221/1 en 221/3 van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex;]1. 70 p ...j1.;Jl

[l. 8° artikel 43 van de wet van 15 december 2013 met betrekking tot medische hulpmiddelen.]l f- 9° artikel 9septies van de ordonnantie van 19juli 2001 betreffende de organisatie van de

elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; 10° artikel 10quinquies van de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt

in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en houdende wijziging van de ordonnantie van 19juli 2001

betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het BrusselsHoofdsatedelijk Gewest.JJ. [S.a11° artikel 39/4 van de ordonnantie van 20 oktober 2006 tot opstelling van een kader voor het

waterbeleid.JS.

(l)<W 2010-01-26/05,art. 6,174; Inwerkingtreding: 19-02-2010> (2)<W 2013-12-21/29,art. 4,215; Inwerkingtreding: 01-01-2014> (3)<ORD 2014-05-08/36,art. 32,228; Inwerkingtreding: 21-06-2014> (4)<W 2016-12-25/14,art. 75,257; Inwerkingtreding: 09-01-2017> (5)<ORD 2017-12-15/25,art. 27,271; Inwerkingtreding: 12-02-2018>

Art. 605quater VLAAMS GEWEST. <Ingevoegd bij W 2005-07-27/32,art. 9; Inwerkingtreding: 01-02-2006> Het ho/ van beroep neemt

kennis van de beroepen bedoeld in: 1° artikel 29bis van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt; artikel 29sexies van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt; 3° artikel 15/20 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere

door middel van leidingen; 4° artikel 15/23 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere

door middel van leidingen. (5° artikel 2 van de wet van 8 december 2006 tot inrichting van een beroep tegen de administratieve boete

opgelegd in het raam van de toepassing van de wet van 8 december 2006 tot vaststelling van een heffing ter bestrijding van het niet benutten van een site voor de productie van elektriciteit door een producent.) <W 2006-12-08/31,art. 3,141; Inwerkingtreding: 23-12-2006> [1 6° f- de artikelen 221/1 en 221/3 van de wet van 30 augustus 2013 houdende deSpoorcodex;JS.; 70t- ...l;Jl

[2. 8° artikel 43 van de wet van 15 december 2013 met betrekking tot medische hulpmiddelen;J2 f- 9° artikel 4. 1. 34 van hetEnergiedecreet van 8 mei 2009.j1.

(l)<W 2010-01-26/05,art. 6,174; Inwerkingtreding: 19-02-2010> (2)<W 2013-12-21/29,art. 4,215; Inwerkingtreding: 01-01-2014> (3)<ORD 2014-05-08/36,art. 32,228; Inwerkingtreding: 21-06-2014> (4)<DVR 2015-11-27/05,art. 46,250; Inwerkingtreding: 10-12-2015> (5)<W 2016-12-25/14,art. 75,257; Inwerkingtreding: 09-01-2017>

Art. 605quinquies. <Opgebeven bij W 2016-06-29/01,art. 65,255; Inwerkingtreding: 16-07-2016>

Art. 606.Het bof van beroep doet op verzoekscbrift uitspraak over: 10 [1 . . .]1'· 2° aanvragen tot bomologatie van de beslissingen,genomen betzij door de algemene vergadering van

aandeelbouders,betzij door de algemene vergadering van obligatiebouders van een naamloze vennootscbap.

(l)<W 2016-12-25/14,art. 76,257; Inwerkingtreding: 09-01-2017>

Art. 607. Het arbeidsbof neemt kennis van bet hoger beroep tegen beslissingen in eerste aanleg van de arbeidsrecbtbanken en van de voorzitters van de arbeidsrecbtbanken.

HOOFDSTUK V. Hof van Cassatie.

Art. 608. Het Hof van Cassatie neemt kennis van de beslissingen in laatste aanleg die voor bet bof worden gebracbt wegens overtreding van de wet of wegens scbending van substantiële of op straffe van

nietigheid voorgeschreven vormen.

Art. 609.Het Hof van Cassatie doet uitspraak over de voorziening in cassatie: 1° tegen de beslissingen van de hoven en rechtbanken, gewezen in aile zaken en in laatste aanleg; 2° tegen de arresten waarbij de afdeling administratie van de Raad van State beslist van de vordering

geen kennis te kunnen nemen, daar deze tot de bevoegdheid van de rechterlijke overheid behoort, en tegen de arresten waarbij de genoemde afdeling afwijzend beschikt op een exceptie van onbevoegdheid, gegrond op de overweging dat de vordering tot de bevoegdheid van deze overheid behoort; 3° tegen de arresten van het Rekenhof, gewezen tegen rekenplichtigen; 40 [J . . .1i'· 5° (Opgeheven) <W 1996-12-24/31, art. 14,a051; Inwerkingtreding: 10-01-1997> 6° tegen beslissingen van de bestendige deputaties van de provincieraden inzake belastingen geheven

ten voordele van de wateringen en de polders; 7° tegen beslissingen van de hoge militieraad en van de herkeuringsraden. 80 [1 ...]1

(l)<W 2013-04-03/18, art. 10,a206; Inwerkingtreding: 06-09-2013 (zie KB 2013-08-30/14, art. l)> (2)<W 2014-04-10/57, art. 4,a225; Inwerkingtreding: 25-05-2014>

Art. 610.(Onverminderd artikel 14, § 1, van de wetten op de Raad van State, gecoordineerd op 12 januari 1973, neemt het Hof van Cassatie kennis van) vorderingen tot nietigverklaring van de handelingen waardoor rechters en ambtenaren van het openbaar ministerie, alsook tuchtrechtelijke overheden van (openbare en) ministeriële ambtenaren en van de balie, hun bevoegdheid mochten hebben overschreden. <W 1999-05-25/44, art. 31,a081; Inwerkingtreding: 02-07-1999> <W 1999-05- 04/03, art. 45, 085; Inwerkingtreding: 01-11-1999> (Het Hof van Cassatie neemt kennis van de vorderingen tot nietigverklaring van de handelingen van

het beheerscomité die door overschrijding van bevoegdheid zijn aangetast, tegen de wetten indruisen of op onregelmatige wijze zijn gesteld.) <W 2005-08-10/58, art. 2, 132; Inwerkingtreding: 11-09-2005> (Het Hof van Cassatie neemt kennis van de vorderingen tot nietigverklaring van de handelingen van de

kamers voor handelsonderzoek die door overschrijding van bevoegdheid zijn aangetast, tegen de wetten indruisen of op onregelmatige wijze zijn gesteld.) <W 2009-01-26/31, art. 4, 166; Inwerkingtreding: 01- 04-2009>

Art. 611. Het Hof van Cassatie neemt ook kennis van vorderingen tot nietigverklaring van de reglementen van de (Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone) die door overschrijding van bevoegdheid zijn aangetast, tegen de wetten indruisen of op onregelmatige wijze zijn aangenomen. <W 2001-07-04/41, art. 15,a094; Inwerkingtreding: 01-05-2002>

Art. 612. Het Hof van Cassatie neemt kennis van voorzieningen tegen de beslissingen in laatste aanleg die strijdig zijn met de wetten of procesvormen, voornamelijk wanneer uit die beslissingen een blijvend verschil van interpretatie omtrent een rechtspunt blijkt.

Art. 613.Het Hof van Cassatie doet uitspraak: 1° op de vorderingen tot onttrekking van de zaak aan de rechter, die in de artikelen 648 tot 659 bedoeld

zijn; 2° over het verhaal op de rechter; 3° over regelingen van rechtsgebied; 4° over de conflicten van attributie, ter uitvoering van [1 artikel 158]1 van de Grondwet.

(l)<W 2014-05-05/10, art. 9, 231; Inwerkingtreding: 18-07-2014>

Art. 614. <Opgeheven bij W 2014-04-10/57, art. 4, 225; Inwerkingtreding: 25-05-2014>

Art. 615.Buiten de bevoegdheid toegekend bij de artikelen 409,410 en 486 en bij [l artikel 103]n1 van de Grondwet,neemt het Hof van Cassatie in algemene vergadering kennis van de vorderingen tot ontzetting uit hun ambt of tot schorsing,ingesteld tegen leden van de Raad van State.

[l ...]l

(l)<W 2013-04-03/18,art. 10,206; Inwerkingtreding: 06-09-2013 (zie KB 2013-08-30/14,art. 1)> (2)<W 2014-05-05/10,art. 10,231; Inwerkingtreding: 18-07-2014>

TITEL II. - Aanleg.

Art. 616. Tegen ieder vonnis kan hoger beroep worden ingesteld,tenzij de wet anders bepaalt.

Art. 617.<W 29-11-1979n,art. 4> (De vonnissen van de recbtbank van eerste aanleg en van de [londernemingsrechtbank]l,waarbij uitspraak wordt gedaan over een vordering waarvan het bedrag [12.500 euro]n! niet overschrijdt,worden gewezen in laatste aanleg. Hetzelfde geldt voor de vonnissen waarbij de vrederechter en,inzake de geschillen bedoeld in artikel 601bis,de politierechtbank uitspraak doet over een vordering waarvan bet bedrag [1 2.000 euro]nl niet overschrijdt.) <W 1994-07-11/33,art. 37,048; Inwerkingtreding: 1995-01-01> <KB 2000-07-20/57,art. 1,088; Inwerkingtreding: 01-01-2002> De vonnissen van de arbeidsrechtbank zijn steeds vatbaar voor hoger beroep. (De door de rechtbank van eerste aanleg uitgesproken vonnissen over geschillen met betrekking tot de

toepassing van een belastingwet,zijn steeds vatbaar voor hoger beroep.) <W 1999-03-23/30,art. 6, 072;Inwerkingtreding: 06-04-1999>

[l De Koning kan de in bet eerste lid bepaalde bedragen aanpassen,zonder dat de aangepaste bedragen de hieronder beschreven indexeringsbedragen mogen overtreffen.

Ais de in bet eerste lid bepaalde bedragen worden aangepast,worden deze aangepaste bedragen ten laatste in de maand november bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De nieuwe bedragen worden van kracht vanaf 1 januari van het jaar volgend op de aanpassing ervan en zijn niet van toepassing op vorderingen die voor die datum zijn ingesteld.

Eike verhoging of verlaging van het indexcijfer brengt een verhoging of verlaging van de indexeringsbedragen met zich mee,overeenkomstig de volgende formule: het nieuwe indexeringsbedrag is gelijk aan het basisbedrag,vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer. Het resultaat wordt afgerond tot de hogere euro.

De indexeringsbedragen worden berekend rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand oktober van elk jaar. Het aanvangsindexcijfer is dat van de maand oktober 2013.]nl

(l)<W 2013-07-30/23,art. 136,233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (2)<W 2018-05-25/02,art. 28,285; Inwerkingtreding: 01-09-2018> (3)<W 2018-04-15/14,art. 252,291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Art. 618. De regels gesteld bij de artikelen 557 tot 562 gelden voor het bepalen van de aanleg. Indien de vordering in de loop van het geding gewijzigd is,wordt de aanleg bepaald door de som die in

de laatste conclusie wordt gevorderd.

Art. 619. Bij gebreke van grondslagen voor de bepaling van de waarde van het geschil,zoals zij omschreven zijn in de artikelen 557 tot 562,wordt het geschil in eerste aanleg berecht.

Art. 620. <W 1999-02-10/38,art. 2,071; Inwerkingtreding: 27-03-1999> Wanneer de tegenvordering en de vordering tot tussenkomst,strekkende tot het uitspreken van een veroordeling,ontstaan uit het contract of het feit dat aan de oorspronkelijke rechtsvordering ten grondslag ligt,of wanneer de tegenvordering ontstaat uit de tergende of roekeloze aard van deze vordering,wordt de aanleg bepaald

door samenvoeging van het bedrag van de hoofdvordering en het bedrag van de tegenvordering en de vordering tot tussenkomst.

Art. 621. Met uitzondering van de beslissingen (...), tegenvorderingen en vorderingen tot tussenkomst strekkend tot het uitspreken van een veroordeling, wordt met betrekking tot de ontvankelijkheid van het hoger beroep tegen de vonnissen op tussengeschil en tegen de onderzoeksvonnissen gehandeld zoals inzake de hoofdvorderingen. <W 1992-08-03/31, art. 9,a034; Inwerkingtreding: 1993-01-01>

TITEL III. - Territoriale bevoegdheid.

Art. 622. De rechter is slechts bevoegd binnen de grenzen van het rechtsgebied dat hem door de wet is toegekend, behalve in de gevallen waarin de wet anders bepaalt.

Art. 623.<W 2003-05-03/62, art. 9, 120; Inwerkingtreding: 31-12-2003> Voorade notariële akten waarvoor de bijstand van de vrederechter vereist is, mag deze zich verplaatsen in het gehele ambtsgebied van de optredende notaris.

[1 De vrederechter kan, met bijstand van de griffier, de personen waarop het verzoek bedoeld in artikel 594, 16°, betrekking heeft, buiten zijn kanton bezoeken. De reiskosten vallen ten laste van de te beschermen of beschermde persoon.]1

(l)<W 2013-03-17/14, art. 157,a223; Inwerkingtreding: 01-09-2014 (W 2014-05-12/02, art. 22)>

Art. 624. Met uitzondering van de gevallen waarin de wet uitdrukkelijk bepaalt welke rechter bevoegd is om kennis te nemen van de vordering, kan deze naar keuze van de eiser worden gebracht; 1° voor de rechter van de woonplaats van de verweerder of van één der verweerders; 2° voor de rechter van de plaats waar de verbintenissen, waarover het geschil loopt, of een ervan zijn

ontstaan of waar zij worden, zijn of moeten worden uitgevoerd; 3° voor de rechter van de woonplaats gekozen voor de uitvoering van de akte; 4° voor de rechter van de plaats waar de gerechtsdeurwaarder heeft gesproken tot de verweerder in

persoon, indien noch de verweerder noch, in voorkomend geval, een van de verweerders een woonplaats heeft in België of in het buitenland.

Art. 625. De bevoegdheid van de rechtbanken waarvan de rechtsgebieden begrensd zijn door de middellijn van een waterloop of van een verkeersweg, strekt zich uit tot de hele breedte daarvan.

Art. 626. <Opgeheven bij W 2017-07-06/24, art. 75, 260; Inwerkingtreding: 03-08-2017>

Art. 626/1.<ingevoegd bij W 2009-01-26/31, art. 5; Inwerkingtreding: 01-04-2009> De verzoeken tot homologatie zoals bedoeld in artikel 61, § 5, van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen kunnen worden gebracht voor de arbeidsrechtbank van de zetel van de vennootschap of van de hoofdinrichting van de schuldenaar.

Art. 627.Tot kennisneming van de vordering is alleen bevoegd: [1° de rechter van de woonplaats van de minderjarige of bij gebreke daarvan, van zijn verblijfplaats,

wanneer het de organisatie van en het toezicht op de voogdij betreft, behoudens hetgeen is bepaald in artikel 13, § 2, van de wet van 31 december 1851 met betrekking tot de consulaten en de consulaire rechtsmacht;] <W 2001-03-27/39, art. 5,a091; Inwerkingtreding: 01-08-2001> 2° de rechter die de rekenplichtige, geroepen om rekening en verantwoording te doen, aangesteld heeft; 3° de rechter van de plaats waar de erfenis is opengevallen, wanneer het gaat om rechtsvorderingen tot

verdeling en, tot bij de verdeling, om rechtsvorderingen tot opvordering van nalatenschappen en aile andere rechtsvorderingen tussen medeërfgenamen of legatarissen; 4° de rechter van de plaats waar de erfenis is opengevallen, voor zover de vordering is ingesteld binnen

twee jaar na het overlijden, wanneer het gaat om vorderingen ingesteld tegen de uitvoerder van de

uiterste wilsbeschikking, en vorderingen door legatarissen en schuldeisers ingesteld tegen de erfgenamen of tegen één van ben, en binnen twee jaar na de verdeling wanneer het gaat om vorderingen tot nietigverklaring of tot vernietiging van de verdeling en tot vrijwaring van de kavels; 5° [de rechter van de plaats van de namaak, wanneer het gaat om vorderingen inzake namaak

betreffende auteursrechten, naburige rechten, rechten van producenten van databanken en bescherming van kweekproducten;] <W 2007-05-10/33, art. 20, 1°, 147; Inwerkingtreding: 01-11-2007>

[6° wanneer het gaat om vorderingen ingesteld krachtens de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke, de rechter van de plaats waar de zieke wordt verzorgd of geplaatst is, of bij gebreke daarvan, de rechter van de plaats waar de zieke zich bevindt.] <W 1993-08- 06/30, art. 57,a042; Inwerkingtreding: 19-08-1993>

[Wanneer het gaat om vorderingen ingesteld krachtens de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke ten aanzien van een zieke die zijn verblijfplaats of woonplaats heeft in het gerechtelijk arrondissement Eupen, de vrederechter van de verblijfplaats of, bij gebreke daarvan, de woonplaats van de zieke of, bij gebreke daarvan, de vrederechter van de plaats waar de zieke zich bevindt. Ais de geesteszieke niet vervoerd kan worden, kan de vrederechter buiten de grenzen van zijn kanton optreden.] <W 2004-01-08/35, art. 2, 122; Inwerkingtreding: 16-01-2004> 7° de rechter van de plaats waar de akte opgemaakt is, wanneer het gaat om verbeteringen van akten

van de burgerlijke stand en de rechter van [1 de woonplaats of de zetel van de aanvrager, wanneer het gaat over aanpassingen en schrappingen van inschrijvingen, in de Kruispuntbank van Ondernemingen, in de hoedanigheid van handelaar]l; 8° de rechter van de plaats waar het dier zich bevindt, wanneer het gaat om vorderingen ingesteld op

grond van artikel 4 van de wet van 25 augustus 1855 houdende herziening van de wetgeving inzake koopvernietigende gebreken of van de plaats waar het is teruggebracht wanneer het gaat om vorderingen ingesteld op grond van artikel 5 van genoemde wet; 9° de rechter van de plaats waar de mijn, de fabriek, de werkplaats, het magazijn, het kantoor gelegen

is en in het algemeen, van de plaats die bestemd is voor de exploitatie van de onderneming, de uitoefening van het beroep of de werkzaamheid van de vennootschap, van de vereniging of van de groepering, [1 voor aile geschillen bedoeld in de artikelen 578 en 582, 3°, 4° en 15°]1 [1.a, voor de vorderingen gesteund op artikel 2 van de wet van 2 juni 2010 houdende bepalingen van het sociaal strafrecht-]1., en voor de toepassing op de werkgevers van de administratieve sancties bedoeld in artikel 583;] <W 30-06-1971 , art. 21> 10° [in het geval bepaald in artikel 588, 9°: de voorzitter van de [� ondernemingsrechtbank]� te Luik

wanneer de schade ontstaan is in de provincie Henegouwen, Namen, Luxemburg of Luik; de voorzitter van de [� ondernemingsrechtbank]� te Brussel, wanneer de schade ontstaan is in de provincie Brabant, en de voorzitter van de [� ondernemingsrechtbank]� te Antwerpen, wanneer de schade ontstaan is in de provincie Oost- ofaWest-Vlaanderen, Antwerpen of Limburg ofain de territoriale zee of in open zee], [of in de wateren die onder de soevereiniteit van een andere Staat vallen]. <W 24-06-1970a, art. 7> <W 1989- 04-11/30, art. 23, 019; Inwerkingtreding: 01-12-1989>

[11° in het geval van artikel 585, 8°, de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel]. <W 1989-04-11/30, art. 23, 019; Inwerkingtreding: 01-12-1989>

12° [...] <W 2007-05-10/33, art. 20, 2°, 147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 13° [...] <W 2007-05-10/33, art. 17, 2°, 147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> 14° [opgeheven] <W 2005-12-20/36, art. 12, 136; Inwerkingtreding: 01-01-2006> [15° de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen wanneer het gaat om vorderingen ingesteld 'op

grond van de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noord­ zee] <W 1999-04-22/47, art. 53,a083; Inwerkingtreding: 20-07-1999>

[16° de Voorzitter van de [� Ondernemingsrechtbank]� van Brussel, indien het een aanvraag betreft beoogd in [� artikel XVII. 27 van het Wetboek van economisch recht]� .] <W 2002-05-26/45, art. 13, 097;Inwerkingtreding: 20-07-2002>

[17° in het geval van artikel 588, 14°, de voorzitter van de [� ondernemingsrechtbank]� van de statutaire zetel van één van de fuserende vennootschappen of van de toekomstige Europese vennootschap.] <KB 2004-09-01/30, art. 33,a126; Inwerkingtreding: 08-10-2004>

[17° de [� familierechtbank]� van Brussel wanneer het gaat om een beroep tegen de beslissing van de centrale federale autoriteit, zoals bepaald in artikel 367-3 van het Burgerlijk Wetboek;] <W 2004-12- 27/31, art. 13, 129; Inwerkingtreding: 10-01-2005>

(NOTA: Voor de invoeging van 17° in artikel 627 heeft de wetgever geen rekening gehouden met de vroegere invoeging van 17n° in artikel 627, gebracht door KB 2004-09-01/30.)

[J. 18° de [� familierechtbank van het gerechtelijk arrondissement]� waar de verblijfplaats waarvoor het huisverbod zoals bedoeld in de wet van 15 mei 2012 betreffende het tijdelijk huisverbod ingeval van huiselijk geweld geldt, gelegen is.]J.

[.2 19° de vrederechter van het kanton waar het goed waarvoor het bevel tot ontruiming bedoeld in artikel 12 van de wet van 18 oktober 2017 betreffende het onrechtmatig binnendringen in, bezetten van of verblijven in andermans goed geldt, gelegen is.].2

(l)<W 2009-12-30/13, art. 15, 172; Inwerkingtreding: 25-01-2010> (2)<W 2010-06-06/06, art. 14, 184; Inwerkingtreding: 01-07-2011> (3)<W 2012-06-15/16, art. 4,a200; Inwerkingtreding: 01-01-2013> (4)<W 2013-12-26/36, art. 15,a220; Inwerkingtreding: 31-05-2014> (5)<W 2013-07-30/23, art. 138,a233; Inwerkingtreding: 01-09-2014, zie W 2014-05-08/02, art. 60,a002;

Inwerkingtreding: 01-09-2014> (6)<W 2017-10-18/08, art. 5,a265; Inwerkingtreding: 16-11-2017> (7)<W 2018-03-18/01, art. 47,a273; Inwerkingtreding: 01-04-2018> (8)<W 2018-04-15/14, art. 252, 291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Art. 628.Tot kennisneming van de vordering is alleen bevoegd: 1° [� onverminderd artikel 629bis]� de rechter van de plaats van de laatste echtelijke verblijfplaats of

van de woonplaats van de verweerder, wanneer het gaat om een vordering tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed (op grond van onherstelbare ontwrichting) [2en, behoudens akkoord van de partijen over de keuze van de rechtbank van een van hun huidige woonplaatsen, de rechter van de plaats van de laatste echtelijke verblijfplaats, wanneer het gaat om een vordering tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed door onderlinge toestemming]2; <W 2007-04-27/00, art. 19, 149;Inwerkingtreding: 01-09-2007> 2° [� onverminderd artikel 629bis]� (de rechter van de laatste echtelijke verblijfplaats, wanneer het

gaat om een vordering ais bedoeld in de artikelen (213), 214,a215, 216, 220, 221,a223,a224, 1395, 1420, 1421, 1422, 1426, 1442, 1463 en [10 1468]10 van het Burgerlijk Wetboek;) <W 14-07-1976 , (art. 4, § 2), art. 23> <W 24-07-1978, art. 2> 3° [1- [� Een rechter van het arrondissement]� van de verblijfplaats of, bij gebreke daaraan, van de

woonplaats van de te beschermen persoon, wanneer het een verzoek betreft bedoeld in de artikelen 490/1 [J. tot 490/2]J. of 492/1, van het Burgerlijk Wetboek. De vrederechter die een beschermingsmaatregel heeft bevolen, blijft bevoegd voor de verdere toepassing van de bepalingen van boek I, titel XI, hoofdstuk 11/1, afdelingen 3 en 4, van het Burgerlijk Wetboek, tenzij hij bij een met redenen omklede beslissing, ambtshalve of op verzoek van de beschermde persoon, diens vertrouwenspersoon of bewindvoerder, van elke belanghebbende, of van de procureur des Konings, beslist heeft de zaak uit handen te geven ten voordele van de vrederechter van het kanton van de nieuwe hoofdverblijfplaats, indien de beschermde persoon het kanton verlaat om zijn hoofdverblijfplaats duurzaam in een ander gerechtelijk kanton te vestigen. In dit geval wordt laatstgenoemde vrederechter bevoegd;]Z. 4° de rechter van de woonplaats van de notaris, wanneer het gaat om een vordering tot begroting van

notariskosten; 5° de rechter van de maatschappelijke zetel van de mutualiteitsvereniging of van de vereniging zonder

winstoogmerk waarvan de ontbinding wordt geëist; 6° de rechter van de zetel van de instelling van openbaar nut, wanneer het gaat om een vordering tot

afzetting van beheerders; 7° de rechter van de woonplaats van de opposant, inzake het onopzettelijk verlies van het bezit van

effecten aan toonder, of, wanneer de opposant geen woonplaats heeft in België, de rechter van de maatschappelijke zetel van de schuldplichtige instelling; 8° (de rechter van de woonplaats van de consument, wanneer het gaat om een vordering betreffende

een kredietovereenkomst geregeld bij de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (met inbegrip van de verzoeken tot het toestaan van betalingsfaciliteiten en de verzoeken inzake borgtocht bij kredietovereenkomsten.).) <W 1991-06-12/30, art. 114, § 4,a029; Inwerkingtreding: 22-10-1991> <W 2003-03-24/40, art. 78, 115; Inwerkingtreding: 01-01-2004> 9° (de rechter van de plaats waar het kind zijn hoofdverblijf heeft, wanneer het gaat om een vordering

ais bedoeld in [1 artikel 11, § 2,]1 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, of van de plaats waar degene die de verklaring aflegt zijn hoofdverblijf heeft, [1 wanneer het gaat om een verklaring ais bedoeld in artikel 12bis of om verklaringen of verzoeken op grond van de artikelen 24, 26 en 28 van hetzelfde Wetboek]1 (of van de hoofdverblijfplaats van degene die op grond van artikel 5 van hetzelfde Wetboek zich een akte van bekendheid laat verschaffen ter vervanging van een akte van geboorte).) <W 1991-06-13/31, art. 7, §2, 030; Inwerkingtreding: 01-01-1992> <W 2000-03-01/46, art. 3, 086;Inwerkingtreding: 01-05-2000> 10° de rechter van de woonplaats van de verzekeringnemer, wanneer het gaat om geschillen over een

verzekeringscontract, ongeacht het voorwerp van het contract, onverminderd de bepalingen tot regeling van de zeeverzekering en die welke betrekking hebben op de schadevergoeding wegens arbeidsongevallen; 11° de rechter in wiens rechtsgebied de thuishaven ligt van het schip of vaartuig, wanneer het gaat om

vorderingen betreffende de schadevergoeding wegens arbeidsongevallen van zeelieden of rechthebbenden; 12° de rechter van de woonplaats van de koper, wanneer het gaat om geschillen betreffende verkoop

van zaden, meststoffen en veevoeder, indien de koper geen daad van koophandel heeft gesteld; 13° de rechter van de maatschappelijke zetel of van de hoofdplaats van vestiging van de vennootschap,

wanneer het gaat om geschillen (bedoeld in artikel 574, 1°,) en, zelfs na de ontbinding van de vennootschap, wanneer het gaat om de verdeling van de daaruit ontstane verbintenissen voor zover de rechtsvordering wordt ingesteld binnen twee jaar na de verdeling; <W 1999-05-07/70, art. 3, 084;Inwerkingtreding: 05-09-1999> 14° de rechter van de woonplaats van de verzekeringsplichtige, de verzekerde of van de rechthebbende,

wanneer het gaat om betwistingen bedoeld (in de (((artikelen 580, 2°, 3°, 6°, 7°, 8°), 9°), 10° (11° en 12°)), 581, 582, 1° en 2°, en voor de betwistingen betreffende de toepassing op de zelfstandigen van de administratieve sancties bedoeld in artikel 583) en de rechter van de woonplaats van de uitkeringsgerechtigde, wanneer het gaat om betwistingen bedoeld in artikel 579. <W 12-05-1971, art. 4, 1°> <W 30-06-1971, art. 22> <W 20-06-1975, art.a11> <W 22-12-1977, art.a166, § 3> <W 1989-07-06/30, art. 47,a017; Inwerkingtreding: 01-06-1989> Indien de verzekeringsplichtige, de verzekerde of de rechthebbende in België geen woonplaats heeft of

er geen meer heeft, wordt de territoriale bevoegdheid bepaald door zijn laatste verblijfplaats of zijn laatste woonplaats in België. (Indien de verzekeringsplichtige of de verzekerde in België geen verblijfplaats of geen woonplaats heeft gehad, wordt de territoriale bevoegdheid bepaald door de plaats van zijn laatste tewerkstelling in België) <W 12-05-1971, art. 4, 2°> (Ten aanzien van de lasthebbers van vennootschappen, Europese economische

samenwerkingsverbanden of economische samenwerkingsverbanden die uitsluitend of hoofdzakelijk in het buitenland verblijven, wordt de territoriale bevoegdheid bepaald door de plaats waar de vennootschap of het samenwerkingsverband in België zijn hoofdvestiging heeft;) <W 1989-07-12/36, art. 19, 1°, 018; Inwerkingtreding: 01-07-1989> 15° (de rechter van de plaats van de bedrijfszetel van de hourder ais de bedrijfszetel zich in België

bevindt, de rechter van de plaats waar het gepachte goed gelegen is ais de bedrijfszetel zich in het buitenland bevindt, wanneer het gaat om betwistingen inzake pacht;) <W 1988-11-07/43, art. 42, 016;Inwerkingtreding: 1988-12-16> (16° de rechter van de zetel of de hoofdvestiging van het samenwerkingsverband, ais het gaat om

betwistingen tussen leden van een Europees economisch samenwerkingsverband of van een economisch samenwerkingsverband, tussen zaakvoerders, tussen zaakvoerder(s) en leden, tussen vereffenaars,

tussen vereffenaars en leden, of tussen leden, zaakvoerder(s) en vereffenaars, alsook van elke vordering tot ontbinding van een samenwerkingsverband.) <W 1989-07-12/36, art. 19, 2°, 018; Inwerkingtreding

:01-07-1989> (17° de recbter van de woonplaats van de scbuldenaar, op bet ogenblik waarop de vordering wordt

ingediend, wanneer bet een vordering betreft bedoeld in artikel 1675/2.) <W 1998-07-05/58, art. 2, 062;Inwerkingtreding: 01-01-1999> <W 2003-03-13/62, art. 3, 119; Inwerkingtreding: 01-09-2005> ((18°) [� onverminderd artikel 629bis]� de recbter van de laatste gemeenscbappelijke verblijfplaats van

de wettelijk samenwonenden, wanneer bet gaat om een vordering ais bedoeld in artikel 1479 van bet Burgerlijk Wetboek.) <W 1998-07-05/58, art. 5,a067; Inwerkingtreding: 01-01-2000> <W 2003-03-17/32, art. 2, 113; Inwerkingtreding: 01-09-2003>

(19° de recbter van de woonplaats van de onderboudsgerecbtigde wanneer bet gaat om een aanvraag tot tegemoetkoming bedoeld in de wet van 21 februari 2003 tot opricbting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën.) <W 2003-03-17/32, art. 2,a113; Inwerkingtreding: 01-09- 2003>

(19° de recbter van de woonplaats of van de gewone verblijfplaats van de adoptant, van de adoptanten of van een van ben, in geval van een verzoek boudende vaststelling van de gescbiktbeid om te adopteren; 20° de recbter van de woonplaats of van de gewone verblijfplaats van bet kind, in geval van een

verzoek tot vaststelling van de adopteerbaarbeid; 21° de recbter van de woonplaats of van de gewone verblijfplaats van de adoptant, van de adoptanten

of van een van ben, in geval van een verzoek tot adoptie; bij gebreke daarvan, de recbter van de woonplaats of van de gewone verblijfplaats van de geadopteerde; bij gebreke daarvan, de recbter van de plaats waar de adoptant of de adoptanten keuze van woonplaats doen; 22° de recbter van de woonplaats of van de gewone verblijfplaats van de verweerder of van een van de

verweerders in geval van een verzoek tot berroeping van een gewone adoptie of tot berziening van een adoptie; bij gebreke daarvan, de recbter te Brussel;) <W 2003-03-13/62, art. 3, 119; Inwerkingtreding :01-09-2005>

23° [� de recbter van de laatste woonplaats in België van de verdwenen, afwezige of vermoedelijk afwezige persoon, dan wel, indien deze nooit een woonplaats in België beeft gebad en naar gelang van bet geval, de vrederecbter van bet eerste kanton van Brussel of de recbter van bet arrondissement Brussel.]� (24° de recbter van de plaats waar de in artikel 62bis van bet Burgerlijk Wetboek bedoelde persoon

aangifte beeft gedaan teneinde een akte [1 van aanpassing van de registratie van bet geslacbt]1 te laten opmaken.) <W 2007-05-09/50, art. 2, 154; Inwerkingtreding: 01-09-2007>

[-4 25° de recbter van de woonplaats van de verweerder wanneer een leverancier van elektriciteit, gas, warmte of water of een persoon die een openbaar elektroniscb communicatienetwerk, een omroeptransmissie- of omroepdienst aanbiedt een vordering tot betaling van een geldsom instelt tegen een natuurlijke persoon die geen onderneming is ais bedoeld in artikel 573, eerste lid, 1°, omdat deze in gebreke blijft een levering van een nutsvoorziening door de biervoor vermelde leverancier of persoon te betalen.]-4

[2 In de gevallen bedoeld in bet eerste lid, 9°, zijn alleen de familierecbtbanken te Brussel bevoegd wanneer de belangbebbende zijn boofdverblijf niet of niet meer in België beeft.].2

(l)<W 2012-12-04/04, art. 29,a202; Inwerkingtreding: 01-01-2013> (2)<W 2013-03-17/14, art. 158,a223; Inwerkingtreding: 01-09-2014 (W 2014-05-12/02, art. 22)> (3)<W 2014-04-25/23, art. 204, 224; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (4)<W 2014-03-26/33, art. 12,a230; Inwerkingtreding: 01-07-2014> (5)<W 2013-07-30/23, art. 139,a233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (6)<W 2017-07-06/24, art. 76, 260; Inwerkingtreding: 03-08-2017> (7)<W 2017-06-25/03, art. 7,a269; Inwerkingtreding: 01-01-2018> (8)<W 2017-12-25/08, art. 27,a270; Inwerkingtreding: 01-01-2018> (9)<W 2018-05-25/02, art. 29,a285; Inwerkingtreding: 01-09-2018> (lO)<W 2018-07-22/01, art. 52,a286; Inwerkingtreding: 01-09-2018>

Art. 628 VLAAMS GEWEST. Tot kennisneming van de vordering is alleen bevoegd:

f- onverminderd artikel 629bis]S- de rechter van de plaats van de laatste echtelijke verblijfplaats of van de woonplaats van de verweerder, wanneer het gaat om een vordering tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed (op grond van onherstelbare ontwrichting) f- en, behoudens akkoord van de partijen over de keuze van de rechtbank van een van hun huidige woonplaatsen, de rechter van de plaats van de laatste echtelijke verblijfplaats, wanneer het gaat om een vordering tot echtscheiding ofntot scheiding van tafel en bed door onderlinge toestemmingj2; <W 2007-04-27/00, art 19,n149; Inwerkingtreding: 01-09-2007>

° l2 ·· onverminderd artikel 629bis]Î (de rechter van de laatste echtelijke verblijjj,laats, wanneer het gaat om een vordering ais bedoeld in de artikelen (213), 214,n215,n216,n220,n221,n223,n224, 1395, 1420, 1421, 1422, 1426, 1442, 1463 en {10 1468)1° van het Burgerlijk Wetboek;) <W 14-07-1976n, (art 4, § 2), art 23> <W 24- 07-1978, art 2>

3° [2- p.Ben rechter van het arrondissement]B. van de verblijfj,laats of, bij gebreke daaraan, van de woonplaats van de te beschermen persoon, wanneer het een verzoek betreft bedoeld in de artikelen 490/1 F-tot 49012]1 of 49211, van het Burgerlijk Wetboek. De vrederechter die een beschermingsmaatregel heeft bevolen, blijft bevoegd voor de verdere toepassing van de bepalingen van boek I, titel XI, hoofdstuk /Ill, afdelingen 3 en 4, van het Burgerlijk Wetboek, tenzij hij bij een met redenen omklede beslissing, ambtshalve of op verzoek van de beschermde persoon, diens vertrouwenspersoon of bewindvoerder, van elke belanghebbende, of van de procureur des Konings, beslist heeft de zaak uit handen te geven ten voordele van de vrederechter van het kanton van de nieuwe hoofdverblijfj,laats, indien de beschermde persoon het kanton verlaat om zijn hoofdverblijfplaats duurzaam in een ander gerechtelijk kanton te vestigen. In dit eval wordt laatstgenoemde vrederechter bevoegd;jl. 4° de rechter van de woonplaats van de notaris, wanneer het gaat om een vordering tot begroting van

notariskosten; de rechter van de maatschappelijke zetel van de mutualiteitsvereniging of van de vereniging zonder

winstoogmerk waarvan de ontbinding wordt geëist; 6° de rechter van de zetel van de instelling van openbaar nut, wanneer het gaat om een vordering tot

afzetting van beheerders; de rechter van de woonplaats van de opposant, inzake het onopzettelijk verlies van het bezit van effecten

aan toonder, of, wanneer de opposant geen woonplaats heeft in België, de rechter van de maatschappelijke zetel van de schuldplichtige instelling;

8° (de rechter van de woonplaats van de consument, wanneer het gaat om een vordering betreffende een kredietovereenkomst geregeld bij de wet van 12juni 1991 op het consumentenkrediet (met inbegrip van de verzoeken tot het toestaan van betalingsfaciliteiten en de verzoeken inzake borgtocht bij kredietovereenkomsten.).) <W 1991-06-12/30, art 114, § 4, 029; Inwerkingtreding: 22-10-1991> <W 2003- 03-24/40, art 78, 115; Inwerkingtreding: 01-01-2004> 9° (de rechter van de plaats waar het kind zijn hoofdverblijfheeft, wanneer het gaat om een vordering ais

bedoeld in [l artikel 11, § 2,jl van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, of van de plaats waar degene die de verklaring aflegt zijn hoofdverblijfheeft, [l wanneer het gaat om een verklaring ais bedoeld in artikel 12bis of om verklaringen of verzoeken op grond van de artikelen 24, 26 en 28 van hetzelfde Wetboekjl (of van de hoofdverblijfplaats van degene die op grond van artikel 5 van hetzelfde Wetboek zich een akte van bekendheid laat verschaffen ter vervanging van een akte van geboorte).) <W 1991-06-13/31, art. 7, §2, 030;/nwerkingtreding: 01-01-1992> <W 2000-03-01/46, art 3, 086; Inwerkingtreding: 01-05-2000> 10° de rechter van de woonplaats van de verzekeringnemer, wanneer het gaat om geschillen over een

verzekeringscontract, ongeacht het voorwerp van het contract, onverminderd de bepalingen tot regeling van de zeeverzekering en die welke betrekking hebben op de schadevergoeding wegens arbeidsongevallen; 11° de rechter in wiens rechtsgebied de thuishaven ligt van het schip of vaartuig, wanneer het gaat om

vorderingen betreffende de schadevergoeding wegens arbeidsongevallen van zeelieden of rechthebbenden; 12° de rechter van de woonplaats van de koper, wanneer het gaat om geschillen betreffende verkoop van

zaden, meststoffen en veevoeder, indien de koper geen daad van koophandel heeft gesteld; 13° de rechter van de maatschappelijke zetel of van de hoofdplaats van vestiging van de vennootschap,

wanneer het gaat om geschillen (bedoeld in artikel 574,1°,) en,zelfs na de ontbinding van de vennootschap, wanneer het gaat om de verdeling van de daaruit ontstane verbintenissen voor zover de rechtsvordering wordt ingesteld binnen tweejaar na de verdeling; <W 1999-05-07/70,art. 3,084; Inwerkingtreding: 05-09- 1999> 14° de rechter van de woonplaats van de verzekeringsplichtige,de verzekerde {11 , begunstigde,zoals edefinieerd in artikel 3,§ 3,1°,van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader

van het gezinsbeleid]11 of van de rechth ebbende,wanneer het gaat om betwistingen bedoeld (in de (((artikelen 580,2°,3°,6°,7°,8°) ,9°) ,10° (11° en 12°)),581,582,1° en 2°,en voor de betwis tingen betreffende de toepassing op de zelfstandigen van de administratieve sancties bedoeld in artikel 583) en de rechter van de woonplaats van de uitkeringsgerechtigde,wanneer het gaat om betwistingen bedoeld in artikel 579. <W 12-05-1971,art. 4,1°> <W 30-06-1971 ,art. 22> <W 20-06-1975,art. 11> <W 22-12-1977, art. 166,§ 3> <W 1989-07-06/30,art. 47,017; Inwerkingtreding: 01-06-1989> Indien de verzekeringsplichtige,de verzekerde{11 , begunstigde,zoals gedefinieerd in artikel 3,§ 3,1°,van

het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid]11 of de rechth ebbende inBelgië geen woonplaats heeft of er geen meer heeft,wordt de territoriale bevoegdheid bepaald door zijn laatste verblijjjJlaats of zijn laatste woonplaats in België. (Indien de verzekeringsplichtige of de verzekerde inBelgië geen verblijfplaats of geen woonplaats heeft gehad,wordt de territoriale bevoegdheid bepaald door de plaats van zijn laatste tewerkstelling inBelgië) <W 12-05-1971,art 4,2°> (Ten aanzien van de lasthebbers van vennootschappen,Europese economische samenwerkingsverbanden

of economis che samenwerkingsverbanden die uitsluitend of hoofdzakelijk in het buitenland verblijven, wordt de territoriale bevoegdheid bepaald door de plaats waar de vennootschap of het samenwerkingsverband inBelgië zijn hoofdvestiging heeft;) <W 1989-07-12/36,art. 19,1°, 018;Inwerkingtreding: 01-07-1989> 15° (de rechter van de plaats van de bedrijfsazetel van de huurder ais de bedrijfszetel zich inBelgië bevindt,

de rechter van de plaats waar het gepachte goed gelegen is ais de bedrijfszetel zich in het buitenland bevindt, wanneer het gaat om betwistingen inzake pacht;) <W 1988-11-07/43,art. 42,016; Inwerkingtreding: 1988- 12-16> (16° de rechter van de zetel of de hoofdvestiging van het samenwerkingsverband,ais het gaat om

betwistingen tussen leden van eenEuropees economisch samenwerkingsverband of van een economisch samenwerkingsverband,tussen zaakvoerders,tussen zaakvoerder(s) en leden,tussen vereffenaars,tussen vereffenaars en leden,of tussen leden,zaakvoerder(s) en vereffenaars,alsook van elke vordering tot ontbainding van een samenwerkingsverband.) <W 1989-07-12/36,art. 19,2°,018; Inwerkingtreding: 01-07- 1989> (17° de rechter van de woonplaats van de schuldenaar,op het ogenblik waarop de vordering wordt

ingediend,wanneer het een vordering betreft bedoeld in artikel 167512.) <W 1998-07-05/58,art. 2, 062;Inwerkingtreding: 01-01-1999> <W 2003-03-13/62,art. 3,119; Inwerkingtreding: 01-09-2005> ((18°) f- onverminderd artikel 629bis]Ï de rechter van de laatste gemeenschappelijke verblijfplaats van de

wettelijk samenwonenden,wanneer het gaat om een vordering ais bedoeld in artikel 1479 van het Burgerlijk Wetboek.) <W 1998-07-05/58,art. 5,067; Inwerkingtreding: 01-01-2000> <W 2003-03-17/32,art 2, 113;Inwerkingtreding: 01-09-2003> (19° de rechter van de woonplaats van de onderhoudsgerechtigde wanneer het gaat om een aanvraag tot

tegemoetkoming bedoeld in de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van eenDienst voor alimentatievaorderingen bij de FOD Financiën.) <W 2003-03-17/32,art. 2,113; Inwerkingtreding: 01-09- 2003> (19° de rechter van de woonplaats of van de gewone verblijjjJlaats van de adoptant,van de adoptanten of

van een van hen,in geval van een verzoek houdende vaststelling van de geschikth eid om te adopteren; 20° de rechter van de woonplaats of van de gewone verblijfplaats van het kind,in geval van een verzoek tot

vaststelling van de adopteerbaarheid; 21° de rechter van de woonplaats of van de gewone verblijfplaats van de adoptant,van de adoptanten of

van een van hen,in geval van een verzoek tot adoptie; bij gebreke daarvan,de rechter van de woonplaats of van de gewone verblijfplaats van de geadopteerde; bij gebreke daarvan,de rechter van de plaats waar de adoptant of de adoptanten keuze van woonplaats doen; 22° de rechter van de woonplaats of van de gewone verblijfplaats van de verweerder of van een van de

verweerders in geval van een verzoek tot herroeping van een gewone adoptie ofatot herziening van een adoptie; bij gebreke daarvan,de rechter teBrussel;) <W 2003-03-13/62,art. 3,119; Inwerkingtreding: 01- 09-2005> 23° f- de rechter van de laatste woonplaats inBelgië van de verdwenen,afwezige of vermoedelijk afwezige ersoon,dan wel,indien deze nooit een woonplaats inBelgië heeft gehad en naar gelang van het geval,de

vrederechter van het eerste kanton vanBrussel of de rechter van het arrondissementBrussel.Ji (24° de rechter van de plaats waar de in artikel 62bis van hetBurgerlijk Wetboek bedoelde persoon

aangifte heeft gedaan teneinde een akte [Z van aanpassing van de registratie van het geslacht]Z te laten opmaken.) <W 2007-05-09/50. art. 2,154; Inwerkingtreding: 01-09-2007> f- 25° de rechter van de woonplaats van de verweerder wanneer een leverancier van elektriciteit,gas,

warmate of water of een persoon die een openbaar elektronisch communicatienetwerk,een omroeptransmissie- of omroepdienst aanbiedt een vordering tot betaling van een geldsom instelt tegen een natuurlijke persoon die geen onderneming is ais bedoeld in artikel 573,eerste lid,1°,omdat deze in gebreke blijft een levering van een nutsvoorziening door de hiervoor vermelde leverancier of persoon te betalen.}1- p.In de gevallen bedoeld in het eerste lid,9°,zijn alleen de familierechtbanken teBrussel bevoegd

wanneer de belanghebbende zijn hoofdverblijf niet of niet meer inBelgië heeft.J.i.

(l)<W 2012-12-04/04,art. 29,202; Inwerkingtreding: 01-01-2013> (2)<W 2013-03-17/14,art. 158,223; Inwerkingtreding: 01-09-2014 (W 2014-05-12/02,art. 22)> (3)<W 2014-04-25/23,art. 204,224; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (4)<W 2014-03-26/33,art. 12,230; Inwerkingtreding: 01-07-2014> (5)<W 2013-07-30/23,art. 139,233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (6)<W 2017-07-06/24,art. 76,260; Inwerkingtreding: 03-08-2017> (7)<W 2017-06-25/03,art. 7,269; Inwerkingtreding: 01-01-2018> (8)<W 2017-12-25/08,art. 27,270; Inwerkingtreding: 01-01-2018> (9)<W 2018-05-25/02,art. 29,285; Inwerkingtreding: 01-09-2018> (l0)<W 2018-07-22/01,art. 52,286; Inwerkingtreding: 01-09-2018> (ll)<DVR 2018-04-27/27,art. 197,299; Inwerkingtreding: 01-01-2019>

Art. 629.Alleen de rechter van de plaats waar het goed gelegen is,heeft bevoegdheid om van de vordering kennis te nemen,wanneer het betreft:

1° (Vorderingen aangaande zakelijke rechten op onroerende goederen en vorderingen aangaande aangelegenheden opgesomd in artikel 591,1°,2°,(2°bis,) 3°,4°,5°,6°,9°,10°,11°,12°,13° [1 ...]n1 en 18° (en 20°) met uitzondering van vorderingen inzake pacht.) <W 10-01-1977,art. 6> <DWG 1985-10-11/33, art. 7,008> <W 1994-06-30/34,art. 10,047; Inwerkingtreding: 1995-08-01>

(NOTA: Voornde Vlaamse Gemeenschap werd de tekst van artikel 629,1°,Ll,bij DVR van 24-01-1984, art. 19 door de volgende tekst vervangen:

"1° Vorderingen aangaande zakelijke rechten op onroerende goederen en vorderingen aangaande aangelegenheden opgesomd in artikel 591,1° ... met ...")

Indien het onroerend goed waarop de vordering betrekking heeft,in verschillende gerechtelijke kantons of arrondissementen gelegen is,kan de vordering worden gebracht voor de rechter van de plaats waar een gedeelte van het onroerend goed gelegen is;

2° vorderingen ingesteld op grond van de artikelen 27,77 en 93 van de wet van 16 december 1851 tot herziening van de rechtsregeling van de hypotheek;

3° vorderingen ingesteld op grond van de wet van 17 april 1835 op de onteigening ten algemenen nutte en vorderingen ingesteld op grond van artikel 8 van de wetten op de onteigening bij stroken voor werken van gemeentelijk belang,gecoordineerd op 15 november 1867; 4° vorderingen ingesteld op grond van artikel 7 van de wet van 28 juni 1930,betreffende onteigening

bij stroken van algemeen of provinciaal belang; 5° vorderingen ingesteld op grond van de wet van 10 mei 1926 tot instelling van een rechtspleging bij

dringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte en van de wet van 26 juli 1962

betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte. (6° wanneer het gaat om een vordering tot het verkrijgen van betalingsfaciliteiten zoals geregeld bij de

wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet.) <W 1992-08-04/31, art. 59, § 3, 035;Inwerkingtreding: 1993-01-01>

[1 7° vorderingen ingesteld op grond van de wet van 16 mei 1900 tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen en vorderingen ingesteld op grond van de wet van 29 augustus 1988 op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit]l

(l)<W 2013-07-30/23, art. 140,a233; Inwerkingtreding: 01-09-2014, voir W 2014-05-08/02, art. 61,a002; Inwerkingtreding: 01-09-2014>

Art. 629 WAALS GEWEST. Aileen de rechter van de plaats waar het goed gelegen is, heeft bevoegdheid om van de vordering kennis te

nemen, wanneer het betreft: 1° (Vorderingen aangaande zakelijke rechten op onroerende goederen en vorderingen aangaande

aangelegenheden opgesomd in artikel 591, 1°, 2°, (2°bis,) 3°, 4°, 5°,6°, 9°, 10°, 11°, 12°, 13° [l •••jl en 18° (en 20°) met uitzondering van vorderin gen inzake pacht.) <W 10-01-1977, art. 6> <DWG 1985-10-11/33, art. 7, 008> <W 1994-06-30/34, art. 10, 047; Inwerkingtreding: 1995-08-01> Indien het onroerend goed waarop de vordering betrekking heeft, in verschillende gerechtelijke kantons of

arrondissementen gelegen is, kan de vorderin g worden gebracht voor de rechter van de plaats waar een edeelte van het onroerend goed gelegen is; 2° vorderin gen ingesteld op grond van de artikelen 27, 77 en 93 van de wet van 16 december 1851 tot

herziening van de rechtsregeling van de hypoth eek; 1a° 12. •••]2- 40 12. •••JJ. [2- vorderingen ingesteld op grond van het decreet van 22 november 2018 betreffende de

onteigeningsprocedure;JJ. (60 wanneer het gaat om een vordering tot het verkrijgen van betalingsfaciliteiten zoals geregeld bij de wet

van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet.) <W 1992-08-04/31, art. 59, § 3, 035; Inwerkingtreding :1993-01-01>

[l vorderingen ingesteld op grond van de wet van 16 mei 1900 tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen en vorderingen ingesteld op grond van de wet van 29 augustus 1988 op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteitjl

(l)<W 2013-07-30/23, art. 140,a233; Inwerkingtreding: 01-09-2014, voir W 2014-05-08/02, art. 61,a002; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (2)<DWG 2018-11-22/12, art. 69,a305; Inwerkingtreding: 01-07-2019>

Art. 629 VLAAMS GEWEST. Aileen de rechter van de plaats waar het goed gelegen is, heeft bevoegdheid om van de vordering kennis te

nemen, wanneer het betreft: 1° (Vorderingen aangaande zakelijke rechten op onroerende goederen en vorderingen aangaande

aangelegenheden opgesomd in artikel 591, 1a°, 2°, (2°bis,) 3°, 4°, 5°,6°, 9°, 10°, 11°, 12°, 13° [l ...jl en 18° (en 20°) met uitzondering van vorderin gen inzake pacht.) <W 10-01-1977, art. 6> <DWG 1985-10-11/33, art. 7, 008> <W 1994-06-30/34, art. 10, 047; Inwerkingtreding: 1995-08-01> (NOTA : Voor de Vlaamse Gemeenschap werd de tekst van artikel 629, 1°,Ll, bij DVR van 24-01-1984, art.

19 door de volgende tekst vervangen: "1° Vorderingen aangaande zakelijke rechten op onroerende goederen en vorderingen aangaande

aangelegenheden opgesomd in artikel 591, 1a° • • • met••• '') Indien het onroerend goed waarop de vordering betrekking heeft, in verschillende gerechtelijke kantons of

arrondissementen gelegen is,kan de vordering worden gebracht voor de rechter van de plaats waar een edeelte van het onroerend goed gelegen is; 2° vorderin gen ingesteld op grond van de artikelen 27,77 en 93 van de wet van 16 december 1851 tot

herziening van de rechtsregeling van de hypoth eek; 3° vorderinagen ingesteld op grond van de wet van 17 april 1835 op de onteigening ten algemenen nutte en

vorderingen ingesteld op grond van artikel 8 van de wetten op de onteigening bij stroken voor werken van emeentelijk belang,gecoordinaeerd op 15 november 1867; 4° vorderinagen ingesteld op grond van artikel 7 van de wet van 28juni 1930,betreffende onteigening bij

stroken van algemeen of provinciaal belang; 5° vorderin gen ingesteld op grond van de wet van 10 mei 1926 tot instelling van een rechtspleging bij

dringende omstandighaeden inzake onteigening ten algemenen nutte en van de wet van 26juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte. (6° wanneer het gaat om een vordering tot het verkrijgen van betalingsfaciliteiten zoals geregeld bij de wet

van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet.) <W 1992-08-04/31,art. 59,§ 3,035; Inwerkingtreding :1993-01-01>

[l vorderingen ingesteld op grond van de wet van 16 mei 1900 tot wijzigin g van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen en vorderingen ingesteld op grond van de wet van 29 augustus 1988 op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit;Jl [2. 8° vorderingen ingesteld op grond van het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24februari 2017.)2-

(l)<W 2013-07-30/23,art. 140,233; Inwerkingtreding: 01-09-2014,voir W 2014-05-08/02,art. 61,002; Inwerkingtreding: 01-09-2014>

(2)<DVR 2017-02-24/22,art. 82,275; Inwerkingtreding: 01-01-2018>

Art. 629bis. [1 § 1. De vorderingen tussen partijen die hetzij gehuwd zijn of geweest zijn,hetzij wettelijk samenwonenden zijn of geweest zijn,alsook de vorderingen aangaande gemeenschappelijke kinderen van partijen of goederen van die kinderen [J en de vorderingen met betrekking tot het in artikel 375bis van het Burgerlijk Wetboek bedoelde persoonlijke contact]nJ of aangaande kinderen waarvan de afstamming slechts ten aanzien van één van de ouders is vastgesteld,worden voor de familierechtbank gebracht waarbij reeds een vordering voor de aangelegenheden ais bedoeld in artikel 572bis aanhangig is gemaakt.

§ 2. De vorderingen aangaande het ouderlijk gezag,de verblijfsregeling en de onderhoudsverplichtingen voor een minderjarig kind worden voor de familierechtbank van de woonplaats van de minderjarige gebracht,of,bij ontstentenis,van de gewone verblijfplaats van de minderjarige.

Indien de minderjarige geen woonplaats of geen gewone verblijfplaats heeft,is de familierechtbank van Brussel bevoegd om kennis te nemen van de vordering.

In zaken waarin de partijen verscheidene gemeenschappelijke minderjarige kinderen hebben,wier woonplaatsen,of bij ontstentenis,gewone verblijfplaatsen,verschillend zijn,is de familierechtbank waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt,bevoegd om door samenhang,krachtens artikel 634, kennis te nemen van het geheel van de vorderingen van de partijen.

[J § 2/1. De vorderingen aangaande de afstamming worden voor de familierechtbank van de woonplaats of,bij ontstentenis,van de gewone verblijfplaats van het kind gebracht.

Indien het kind geen woonplaats of gewone verblijfplaats heeft,is de familierechtbank van Brussel bevoegd om kennis te nemen van de vordering.

Het begrip "gewone verblijfplaats" moet worden opgevat in de zin van artikel 4,§ 2,van het Wetboek van Internationaal privaatrecht.]J

[-4 § 2/2. De vorderingen tot opheffing van het verbod een huwelijk aan te gaan bedoeld in de artikelen 164 en 353-13 van het Burgerlijk Wetboek worden voor de familierechtbank van de woonplaats of,bij ontstentenis daarvan,van de verblijfplaats van een van de toekomstige echtgenoten gebracht.

Indien de toekomstige echtgenoten geen woonplaats of geen verblijfplaats hebben in België,is de

familierechtbank van Brussel bevoegd om kennis te nemen van de vordering.]� § 3 De zaken aangaande de akten van de burgerlijke stand, de zaken ais bedoeld in de artikelen

633sexies en 633septies, de zaken aangaande een adoptie of aangaande erfopvolgingen, testamenten en schenkingen worden voor de familierechtbank gebracht die krachtens dit Wetboek bevoegd is.

§ 4. Behalve de vorderingen ais bedoeld in § 2, kunnen de vorderingen aangaande de onderhoudsverplichtingen ais bedoeld in [1 artikel 572bis, 7° ]1, voor de familierechtbank van de woonplaats van de eiser worden gebracht, met uitzondering van de vorderingen die strekken om die onderhoudsverplichtingen te verminderen of op te heffen.

§ 5. Behalve de vorderingen aangaande de §§ 1 tot 4, worden de vorderingen voor de familierechtbank van de woonplaats van de verweerder of van de laatste echtelijke [1 of van de laatste gemeenschappelijke woonplaats van de wettelijke samenwonenden]1 verblijfplaats gebracht.

§ 6. Onder voorbehoud van § 1, vallen de zaken met verscheidene vorderingen, waarvan er minstens een in § 2 wordt bedoeld, onder de territoriale bevoegdheid van de familierechtbank van de woonplaats of van de gewone verblijfplaats van de minderjarige.

§ 7. Indien het belang van het kind het vereist, beslist de familierechtbank het dossier door te verwijzen naar de familierechtbank van een ander arrondissement.

[l De familierechtbank kan beslissen om de zaak te verwijzen naar de familierechtbank van een ander arrondissement indien daar een jeugddossier werd samengesteld of indien de goede rechtsbedeling een dergelijke verwijzing vereist. De verwijzing naar een ander arrondissement waar een jeugddossier werd samengesteld, gebeurt op verzoek van een partij of van het openbaar ministerie.]l

De beslissing waarin het eerste en het tweede lid voorzien, wordt met redenen omkleed en er kan geen enkel rechtsmiddel tegen worden aangewend.

§ 8. Onder voorbehoud van § 1 kunnen de partijen in onderling overleg bepalen welke familierechtbank bevoegd zal zijn om hun familiedossier te behandelen.]1

(l)<Ingevoegd bij W 2013-07-30/23, art. 141, 233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (2)<W 2014-05-08/02, art. 62,a002; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (3)<W 2017-07-06/24, art. 77,a260; Inwerkingtreding: 03-08-2017> (4)<W 2018-12-21/09, art. 121,a294; Inwerkingtreding: 10-01-2019>

Art. 629ter. [1 De bevoegde rechtbank is de jeugdrechtbank bedoeld in artikel 44 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een ais misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade.]1

(l)<Ingevoegd bij W 2013-07-30/23, art. 142, 233; Inwerkingtreding: 01-09-2014>

Art. 629guater. [1 In de zaken betreffende minderjarigen wordt de territoriale bevoegdheid van de vrederechter bepaald door de woonplaats van de minderjarige en, bij gebrek aan een woonplaats, door de gewone verblijfplaats van de minderjarige.]1

(l)<Ingevoegd bij W 2013-07-30/23, art. 143, 233; Inwerkingtreding: 01-09-2014>

Art. 630.Van rechtswege nietig is iedere overeenkomst die in strijd is met de bepalingen van de artikelen 627, 628, 629 [1 , 629bis]1 en dagtekent van vo6r het ontstaan van het geschil.

(Lid 2 opgeheven) <W 1998-05-19/45, art. 2, 063; Inwerkingtreding: 17-08-1998> Van de verweerder die niet verschijnt, wordt vermoed dat hij de bevoegdheid afwijst van de rechter

voor wie de zaak aanhangig is.

(l)<W 2013-07-30/23, art. 144,a233; Inwerkingtreding: 01-09-2014, voir W 2014-05-08/02, art. 63,a002; Inwerkingtreding: 01-09-2014>

Art. 631. <Opgeheven bij W 2017-08-11/14,art.n18,276; Inwerkingtreding: 01-05-2018>

Art. 632. <W 1999-03-23/30,art. 7,072; Inwerkingtreding: 06-04-1999> Ieder geschil betreffende de toepassing van een belastingwet staat ter kennisneming van de rechter die zitting houdt ter zetel van het Hof van beroep in wiens rechtsgebied het kantoor gelegen is waar de belasting is of moet worden geïnd of,indien het geschil geen verband houdt met de inning van een belasting,in wiens gebied de belastingdienst is gevestigd die de bestreden beschikking heeft getroffen. Wanneer evenwel de procedure in het Duits wordt gevoerd,is alleen de rechtbank van eerste aanleg van Eupen bevoegd.

De Koning kan andere rechters in het rechtsgebied van het Hof van beroep aanwijzen,die kennis nemen van geschillen betreffende de toepassing van een belastingwet. Hij bepaalt het gebied waarbinnen de rechter territoriaal bevoegd is.

Art. 632bis. [1 Procedures tot erkenning van de status van staatloze behoren tot de bevoegdheid van de familierechtbank die zitting houdt ter zetel van het bof van beroep in wiens rechtsgebied de verzoeker zijn woonplaats of zijn verblijfplaats heeft of,bij gebreke daarvan,waar de verzoeker zich bevindt. Wanneer evenwel de procedure in het Duits wordt gevoerd,is alleen de familierechtbank van Eupen bevoegd.]1

(l)<Ingevoegd bij W 2017-07-06/24,art. 78,260; Inwerkingtreding: 03-08-2017>

Art. 633. [1 § 1. De vorderingen inzake bewarende beslagen en middelen tot tenuitvoerlegging worden uitsluitend gebracht voor de rechter van de plaats van het beslag,tenzij de wet anders bepaalt.

Inzake beslag onder derden [1 en inzake de verzoeken en rechtsmiddelen bedoeld in artikel 1395/2,]1 is de rechter van de woonplaats van de beslagen schuldenaar bevoegd. Indien de woonplaats van de beslagen schuldenaar zich in het buitenland bevindt of onbekend is,is de rechter van de plaats van de tenuitvoerlegging van het beslag bevoegd.

§ 2. Voor de vorderingen betreffende bewarende beslagen en middelen tot tenuitvoerlegging ingesteld krachtens de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België,zijn de beslagrechters van de arrondissementen van [6 West­ Vlaanderen]6 en Antwerpen tevens bevoegd.

Indien de vordering betrekking heeft op een beslag gelegd in de territoriale zee,bedoeld in artikel 1 van de wet van 6 oktober 1987 tot bepaling van de breedte van de territoriale zee van België,of in de exclusieve economische zone,bedoeld in artikel 2 van de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee,zijn de beslagrechters van de arrondissementen Antwerpen [6 en West-Vlaanderen]6 eveneens bevoegd.

De beslagrechter van het arrondissement Antwerpen is eveneens bevoegd voor de vorderingen die betrekking hebben op een beslag op zeeschip gelegd op het grondgebied van de Antwerpse haven gelegen binnen het arrondissement [6 Oost-Vlaanderen]6.]1 f- § 3. Onder voorbehoud van artikel 46 van titel XVII van boek III van het Burgerlijk Wetboek, is de

beslagrechter van de woonplaats van de pandgever bevoegd voor de vorderingen betreffende roerende zakelijke zekerheden en betreffende het pandregister.

Indien de woonplaats van de pandgever zich in het buitenland bevindt of onbekend is, is de beslagrechter van de woonplaats van de pandhouder bevoegd.iJ.

(l)<W 2009-12-30/13,art. 20,172; Inwerkingtreding: 25-01-2010> (2)<W 2013-12-01/01,art. 103,218; Inwerkingtreding: 01-04-2014> (3)<W 2013-06-24/40,art. 2,238; Inwerkingtreding: onbepaald en uitlerlijk op 01-12-2014> (4)<W 2018-06-18/03,art. 184,282; Inwerkingtreding: 02-07-2018>

Art. 633bis.<Ingevoegd bij W 2002-08-02/65,art. 9; Inwerkingtreding: onbepaald> (NOTA:

inwerkingtreding van artikel 633BIS vastgesteld op 01-06-2003 door KB 2003-04-04/53, art. 1, inzake de verbaalmiddelen tegen de beslissingen van de Minister, de (CBFA), de CDV en de marktondernemingen, alsook inzake de tussenkomst van de (CBFA) en van de CDV voor de strafgerecbten) <KB 2003-03- 25/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding: 01-01-2004> Enkel bet [1 Marktenbot]l is bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen in de gevallen zoals bedoeld in de artikelen 605bis en 605ter.

(l)<W 2016-12-25/14, art. 77,a257; Inwerkingtreding: 09-01-2017>

Art. 633ter.[1 De [1 ondernemingsrecbtbank]1 te Brussel en, in graad van beroep, bet bof van beroep te Brussel, zijn ais enige bevoegd voor de recbtsvorderingen tot collectief berstel bedoeld in Titel 2, van Boek XVII van bet Wetboek van economiscb recbt.]1

(l)<W 2018-03-30/35, art. 14,a278; Inwerkingtreding: 01-06-2018> (2)<W 2018-04-15/14, art. 252,a291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Art. 633guater. <Ingevoegd bij W 2005-07-27/32, art. 9; Inwerkingtreding: 01-01-2006> Enkel bet bof van beroep van Brussel is bevoegd om kennis te nemen van de beroepen bedoeld in artikel 605quater.

Art. 633guinguies.<W 2007-05-10/33, art. 21, 147; Inwerkingtreding: 01-11-2007> § t. [1 Enkel de [-4ondernemingsrecbtbank].4 van Brussel is bevoegd om kennis te nemen van de in artikel 574, 11°, 14°, 15°, en 19° bedoelde vorderingen inzake de intellectuele eigendomsrecbten.]1

[1 Enkel de [-4 ondernemingsrecbtbanken]-4 die gevestigd zijn in de zetel van een bof van beroep zijn bevoegd om kennis te nemen van vorderingen betreffende de intellectuele eigendomsrecbten bedoeld in artikel 574, 3°, 16°, 17° en 18°.]1 Enkel de recbtbanken van eerste aanleg of de [-4 ondernemingsrecbtbanken]-4 die gevestigd zijn in de

zetel van een bof van beroep zijn bevoegd om kennis te nemen van vorderingen betreffende de intellectuele eigendomsrecbten en de recbtsbescberming van tecbniscbe maatregelen en van de informatie betreffende bet bebeer van recbten bedoeld in artikel 575.

§ 2. [1 Enkel de voorzitter van de [-4 ondernemingsrecbtbank].4 van Brussel is bevoegd om kennis te nemen van vorderingen inzake de intellectuele eigendomsrecbten bedoeld in artikel 574, 11°, 14° en 15°, ingesteld op grond van artikel 584.]1

[1 Enkel de voorzitters van de [-4 ondernemingsrecbtbanken]-4 die gevestigd zijn in de zetel van een bof van beroep zijn bevoegd om kennis te nemen van vorderingen inzake de intellectuele eigendomsrecbten, bedoeld in artikel 574, 3°, 16°, 17° en 18°, ingesteld op grond van artikel 584.]1 Enkel de voorzitters van de recbtbanken van eerste aanleg of van de [-4 ondernemingsrecbtbanken]-4 die

gevestigd zijn in de zetel van een bof van beroep zijn bevoegd om kennis te nemen van vorderingen betreffende de intellectuele eigendomsrecbten en de recbtsbescberming van tecbniscbe maatregelen en van de informatie betreffende bet bebeer van recbten bedoeld in artikel 575, ingesteld op grond van artikel 584.

§ 3. [1 Enkel de voorzitter van de [-4 ondernemingsrecbtbank].4 van Brussel is bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen betreffende beslag inzake namaak ingesteld kracbtens de artikelen 1369bis/1 tot 1369bis/10 betreffende de intellectuele eigendomsrecbten bedoeld in artikel 574, 11°, 14° en 15°.]1

[1 Enkel de voorzitters van de [-4 ondernemingsrecbtbanken]-4 gevestigd in de zetel van een bof van beroep in wiens recbtsgebied de verricbtingen, of sommige ervan, zullen moeten plaatsvinden, zijn bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen betreffende beslag inzake namaak ingesteld kracbtens de artikelen 1369bis/1 tot 1369bis/10 betreffende de intellectuele eigendomsrecbten bedoeld in artikel 574, 3°, 16°, 17° en 18°.]1 Enkel de voorzitters van de recbtbanken van eerste aanleg [1 of van de

[-4ondernemingsrecbtbanken]-4]1 gevestigd in de zetel van een bof van beroep waarbinnen de verricbtingen, of sommige ervan, zullen moeten plaatsvinden, zijn bevoegd om kennis te nemen van de

vorderingen betreffende beslag inzake namaak ingesteld kracbtens de artikelen 1369bis /1 tot 1369bis /10 betreffende de intellectuele eigendomsrecbten bedoeld in artikel 575, § 1.

§ 4. [1 Enkel de voorzitter van de [-4 ondernemingsrecbtbank].4 van Brussel is bevoegd om kennis te nemen van een vordering gegrond op artikel XVII.14, §§ 1 en 2 van bet Wetboek van economiscb recbt, die een inbreuk op een intellectueel eigendomsrecbt, bedoeld in artikel 574, 11°, 14° en 15° beoogt te staken.]1

[1 Enkel de voorzitters van de [-4 ondernemingsrecbtbanken].4 gevestigd in de zetel van een bof van beroep zijn bevoegd om kennis te nemen van een vordering gegrond op artikel XVII.14, §§ 1 en 2 van bet Wetboek van economiscb recbt, die een inbreuk op een intellectueel eigendomsrecbt, bedoeld in artikel 574, 3°, 16°, 17° en 18° beoogt te staken.]1 Enkel de voorzitters van de recbtbanken van eerste aanleg of van de [-4 ondernemingsrecbtbanken].4 die

gevestigd zijn in de zetel van een bof van beroep zijn bevoegd om kennis te nemen van een vordering gegrond op [l artikel 77quinquies of]al artikel 87 van de wet van 30 juni 1994 betreffende bet auteursrecbt en de naburige recbten en op artikel 12sexies van de wet van 31 augustus 1998 tot omzetting in Belgiscb recbt van de Europese ricbtlijn van 11 maart 1996 betreffende de recbtsbescberming van databanken, die een inbreuk op een in deze wetten bedoeld intellectueel eigendomsrecbt beoogt te staken.

§ 5. Enkel de voorzitters van de recbtbanken van eerste aanleg of de [-4 ondernemingsrecbtbanken]-4 die gevestigd zijn in de zetel van een bof van beroep zijn bevoegd om kennis te nemen van een vordering gegrond op artikel 87bis van de wet van 30 juni 1994 betreffende bet auteursrecbt en de naburige recbten en op artikel 12quater van de wet van 31 augustus 1998 boudende omzetting in Belgiscb recbt van de Europese ricbtlijn van 11 maart 1996 betreffende de recbtsbescberming van databanken.

§ 6. Enkel de recbtbanken van eerste aanleg of de [-4 ondernemingsrecbtbanken].4 die gevestigd zijn in de zetel van een bof van beroep zijn bevoegd om kennis te nemen van bet boger beroep tegen een beslissing door de vrederecbter gewezen met betrekking tot een gescbil inzake de intellectuele eigendomsrecbten en de recbtsbescberming van tecbniscbe maatregelen en van de informatie betreffende bet bebeer van recbten bedoeld in artikel 575, §§ 1 en 2.

[1 § 7. [1 ...]1]1

(l)<W 2009-12-11/03, art. 3, 186; Inwerkingtreding: 01-04-2010> (2)<W 2014-04-10/77, art. 8,a239; Inwerkingtreding: 01-01-2015 (voir AR 2014-04-19/61, art. 1)> (3)<W 2016-06-29/01, art. 66, 255; Inwerkingtreding: 16-07-2016> (4)<W 2018-04-15/14, art. 252,a291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Art. 633guinguies/t.[l § 1. Enkel de [1 ondernemingsrecbtbanken]l die gevestigd zijn in de zetel van een bof van beroep zijn bevoegd om kennis te nemen van de in artikel 574, 22°, bedoelde vorderingen inzake bet onrecbtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgebeim.

§ 2. Enkel de voorzitters van de [1 ondernemingsrecbtbanken]l die gevestigd zijn in de zetel van een bof van beroep zijn bevoegd om kennis te nemen van vorderingen inzake bet onrecbtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgebeim bedoeld in artikel 574, 22°, ingesteld op grond van artikel 584.

§ 3. Enkel de voorzitters van de [1 ondernemingsrecbtbanken]l die gevestigd zijn in de zetel van een bof van beroep zijn bevoegd om kennis te nemen van een vordering ais bedoeld in artikel 589, 20°, die bet onrecbtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgebeim beoogt te staken of te verbieden.]l

(l)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/18, art. 34,a284; Inwerkingtreding: 24-08-2018> (2)<W 2018-04-15/14, art. 252,a291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Art. 633sexies.<lngevoegd bij W 2007-05-10/52, art. 3; Inwerkingtreding: 01-07-2007> § 1. Enkel de [lfamilierecbtbank]l die zitting boudt ter zetel van bet bof van beroep in wiens recbtsgebied bet kind,

naar gelang van bet geval, aanwezig is of zijn gewone verblijfplaats beeft op bet tijdstip van de neerlegging of van de toezending van bet verzoekscbrift, is bevoegd om kennis te nemen van de in artikel 1322bis bedoelde verzoeken. Wanneer de procedure in bet Duits wordt gevoerd, is evenwel alleen de [1 familierecbtbank]l te Eupen

bevoegd. § 2. Ais bet kind niet in België aanwezig is, wordt bet verzoekscbrift neergelegd bij of toegezonden aan

de griffie van de recbtbank van eerste aanleg die zitting boudt ter zetel van bet bof van beroep in wiens recbtsgebied de verweerder zijn woonplaats of gewone verblijfplaats beeft. Wanneer de procedure in bet Duits wordt gevoerd, is evenwel alleen de [1 familierecbtbank]l te Eupen

bevoegd.

(l)<W 2013-07-30/23, art. 145,a233; Inwerkingtreding: 01-09-2014, voir W 2014-05-08/02, art. 64,a002; Inwerkingtreding: 01-09-2014>

Art. 633segties.<lngevoegd bij W 2007-05-10/52, art. 4; Inwerkingtreding: 01-07-2007> [6Onverminderd artikel 1322decies, § 4, tweede tot zesde lid, is enkel de familierecbtbank die zitting boudt ter zetel van bet bof van beroep in wiens recbtsgebied bet kind voor zijn ongeoorloofde overbrenging of ongeoorloofde niet-terugkeer zijn gewone verblijfplaats bad, bevoegd om kennis te nemen van de in artikel 1322decies bedoelde verzoeken.]6 Wanneer de procedure in bet Duits wordt gevoerd, is evenwel alleen de [1 familierecbtbank]l van eerste

aanleg te Eupen bevoegd.

(l)<W 2013-07-30/23, art. 146,a233; Inwerkingtreding: 01-09-2014, zie W 2014-05-08/02, art. 65,a002; Inwerkingtreding: 01-09-2014>

(2)<W 2017-07-06/24, art. 102, 260; Inwerkingtreding: 03-08-2017>

Art. 633octies. [1 De recbtbank van eerste aanleg te Brussel is ais enige bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen bedoeld in artikel 26ter van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, in artikel 57ter van de wet van 22 maart 1993 op bet statuut van en bet toezicbt op de kredietinstellingen en in artikel 23/2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende bet toezicbt op de financiële sector en de financiële diensten.]1

(l)<Ingevoegd bij W 2010-06-02/11, art. 7, 179; Inwerkingtreding: 24-06-2010>

Art. 633novies.[1 Onverminderd de bevoegdbeid van de recbtbanken bedoeld in artikel 624 is de recbtbank van eerste aanleg van de woonplaats van de eiser eveneens bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen bedoeld in artikel 569, eerste lid, 41°.]1

(l)<Ingevoegd bij W 2010-06-02/40, art. 3, 182; Inwerkingtreding: 01-09-2012 (zie KB 2012-08-25/01, art. 1)

Art. 633decies. [1 De recbtbank van eerste aanleg van Antwerpen, afdeling Antwerpen, is ais enige bevoegd om kennis te nemen van de beroepen bedoeld in artikel 39 van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scbeepvaart ingesteld door de in artikel 2 van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scbeepvaart bedoelde bemanningsleden van de zeescbepen bedoeld in artikel 1, 1° en 3°, van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scbeepvaart.

De recbtbank van eerste aanleg van West-Vlaanderen, afdeling Brugge, is ais enige bevoegd om kennis te nemen van de beroepen bedoeld in artikel 39 van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scbeepvaart ingesteld door de in artikel 2 van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scbeepvaart bedoelde bemanningsleden van de zeescbepen bedoeld in artikel 1, 2°, van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de

scbeepvaart.]1

(l)<Ingevoegd bij W 2014-04-24/95, art. 34, 232; Inwerkingtreding: 07-08-2014>

Art. 634. De regels betreffende de tegenvorderingen, de vorderingen tot tussenkomst, de aanbangigbeid en de samenbang, zoals zij bepaald zijn in de artikelen 563,a564,a565 en 566, zijn van toepassing op de territoriale bevoegdbeid.

Art. 635.<bersteld bij W 2006-05-17/36, art. 42, 138; Inwerkingtreding: 01-02-2007> [1 § 1.]1 De strafuitvoeringsrecbtbanken zijn bevoegd voor [1 de tot één of meerdere vrijbeidsstraffen veroordeelden]l die gedetineerd zijn in de strafinricbtingen in bet recbtsgebied van bet bof van beroep waarin zij zijn gevestigd, beboudens de door de Koning bepaalde uitzonderingen. Zij blijven bevoegd voor elke beslissing tot op bet moment van de definitieve invrijbeidstelling.

Indien evenwel de strafuitvoeringsrecbter of de strafuitvoeringsrecbtbank bet, in uitzonderlijke gevallen, voor een bepaalde veroordeelde aangewezen acbt om de bevoegdbeid over te dragen aan een andere strafuitvoeringsrecbter of een strafuitvoeringsrecbtbank, neemt bij een met redenen omklede beslissing nadat die andere strafuitvoeringsrecbter of strafuitvoeringsrecbtbank binnen vijftien dagen een eensluidend advies beeft uitgebracbt.

Ingeval de strafuitvoeringsmodaliteit is berroepen, is de bevoegde strafuitvoeringsrecbter of strafuitvoeringsrecbtbank deze van de plaats van opsluiting.

De strafuitvoeringsrecbter of de strafuitvoeringsrecbtbank van de woonplaats, of bij gebreke daarvan, van de verblijfplaats van de veroordeelde die niet is gedetineerd, is bevoegd om kennis te nemen van bet verzoek van een veroordeelde die niet gedetineerd is.

[1 § 2. Beboudens de door de Koning bepaalde uitzonderingen ressorteren de geïnterneerde personen onder de bevoegdbeid van de kamer voor de bescberming van de maatscbappij van de strafuitvoeringsrecbtbank die gevestigd is in bet recbtsgebied van bet bof van beroep waar bet onderzoeks- of vonnisgerecbt dat de internering beeft bevolen zicb bevindt.

Indien interneringen werden bevolen in verscbillende recbtsgebieden, is de kamer voor de bescberming van de maatscbappij van de strafuitvoeringsrecbtbank bevoegd uit bet recbtsgebied waar de oudste actieve internering werd uitgesproken, in zoverre de geïnterneerde persoon nog niet definitief is vrijgesteld.

Indien evenwel de kamer voor de bescberming van de maatscbappij van de strafuitvoeringsrecbtbank bet, in uitzonderlijke gevallen, voor een bepaalde geïnterneerde persoon aangewezen acbt om de bevoegdbeid over te dragen aan een andere kamer voor de bescberming van de maatscbappij van de strafuitvoeringsrecbtbank, neemt zij een met redenen omklede beslissing nadat die andere kamer voor de bescberming van de maatscbappij van de strafuitvoeringsrecbtbank binnen vijftien dagen een eensluidend advies beeft uitgebracbt.

§ 3. De kamer voor de bescberming van de maatscbappij van de strafuitvoeringsrecbtbank, die overeenkomstig § 1 bevoegd is voor de tot één of meerdere vrijbeidsstraffen veroordeelde, is bevoegd voor de procedure bedoeld in titel Vbis van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.]1

(l)<W 2016-05-04/03, art. 124,a254; Inwerkingtreding: 01-10-2016 (zie ook art. 261, zevende en acbtste lid>

Art. 635bis.[1 De strafuitvoeringsrecbter die zitting boudt ter zetel van bet bof van beroep in bet recbtsgebied waarin de zetel van bet strafgerecbt is gevestigd dat de in kracbt van gewijsde gegane veroordeling beeft uitgesproken is bevoegd om kennis te nemen van de verzoeken ais bedoeld in artikel 464/20 van bet Wetboek van Strafvordering, alsook om uitspraak te doen in de gescbillen bedoeld in de artikelen 464/36, 464/38 en 464/40 van bet Wetboek van Strafvordering en in [Z. artikel 22 van de wet van 4 februari 2018 boudende de opdracbten en de samenstelling van bet Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring]Z..

Wanneer evenwel de veroordeling in bet Duits is uitgesproken is uitsluitend de strafuitvoeringsrecbter

te Luik bevoegd.]1

(l)<Ingevoegd bij W 2014-02-11/13, art. 9, 219; Inwerkingtreding: 18-04-2014> (2)<W 2018-02-04/04, art. 55,a280; Inwerkingtreding: 01-07-2018>

Art. 636.[1 Indien een recbtbank verdeeld is in afdelingen en de wet de territoriale bevoegdbeid toewijst aan een recbtbank die gevestigd is in de zetel van een bof van beroep, dan is de afdeling die gevestigd is in de zetel van een bof van beroep territoriaal bevoegd, voor zover deze afdeling ook over de nodige volstrekte bevoegdbeid bescbikt. Indien dit laatste niet bet geval is, is de bevoegde afdeling deze met de nodige volstrekte bevoegdbeid die bet dicbtst gevestigd is bij de zetel van bet bof van beroep.]1

(l)<bersteld door W 2013-12-01/01, art. 104, 218; Inwerkingtreding: 01-04-2014>

Art. 637. De recbtsvordering wegens aanvaring tussen zeescbepen of tussen zeescbepen en binnenscbepen kan alleen worden ingesteld: a) betzij voor de recbtbank van de gewone verblijfplaats van de verweerder of van een der zetels van

zijn bedrijf; b) betzij voor de recbtbank van de plaats waar beslag is gelegd op bet scbip van de verweerder of op

een ander scbip dat aan dezelfde verweerder toebeboort, ingeval dit beslag geoorloofd is, of van de plaats waar dit beslag bad kunnen gescbieden en de verweerder een borg of een andere waarborg beeft gesteld; c) betzij voor de recbtbank van de plaats van de aanvaring, wanneer deze beeft plaatsgebad in bavens

en reden of in de binnenwateren.

Art. 638. (Opgebeven) <W 2004-07-16/31, art. 139, 8°, 125; Inwerkingtreding: 01-10-2004>

Art. 638bis.[1 Voor bet gerecbtelijk arrondissement Brussel, worden de in deze titel vernoemde begrippen " voorzitter van de recbtbank van eerste aanleg te Brussel ", " voorzitter van de [londernemingsrecbtbank]l te Brussel " of " voorzitter van de arbeidsrecbtbank te Brussel ", gelezen aisa" voorzitter van de Nederlandstalige of Franstalige recbtbank van eerste aanleg te Brussela",a" voorzitter van de Nederlandstalige of Franstalige [1 ondernemingsrecbtbank]l te Brussel ",a" voorzitter van de Nederlandstalige of Franstalige arbeidsrecbtbank te Brussel.]!

(l)<Ingevoegd bij W 2012-07-19/36, art. 41, 199; Inwerkingtreding: 31-03-2014, zie art. 61, Ll en L2> (2)<W 2018-04-15/14, art. 252,a291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

TITEL IV. _ Regeling van gescbillen van bevoegdbeid.

EERSTE HOOFDSTUK. _ Algemene bepalingen.

Art. 639.Wanneer de bevoegdbeid van de recbter voor wie de zaak aanbangig is, betwist wordt, kan de eiser, voor de sluiting van de debatten, vorderen dat de zaak naar de arrondissementsrecbtbank wordt verwezen voor beslissing over bet middel. De zaak wordt voor deze recbtbank gebracbt zonder andere formaliteiten dan de vermelding van de

verwijzing op (bet [1 zittingsblad]l) en de overzending van bet dossier van de recbtspleging [1 met, in voorkomend geval, bet in artikel 725bis bedoelde familiedossier waarin bet dossier van de recbtspleging is opgenomen,]1 aan de voorzitter van de recbtbank door toedoen van de griffier. <W 2006-07-10/39, art. 24, 140; Inwerkingtreding: onbepaald en uiterlijk op: 01-01-2013> Heeft de eiser, op de exceptie van onbevoegdbeid door de verweerder voorgedragen, geen verwijzing

gevorderd overeenkomstig bet eerste lid, dan doet de recbter voor wie de zaak aanbangig is, uitspraak over de bevoegdbeid. Deze bepaling is ook toepasselijk wanneer bet boger beroep tegen een beslissing van de vrederecbter

gebracbt wordt voor de recbtbank van eerste aanleg of de [l ondernemingsrecbtbank]l die zitting houdt in boger beroep, en de bevoegdbeid van de recbtbank wordt betwist. De verwijzing naar de arrondissementsrecbtbank wordt gelast op verzoek van de aanlegger in beroep. De arrondissementsrecbtbank is niet bevoegd inzake de recbtsmacbt van de boven en de recbtbanken.

(l)<W 2014-04-25/23, art. 30,a224; Inwerkingtreding: 24-05-2014> (2)<W 2013-07-30/23, art. 147,a233; Inwerkingtreding: 01-09-2014> (3)<W 2018-04-15/14, art. 252,a291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Art. 640. Wanneer een recbter ambtsbalve een middel dient aan te voeren dat uit zijn onbevoegdbeid voortkomt , gelast bij de verwijzing van de zaak naar de arrondissementsrecbtbank opdat over bet middel beslist wordt.

Art. 641. Dadelijk na ontvangst van bet dossier bepaalt de voorzitter van de arrondissementsrecbtbank dag en uur van de zitting waarop de partijena, binnen de gewone termijn van dagvaarding in kort geding , voor de recbtbank moeten verscbijnen om over bet middel te boren beslissen. De griffier roept de partijen op per gerecbtsbrief. Hij geeft tegelijkertijd kennis ervan aan bun

advocaten bij gewone brief. De recbtbank doet onverwijld uitspraak , bet advies van bet openbaar ministerie geboord.

Art. 642. Tegen de beslissingen van de arrondissementsrecbtbank inzake bevoegdbeid , zelfs bij verstek gegeven , staat alleen voorziening open voor de procureur-generaal bij bet bof van beroep. Die voorziening wordt ingesteld bij een verzoekscbrift dat binnen vijftien dagen na de uitspraak van

bet vonnis ter griffie van bet Hof van Cassatie wordt ingediend , en de griffier van bet bof zendt bij gerecbtsbrief een afscbrift ervan aan de recbter voor wie de zaak aanbangig is , en aan de partijen. De voorziening scborst de recbtspleging voor de recbter voor wie de zaak aanbangig is. De partijen bescbikken over een termijn van acbt dagen, te rekenen vanaf de kennisgeving van bet

afscbrift van de voorziening, om aan bet Hof van Cassatie bun opmerkingen te zenden in de vorm van een memorie, zonder dat er een advocaat bij bet Hof van Cassatie dient aangesteld te worden, nocb debatten ter zitting dienen gebouden te worden.

De griffier zendt een afscbrift van bet arrest aan de voorzitter van de arrondissementsrecbtbank, aan de recbter voor wie de zaak aanbangig is en aan de partijen.

Art. 643. <W 24-06-1970, art. 8> In de gevallen waarin een exceptie van onbevoegdbeid aanbangig kan worden gemaakt voor de recbter in boger beroep, beslist deze over bet middel en verwijst de zaak, indien daartoe grond bestaat, naar de bevoegde recbter (in boger beroep). <W 1992-08-03/31, art. 10, 034; Inwerkingtreding: 1993-01-01>

Art. 644. Verwijzing wegens aanbangigbeid of samenbang belet niet dat, indien daartoe grond bestaat, de recbter naar wie de zaak is verwezen, de artikelen 639 en 640 toepast.

HOOFDSTUK II.a_ Regeling van recbtsgebied.

Art. 645. Regeling van recbtsgebied in burgerlijke zaken heeft plaats, wanneer er strijdigbeid is tussen in kracbt van gewijsde gegane beslissingen van twee of meer recbters over dezelfde vordering of over samenbangende vorderingen.

Art. 646. De vordering tot regeling van recbtsgebied wordt bij bet Hof van Cassatie ingediend bij verzoekscbrift. Het Hof van Cassatie beslist of er grond bestaat tot regeling van recbtsgebied en macbtigt de eiser in

voorkomend geval om te dien einde te dagvaarden; bet kan de opscborting van de uitwerking van elke begonnen recbtspleging bevelen. Het arrest wordt door de eiser aan de partijen of aan bun lastbebbers betekend binnen een maand te

rekenen van de dag van bet arrest. Het exploot van betekening bevat dagvaarding om voor bet bof te

verscbijnen, volgens de gewone regels voor de dagvaardingen. Heeft de eiser niet binnen gezegde termijn van één maand gedagvaard, dan is bij vervallen van de

regeling van recbtsgebied zonder dat dit dient gelast te worden en de scborsing verliest van recbtswege baar uitwerking.

Art. 647. Het Hof van Cassatie vernietigt de recbtsplegingen gevoerd voor de recbters aan wie bet de zaak onttrekt en, indien daartoe grond bestaat, verwijst bet de partijen naar de recbter tot wie de partijen zicb niet badden gewend. De eiser die in bet ongelijk wordt gesteld, kan tot scbadevergoeding worden veroordeeld.

HOOFDSTUK III. _ Onttrekking van de zaak aan de recbter.

Art. 648. Vordering tot onttrekking van de zaak aan de recbter kan worden ingesteld: 1° op grond van bloed- of aanverwantscbap; 2° wegens wettige verdenking; 3° uit oorzaak van openbare veiligbeid; 4° wanneer de recbter (gedurende meer dan zes maanden) verzuimt de zaak te berecbten die bij in

beraad beeft genomen. <W 2005-12-06/55, art. 2, 137; Inwerkingtreding: 23-01-2006>

Art. 649.Onttrekking aan de recbter wegens bloed- en aanverwantscbap kan gelast worden, op verzoek van een partij: 1° wanneer een partij twee bloed- of aanverwanten tot de derde graad beeft (onder de recbters in de

recbtbank van eerste aanleg of de recbters in de arbeidsrecbtbank of de recbters in sociale zaken of de recbters in de [1 ondernemingsrecbtbank]1 of de recbters in bandelszaken of onder de raadsberen in bet bof van beroep of de raadsberen in bet arbeidsbof of de raadsberen in sociale zaken,) ofwel wanneer zij een bloedverwant in die graad beeft onder de biervorengenoemde recbters of raadsberen in de recbtbank of in bet bof en zelf daarvan deel uitmaakt; <W 1998-03-12/38, art. 2, 057, Inwerkingtreding

:1998-04-12> 2° wanneer (een partij) een bloed- of aanverwant in dezelfde graad beeft onder de werkende of

plaatsvervangende vrederecbters of politierecbters van bet kanton of wanneer zij zelf werkend of plaatsvervangend vrederecbter of (recbter in de politierecbtbank) van bet kanton is. <W 1998-03-12/38, art. 2, 057, Inwerkingtreding: 1998-04-12> <W 2001-03-13/36, art. 15, 090; Inwerkingtreding: 30-03- 2001>

(l)<W 2018-04-15/14, art. 252,a291; Inwerkingtreding: 01-11-2018>

Art. 650. Iedere partij kan op grond van wettige verdenking vorderen dat de zaak aan de recbter wordt onttrokken.

Art. 651. Aileen de procureur-generaal bij bet Hof van Cassatie kan op grond van openbare veiligbeid vorderen dat de zaak aan de recbter wordt onttrokken.

Art. 652. <W 2005-12-06/55, art. 3, 137; Inwerkingtreding: 23-01-2006> Wanneer de recbter gedurende meer dan zes maanden verzuimt de zaak te berecbten die bij in beraad beeft genomen, kunnen de procureur-generaal bij bet bof van beroep alsook iedere partij vorderen dat de zaak aan de recbter wordt onttrokken.

Art. 653. De vordering tot onttrekking van de zaak aan de recbter wordt ingesteld bij een met redenen omkleed (en door een advocaat) en ondertekend verzoekscbrift dat ter griffie van bet Hof van Cassatie wordt ingediend. <W 1998-03-12/38, art. 3,a057, Inwerkingtreding: 1998-04-12>

Art. 654. De vordering tot onttrekking van de zaak aan de recbter beeft scborsende kracbt. De griffier van bet bof bericbt binnen vierentwintig uren aan de griffier van de recbter tegenover wie

onttrekking wordt gevorderd, dat bet verzoekscbrift is ingediend. Het dossier van de recbtspleging

wordt ten spoedigste toegezonden aan de griffie van bet Hof van Cassatie.

Art. 655. <Hersteld bij W 2005-12-06/55, art. 4, 137; Inwerkingtreding: 23-01-2006> In bet in artikel 648, 4°, bedoelde geval wordt binnen acbt dagen na de indiening van bet verzoekscbrift, biervan door de griffier kennis gegeven aan de recbter tegenover wie onttrekking wordt gevorderd, aan diens korpscbef alsook aan de niet verzoekende partijen. Die partijen en de recbter dienen, binnen acbt dagen na de kennisgeving, bij de griffie van bet bof bun

opmerkingen in in de vorm van een memorie alsook aile stukken die zij nuttig acbten. Het bof doet onmiddellijk einduitspraak na inzage van bet verzoekscbrift, van de opmerkingen en van de bewijsstukken. De griffier van bet bof zendt bij gerecbtsbrief aan de recbter tegenover wie onttrekking wordt

gevorderd, aan zijn korpscbef, aan de nieuwe geadieerde recbter, aan zijn korpscbef en aan de partijen, of, in voorkomend geval, aan bun advocaten, een niet ondertekend afscbrift van de einduitspraak over de vordering tot onttrekking.

Art. 656. <L 1998-03-12/38, art. 4, 057, Inwerkingtreding: 1998-04-12> (In de in artikel 648, 1 tot 3, bedoelde gevallen, is de volgende procedure van toepassing:) <W 2005-12-06/55, art. 5, 137;Inwerkingtreding: 23-01-2006> Na inzage van bet verzoekscbrift en van de bewijsstukken doet bet Hof van Cassatie onmiddellijk

einduitspraak indien bet verzoek kennelijk onontvankelijk is. (lid 3 opgebeven) <W 2007-04-26/71, art. 4, 150; Inwerkingtreding: 22-06-2007> (lid 4 opgebeven) <W 2007-04-26/71, art. 4, 150; Inwerkingtreding: 22-06-2007> Wanneer bet verzoek niet kennelijk onontvankelijk is, beveelt bet Hof ten spoedigste en uiterlijk binnen

acbt dagen: 1° (a) dat van bet arrest, bet verzoekscbrift en de bijgevoegde stukken mededeling wordt gedaan aan de

vrederecbter of de recbter in de politierecbtbank tegen wie onttrekking wordt gevorderd, teneinde binnen de door bet Hof bepaalde termijn een verklaring op de uitgifte van bet arrest te stellen; b) dat van bet arrest, bet verzoekscbrift en de bijgevoegde stukken mededeling wordt gedaan aan de

eerste voorzitter of de voorzitter, naargelang van bet gerecbt waartegen onttrekking wordt gevorderd, teneinde binnen de door bet Hof bepaalde termijn, een verklaring op de uitgifte van bet arrest te stellen in overleg met de leden van bet gerecbt die met naam worden vermeld en deze verklaring mede ondertekenen;) <W 2001-06-10/75, art. 2,a095; Inwerkingtreding: 02-10-2001> 2° dat van bet arrest, bet verzoekscbrift en de bijgevoegde stukken mededeling wordt gedaan aan de

niet-verzoekende partijen en dat bun de termijn wordt meegedeeld voor de neerlegging van bun conclusies ter griffie en de dag van verscbijning voor bet Hof; deze dag van verscbijning vindt plaats uiterlijk binnen twee maanden na bet indienen van bet verzoekscbrift; 3° dat van bet arrest, bet verzoekscbrift en de bijgevoegde stukken mededeling wordt gedaan aan bet

openbaar ministerie bij bet gerecbt waartegen onttrekking wordt gevorderd en dat de termijn wordt meegedeeld voor de neerlegging van zijn advies, indien bet Hof dit nodig acbt; 4° dat een van de raadsberen die in bet arrest wordt aangewezen, op een bepaalde dag verslag

uitbrengt. In afwijking van artikel 478 worden de conclusies ondertekend door een advocaat. De conclusies en, in

voorkomend geval, bet advies van bet openbaar ministerie, worden ten laatste op de dag van de neerlegging ter griffie meegedeeld aan de partijen. De griffier van bet Hof zendt bij gerecbtsbrief aan de recbter bedoeld (in bet vijfde lid,1°), aan elke

partij of, in voorkomend geval, aan bun advocaten, een niet-ondertekend afscbrift van de einduitspraak over de vordering tot onttrekking. <W 2005-12-06/55, art. 5, 137; Inwerkingtreding: 23-01-2006>

Art. 657. (Opgebeven) <L 1998-03-12/38, art. 5,a057, Inwerkingtreding: 1998-04-12>.

Art. 658.Het arrest tot onttrekking van de zaak beveelt de verwijzing naar de recbter die bet aanwijst. De verwijzing gescbiedt: van een recbtbank naar een andere [1 ...]1; van een bof van beroep naar een ander bof van beroep en van een arbeidsbof naar een ander

arbeidshof. ls de onttrekking gelast krachtens artikel 652, dan kan het bof de zaak ook verwijzen naar dezelfde

rechtbank die anders is samengesteld. (Het Hof kan bovendien de handelingen vernietigen die voor de uitspraak van de beslissing zijn

verricht (door rechters aan wie de zaak onttrokken is).) <W 1998-03-12/38, art. 6,a057, Inwerkingtreding : 1998-04-12> <W 2001-06-10/75, art. 3,a095; Inwerkingtreding: 02-10-2001>

(In het in artikel 648, 4°, bedoelde geval ziet de korpschef van de magistraat naar wie de zaak wordt verwezen, erop toe dat er binnen de maand van kennisgeving van het arrest van onttrekking een rechtsdag wordt bepaald, zo nodig op een zitting die hieraan speciaal is gewijd.) <W 2005-12-06/55, art. 6, 137; Inwerkingtreding: 23-01-2006>

(l)<W 2013-05-23/20, art. 2,a207; Inwerkingtreding: 01-08-2013>

Art. 659. Het arrest dat een vordering tot onttrekking van de zaak heeft afgewezen, levert geen beletsel op voor het instellen van een nieuwe vordering wegens feiten die zich sedert de uitspraak hebben voorgedaan.

HOOFDSTUK IV. _ Bepalingen aan de vorige hoofdstukken gemeen.

Art. 660. Behalve wanneer het voorwerp van de vordering niet tot de bevoegdheid van de rechterlijke macht behoort, verwijst iedere beslissing betreffende de bevoegdheid de zaak zo nodig naar de bevoegde rechter die zij aanwijst. De beslissing bindt de rechter naar wie de vordering wordt verwezen, met dien verstande dat zijn recht

om over de rechtsgrond van de zaak te oordelen onverkort blijft.

Art. 661. Binnen acht dagen na de uitspraak van de beslissing zendt de griffier het dossier van de rechtspleging aan de griffier van de rechter naar wie de zaak is verwezen. Van de beslissing tot verwijzing of tot onttrekking van de zaak voegt hij er zoveel exemplaren bij ais er

partijen in het geding zijn.

Art. 662. De zaak wordt ambtshalve en zonder kosten op de roi gebracht van de rechter naar wie zij verwezen is. De partijen worden op verzoek van een van ben door de griffier bij gerechtsbrief opgeroepen om te

verschijnen op de plaats, de dag en het uur van de zitting waarop de zaak zal voorkomen. Bij deze oproeping wordt een afschrift van de beslissing van verwijzing gevoegd. De griffier meldt zulks op dezelfde wijze aan de advocaten van de partijen bij gewone brief.

Het geding wordt voortgezet in de staat waarin het zich laatstelijk bevond.

Art. 663. Ingeval de zaak wegens onbevoegdheid verwezen wordt door de feitenrechter, wordt het geding voor de rechter naar wie de zaak verwezen is, door verzet en hoger beroep geschorst.